De ongehoorzaamheid van Adam en Eva – dat wat we de zondeval noemen – is een gebeurtenis die in eenvoudige woorden beschreven is. Toch is het iets met kosmische en eeuwige gevolgen. Naar aanleiding van de beschrijving in Genesis 2 en 3 nog een paar opmerkingen, niet bedoeld als bijbel-uitleg maar meer als wat ‘losse gedachten’ naar aanleiding van.
Waar was Adam toen het verkeerd ging?
Een van de dingen die opvalt en waar je vragen bij kunt stellen is de rol van Adam. Want het is toch heel apart dat hij zich helemaal stil houdt en niks zegt. Nou ja, misschien was hij er niet bij, dat zou kunnen. Maar het wordt ook niet gezegd dat hij er op een gegeven moment wel bij komt staan. Ik houd het erop dat hij er vanaf het begin bij geweest is. En dan is het raar dat hij niet ingrijpt. Op z’n minst had hij Eva kunnen weerhouden van het eten van de verboden vrucht.
Ik heb er geen idee van wat er in zijn hoofd is omgegaan en waarom hij gezwegen heeft. Terwijl hij toch geweten moet hebben dat de Here God nu net dit verboden had.
Daarom leg ik toch maar een vraag voor. Want hoe moeilijk is het om aan iemand van wie je houdt en met wie je een relatie hebt te zeggen dat hij of zij iets verkeerds aan het doen is? Dat hij of zij iets doet of dreigt te doen wat tegen Gods Woord ingaat? Het hoeft niet altijd een partner of familielid te zijn; het kan ook je broeder of zuster in het geloof zijn. Je hebt gemakkelijk het idee dat je je met een correctie of interventie de relatie op het spel zet. En dat is een risico dat we liever niet lopen. Dus laten we het maar gaan.
Iets anders is nog de vraag of Adam niets heeft opgemerkt aan de slang. De Bijbel zegt er niets over en toch is het mijns inziens niet onbelangrijk om er even bij stil te staan. Toen God alle dieren geschapen had bracht Hij ze naar Adam om te zien hoe hij ze zou noemen. Zo heeft Adam van elk dier onderzocht wat het was en heeft hij het een naam gegeven (Genesis 2:19,20). Vermoedelijk heeft hij op die manier veel inzicht gekregen in de door God geschapen dierenwereld, onder meer hoe ze allemaal met z’n tweeën waren: mannetje en vrouwtje. Op die manier ontdekte hij ook zijn eigen gemis.
Maar ik ben er zeker van dat hij in zijn onderzoek geen enkel sprekend dier is tegengekomen. Toch is het eerste dat hij en zijn vrouw Eva in de hof tegenkomen een sprekende slang. Ook hier weten we niet wat Adam gedacht heeft. Tegenwoordig heet het ‘dat je met de kennis van nu’ toch op z’n minst moet hebben gedacht dat er hier iets niet klopt. Een sprekende slang, die ben ik nog niet eerder tegengekomen; zou dit wel kloppen? Wat is er aan de hand? Adam zou de eerste moeten zijn om de Here te vragen wat dit kan betekenen. En ondertussen zou hij z’n vrouw moeten waarschuwen om er niet op in te gaan.

Misschien zou je kunnen zeggen dat Adam verzuimd heeft om ‘de geest te beproeven of zij uit God is” (1 Johannes 4:1). Hij had – denk ik – moeten weten dat dit ‘niet normaal’ is; het is niet in overeenstemming met wat hij van God wist en daarom had hij het moeten afwijzen en zijn vrouw moeten waarschuwen. Toch heeft hij het niet gedaan en dat mag wel een waarschuwing zijn voor ons christen-mannen om inderdaad te doen waar Johannes ons toe oproept: ‘de geesten te beproeven of zij uit God zijn’.
Dat is ook de reden dat we Gods Woord moeten lezen, zodat we kunnen onderscheiden wat van Hem komt en wat niet. Onderscheiden wat wel of niet in overeenstemming met Zijn wezen is. Toenemen in de kennis van God en de Heer Jezus Christus en de geesten onderscheiden die niet van Hem zijn.
Je hebt je verstand niet voor niks gekregen
Adam had van God ongelofelijke grote capaciteiten gekregen. De levensadem had God Zelf in zijn neusgaten geblazen. Daarmee kreeg hij capaciteiten die goddelijk van aard waren en die de mens onderscheidden van alle andere geschapen wezens. Zo werd de mens een beelddrager van God en dat is hij nog steeds.
Het is de menselijke geest die hij had gekregen om met God te kunnen communiceren. God – die Geest is – kon eenvoudig met de geest van de mens spreken1.
Daarnaast heeft God de mens een verstand gegeven om over alles wat hij waarneemt na te denken. Ook het verstand is iets wat de overige schepselen van God niet hebben ontvangen.

Verstand en geest zijn twee ‘functies’ die typisch menselijk zijn en waardoor de mens tot hoofd van de schepping gemaakt kon worden (Genesis 1:26). Maar de relatie tussen beide en de afbakening van het een en het ander zijn moeilijk – en waarschijnlijk onmogelijk – te maken. We kunnen ons er zo weinig bij voorstellen. Maar verstand en geest werken samen en dat werken we hier een beetje uit. In een later artikel zullen we daar verder op in gaan.
Wanneer Adam zijn verstand had gebruikt en God gevraagd had wat dit nu was met die sprekende slang dan had hij vast en zeker een antwoord gekregen. Hij had het direct aan God kunnen vragen, want daarvoor had hij een geest ontvangen die direct met de Geest van God kon ‘spreken’.
We zouden ook kunnen zeggen dat Adam zijn – van God gekregen – verstand had moeten gebruiken. Maar vandaag wordt daar veelal tegen ingebracht dat we in de geestelijke dingen nu net niet ons verstand moeten gebruiken, maar dat we dingen geestelijk moeten beoordelen.
Dat suggereert op z’n minst dat er een tegenstelling is tussen verstand en geest. Maar dat is mijns inziens een valse tegenstelling. Want God heeft ons deze beide ‘functies’ juist gegeven om hier op aarde te leven met gebruikmaking van ons ‘gezonde verstand’ waarbij we ook nog eens de mogelijkheid hebben gekregen om daarover met God te communiceren. Lees maar wat Paulus bijvoorbeeld schrijft: “Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden. Ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen.” (1 Korinthe 14:15).
De communicatie – je zou ook kunnen zeggen ‘de gemeenschap’ – tussen de mens en God was ongestoord en direct. Wat Hij tegen hen zei toen Hij hen zegende, werd hen op geestelijke wijze meegedeeld. Hun verstand kon de woorden begrijpen die God tot hen sprak, zodat ze dat konden uitvoeren en er rekening mee konden houden in het hun opgedragen beheer van de schepping (Genesis 1:28-30).
De Geest ontvangen
Door de zondeval kwam er scheiding tussen God en de mens: de directe verbinding is verbroken. Dat betekent ‘geestelijk dood’ zijn, zoals God het gezegd had: “… want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven” (Genesis 2:17).
We gaan hier niet verder uitgebreid in op wat dit betekent voor de mens na de zondeval. Behalve dit: de mens heeft een vrije wil om God te zoeken en te dienen. Ook dan werkt de Geest van God in hem om hem daarin de weg te wijzen en ‘met God te wandelen’, zoals bij Henoch en Noach het geval was (Genesis 5:22; 6:9). Zie daarvoor verder ook dit artikel.
Maar nu, na het kruis van de Heer Jezus, wordt het eeuwige heil aan ieder mens aangeboden. Ieder die dat heil aanneemt ontvangt de Heilige Geest inwonend. Dat betekent dat de Geest van God in zijn binnenste is en samenwerkt met zijn eigen menselijke geest. Ook hier weer is er hetzelfde stramien:
| Gods Geest —- geest van de mens —- verstand van de mens |
Als je hier over nadenkt kom je ongetwijfeld tot de constatering hoe ongelooflijk groot dat is. Dat de Geest van God in een mens wil komen wonen en hem de weg wijst en begeleidt naar de hemelse bestemming.
Het is de Geest in ons die het mogelijk maakt dat wij lofoffers kunnen brengen (zie hier). Bovendien onderwijst Hij – de Geest van de Waarheid – ons in en uit het Woord van de Waarheid (Johannes 14:17; 16:13; 1:13).
Wat is het een grote genade van God dat Hij op deze wijze voor allen die in Christus geloven de in de hof verbroken relatie weer heeft hersteld! We zijn mensen als alle anderen, maar met een geest die al voorbereid is voor de eeuwigheid. Geestelijk zijn we klaar voor de hemel en alleen ons lichaam moet nog veranderd worden. Maar ook dat zal gebeuren:
“(…) in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden.” (1 Korinthe 15:52)
Die Geest van God leidt ons bij het lezen van de Bijbel, verlicht ons denken en getuigt in ons van de waarheid.
Daarom gaan we verder met de vraag wat God nu precies tegen Adam gezegd had.
Wat had God gezegd?
Op de belangrijke vraag wat God heeft gezegd antwoordt Eva en daarbij voegt ze iets toe. Je kunt de vraag stellen of dat werkelijk een fout van Eva was. Want in hoofdstuk 2 lees ik het volgende.
“De HEERE God nam de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden. 16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
18 Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. 19 De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn.
20 Zo gaf Adam namen aan al het vee en aan de vogels in de lucht en aan alle dieren van het veld; maar voor de mens vond hij geen hulp als iemand tegenover hem. 21 Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees.”
– Genesis 2:15-21
Hierin lees ik dat eerst het ‘eet-verbod’ door God meegedeeld wordt (in de verzen 15 en 16). Daarna wordt gemeld dat Adam alle dieren een naam geeft in vers 19. Tenslotte wordt in vers 21 beschreven dat de Here uit Adam zijn vrouw Eva geschapen heeft.
Gezien deze volgorde ga ik ervan uit dat God het eet-verbod aan de man gegeven heeft.

Na deze dingen komt in hoofdstuk 3 de zondeval. Daarbij kan je je afvragen hoe Eva wist wat God gezegd heeft. Als de gevolgde volgorde correct is dan kan het niet anders zijn dan dat Adam haar dat verteld heeft. De tekst zelf zegt het niet, maar we kunnen het uit de context concluderen.
In elk geval kunnen we zeggen dat wat Eva zegt, meer is dan God aan Adam heeft gezegd. Ze heeft er iets aan toegevoegd en wel de woorden “en hem niet aanraken” (Genesis 3:3). Maar dat betekent nog niet dat je het toevoegen aan Gods woorden Eva in de schoenen kunt schuiven. Want als Adam het aan Eva verteld heeft, dan weten we niet met welke woorden hij dat precies heeft gedaan. Misschien heeft hij Gods verbod met Eva besproken en daarbij vanwege de ernst van het verbod iets heeft toegevoegd als ‘… en kom er alsjeblieft niet aan!’. Misschien heeft ze daarom gezegd ‘… en hem niet aanraken’.
We weten het niet en daarom laten we het maar in het midden.
Gods woorden naspreken en begrijpen
Toch blijft dat we wel kunnen zeggen dat er op een of andere manier in de communicatie tussen mensen iets aan Gods woorden is toegevoegd. Dat gebeurde in de hof en het gevolg was dat Eva en Adam aten van de vrucht en daarmee zondigden.
Voor ons is de les dat we heel precies Gods Woord moeten lezen en deze moeten leren begrijpen. Want alles wat we ervan afdoen en weglaten of toevoegen of bij bedenken, zal ons vroeg of laat op een verkeerde weg brengen, net zoals dat in het begin begon.
De hele Bijbel – van Genesis 3 tot en met Openbaring 22 – getuigt ervan dat we van Gods Woord niets moeten afdoen of er aan toevoegen.
“2 U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.” – Deuteronomium 4:2
” 32 Dit alles wat ik u gebied, moet u nauwlettend in acht nemen. U mag er niets aan toevoegen en er ook niets van afdoen.” – Deuteronomium 12:32
“18 Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.” -Openbaring 22:18
Ook voor vandaag de dag is het uiterst belangrijk om met elkaar te spreken over wat God gezegd heeft. Dus over wat God ons in Zijn Woord heeft meegedeeld en opgedragen. Maar van dat Woord mogen we niets af doen of toevoegen.
Wat had de Heer Jezus gezegd?
Maar dat dat voor ons mensen niet eenvoudig is blijkt ook nog wel uit die bijzondere geschiedenis aan het eind van het evangelie naar Johannes. Daar lezen we het volgende.
“Dit gerucht nu, dat deze discipel niet zou sterven, verspreidde zich onder de broeders. Maar Jezus had niet tegen hem gezegd dat hij niet zou sterven, maar: Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan?” (Johannes 21:23)
De Heer had Petrus verteld dat Petrus, als hij oud was, zou sterven op een manier die tot eer van God zou zijn (22:18,19). Maar Petrus wil van de Heer Jezus ook graag nog horen hoe het dan met Johannes zou aflopen. Uit wat de Heer hem dan zegt maakt Petrus op dat Johannes blijft leven tot de wederkomst van de Heer. En daar blijft het niet bij want dat verhaal – het ‘gerucht’ – werd onder de christenen doorverteld.
Petrus had niet goed opgelet wat de Heer gezegd had en wat de bedoeling van Zijn woorden was. Zodoende had hij zijn eigen interpretatie doorverteld aan anderen en was dit ‘valse gerucht’ in de wereld gekomen.
De Heilige Geest heeft het nodig gevonden dat deze geschiedenis in Gods Woord zou komen te staan en daarom heeft Johannes het opgeschreven. Wat mij betreft is dit ook een les voor ons anno 2025. Grote zorgvuldigheid in het luisteren naar de bewoordingen van de schrift en ver blijven van snelle interpretaties.
Een les van Paulus en Apollos
In de gemeente van Korinthe was veel onenigheid. Partijen die het niet met elkaar eens waren over allerlei dingen. Verdeeldheid alom en natuurlijk ging dat over ‘bijbeluitleg’; hoe lezen we de bijbel, wat betekent het en wat moeten we er mee?
Er waren verschillende richtingen ontstaan die zich beriepen op wat ze van Paulus, Apollos en Kefas geleerd hadden (1 Korinthe 1:11-13). Paulus en Apollos zijn er persoonlijk geweest en hebben er gewerkt; Paulus eerst en later Apollos (Handelingen 18). Van Kefas (Petrus) weten we dat niet en ongetwijfeld is er mondeling onderwijs van Petrus overgeleverd. Maar dit laatste wordt door Paulus niet genoemd.
Wel gaat hij in op wat hijzelf en Apollos in Korinthe hebben onderwezen. Vanaf hoofdstuk 1:18 zegt hij belangrijke dingen met het oog op de verdeeldheid, maar het voert hier te ver om er op in te gaan. Waar het me hier om gaat is dat hij het onderwijs van hemzelf en van Apollos noemt in hoofdstuk 4:6.
“Deze dingen nu, broeders, heb ik ter wille van u op mijzelf en Apollos toegepast, met de bedoeling dat u van ons leert niets te bedenken boven wat er geschreven staat, opdat niemand zich ten gunste van de een boven de ander verheft.”
– 1 Korinthe 4:6
Het eerste wat Paulus hier zegt is dat niet beslissend is op wie we ons beroepen. Niet doorslaggevend is op welke professor, voorganger, bijbelleraar of broeder we ons beroepen wanneer het gaat om de betekenis van Gods Woord. Het enige dat telt is wat er geschreven staat. Niet het gezag van iemand anders; ook Paulus ziet zichzelf in deze gedeelten als arbeider, net als Apollos (1 Korinthe 3:5,9; 4:1). De Heer Zelf zal ons steeds opnieuw Zijn Woord (dat wat geschreven staat) moeten uitleggen. Of wellicht is het beter om te zeggen dat de Geest van God steeds opnieuw het licht op Gods Woord moet laten schijnen, ons denken verlicht en inzicht geeft (2 Timotheüs 2:7).
In Berea werd zelfs wat Paulus daar verkondigde, dagelijks bestudeerd om te zien of het klopte met de Schriften (Handelingen 18:10,11).

In de tweede plaats staat er nog een bijzonder zinnetje: “… opdat niemand zich ten gunste van de een boven de ander verheft”. Dat is een beetje vreemd, want de betekenis zou direct duidelijk zijn wanneer er gestaan zou hebben: “opdat niemand zich ten koste van de ander boven de ander verheft.” Daar kun je je nog iets bij voorstellen: het gaat altijd ten koste van iemand anders, omdat de een zich boven de ander verheft. Maar ‘ten gunste van de een’ moet dan eerder slaan op degene op wie je je beroept, want naarmate er meer zich beroepen op dezelfde zal dat voor zo iemand meer eer betekenen. In de Nederlandse EBV (evangelischebijbelvertaling.nl) staat het inderdaad ook zo: “… opdat niemand zich boven zijn naaste verheft met beroep op een ander mens.”
Samengevat is de opdracht:
in ons denken en spreken niet verder te gaan dan wat de Schrift zegt
en ons niet beroepen op wat anderen onderwezen hebben.
We moeten ons steeds opnieuw door God Zelf laten onderwijzen uit Zijn Woord.
Gerelateerde artikelen
Over de zondeval: https://goddienen.nu/over-de-zondeval-en-nederigheid/
Opmerking TdJ – Wat we in dit artikel ontdekt hebben over geest en verstand heeft m.i. gevolgen op allerlei andere gebieden. We zullen dat in komende artikelen DV verder uitwerken.
Voetnoten
- Zie bijvoorbeeld 1 Korinthe 2:9-14 waar belangrijke dingen worden gezegd over de Geest van God en de geest van de mens. De Geest van God getuigt in de geest van de mens. Zie bijvoorbeeld Romeinen 8:16; 9:1; Handelingen 20:23; Hebreeën 10:15; 1 Johannes 5:6. ↩︎