Achaz, de offerhoogten en cannabis

Koning Achaz, een koning van Juda die niet in de wegen van de Here wandelde, heeft alle steden van Juda voorzien van offerhoogten. Daar werd reukwerk geofferd en één van de ingrediënten daarbij was cannabis. Spul dat je tegenwoordig in de coffeeshop of op internet kunt kopen om in ‘hogere sferen’ te komen.

Achaz

Koning Achaz1 leefde ongeveer in de 2e helft van de 8e eeuw voor Christus. Hij was een slechte koning die de afgoden diende en dat ook in Juda op allerlei manieren promootte.
In 2 Koningen 16 en 2 Kronieken 28 kun je de geschiedenis van Achaz lezen.

Al het zilver en goud verwijderde hij uit het huis van de Here en zond het als geschenk naar de koning van Assyrië. In Jeruzalem liet hij een altaar bouwen net zoals het altaar dat in Damascus stond en hij zette het voor het koperen brandofferaltaar. Hier offerde hij aan de goden van de koningen van Syrië omdat die geholpen hadden in de strijd tegen Achaz. In 1 Koningen 16 staat dan beschreven hoe hij dit altaar voor de vreemde God bij het huis van de Here zette en stap voor stap verder ging en de dienst voor de Here ontmantelde. Hij verplaatste het brandofferaltaar, het wasvat en de ingang voor de koning2.
Alle voorwerpen in het huis van de Here vernietigde hij en na verloop van tijd sloot hij de deuren van het huis van de Here. Niemand kon er meer in en dat was dus einde verhaal. Er bleef geen dienst aan de God van Israel over. Niets.
In plaats daarvan maakte Achaz op elke straathoek in Jeruzalem altaren om daar de vreemde goden reukoffers op te brengen.

Alsof dit nog niet genoeg was, deed hij ook in het gebied van Juda soortgelijke dingen. Er staat dat hij in elke stad in Juda hoogten liet maken om aan andere goden reukoffers te brengen.

De weg van Achaz

Je zou de weg die Achaz gaat ook heel goed kunnen vergelijken met het proces dat een christen doorloopt wanneer hij zich open stelt voor de onzichtbare wereld buiten God.
Achaz heeft een vader gehad, Jotam, die de Here diende (2 Kronieken 27:2). Maar Jotams godsdienst was waarschijnlijk meer uiterlijk, dan dat hij een relatie met de Here had. Zo staat er van hem ‘Alleen ging hij de tempel van de Here niet binnen. Hij is dan ook niet het volk in de dienst aan de Here voorgegaan. Je zou kunnen zeggen dat Achaz het wel ‘van thuis meegekregen’ heeft, maar toen hij op eigen benen moest staan, al snel het verkeerde spoor genomen heeft.

Dat begon er in dit geval mee dat Achaz zijn ‘geloof’ (om het zo maar even te zeggen) niet ‘werkte’; het deed hem niks en hij had geen persoonlijke relatie met de Here. Als dan de goden van Syrië wel de koning van Syrië helpen, dan moet hij ook deze god maar naar Jeruzalem halen. Dat is tenminste een god die zijn mensen niet in de steek laat.
Naar onze tijd toe vertaald is dat bijvoorbeeld: als het geloof bij jou niet leeft, dan zijn er wel oplossingen – vaak uit eeuwenoude tradities – om meer van god te ervaren.

Wat er daarna gebeurt is dat het offer van de Heer Jezus Christus op de achtergrond komt te staan. Eigenlijk letterlijk, want het brandofferaltaar verdwijnt achter de tempel (2 Koningen 16:14). Dan komt hij zelf ook niet meer in de tempel, want de ingang voor de koning wordt verwijdert.
Als christen kom je ook niet meer naar de samenkomst van een gemeente, want in de natuur kun je ook God ontmoeten, of niet soms? In alle gevallen raak je dan de persoon en het werk van Christus voor je hart kwijt. Het brandoffer is weg, dat wat juist voor de Here zo belangrijk is. Bovendien was het nodig omdat het vuur ervan het wierookoffer brandend moest houden. Zonder het brandoffer kun je geen reukwerk brengen.

De religie die Achaz over hield was de religie van de zelfliefde. Altaren voor de Syrische goden zodat je wanneer je in de stad liep, er voortdurend en indringend aan herinnerd werd hoe goed je zelf bent en dat het wel goed zit met je. Je kon overal in de stad reukwerk offeren en wat je ervan opsnoof veroorzaakte je ‘feel good geloof’. Het geloof van ‘heb jezelf lief boven alles’, immers je bent zelf god.

Achaz kwam terecht bij de Syrische goden en verliet de Here, de God van Israel. Het is het beeld van een weg die veel christenen vandaag helaas ook gaan.

Tel Arad

Een van die steden waar Achaz naar alle waarschijnlijkheid een offerplaats heeft gebouwd is Tel Arad. De plaats is gelegen op de grens van de woestijn van Judea en de Negev woestijn. Naar aanleiding van archeologisch onderzoek denkt men dat deze stad ongeveer in de 10e eeuw voor Christus is gebouwd, dus in de tijd van David en Salomo.

Interessant is dat op een hoogte boven de stad een versterking is gebouwd met daarin een tempel (offerplaats). Van deze offerplaats meende men dat deze ook uit de 10e eeuw voor Christus dateerde, maar meer recent onderzoek laat zien dat deze tempel uit de 8e eeuw voor Christus stamt3. Daarom kan het heel goed een van de offerhoogten zijn die Achaz in elke stad heeft laten bouwen.

De vondst van de twee altaren

De aanleiding voor dit artikel is de onderstaande video over vondsten in Tel Arad. Ik liep er op YouTube opeens tegenaan. In deze video wordt melding gemaakt van de ontdekking van cannabis-restanten op een van de twee offeraltaren die er gevonden zijn.

Mocht de video hier niet te zien zijn, dan is dit de link naar YouTube: https://youtu.be/dDReygTAnqw?si=r7wl6CwpRIMabeDk

In het heiligdom stonden twee altaren, niet erg groot, iets als 40 tot 60 cm hoog. Lang was onduidelijk waarvoor deze gebruikt werden, maar recent is onderzocht4 wat op het oppervlak van de bovenkant aan resten van bepaalde stoffen aanwezig was.

In het onderzoeksverslag staat dat “op het kleinere altaar cannabis was gemengd met dierlijke mest om verhitting te vergemakkelijken, terwijl het grotere altaar sporen van wierook bevatte die waren gemengd met dierlijk vet om verdamping te bevorderen. Deze unieke vondsten werpen een nieuw licht op cultuspraktijken in het bijbelse Juda en suggereren dat cannabis hier werd gebruikt als een bewuste psychoactieve stof, om extase te stimuleren als onderdeel van cultische ceremonies.”

Het is opmerkelijk om te constateren dat in de tijd van het oude Israel al dezelfde stoffen gebruikt werden om ‘in hogere sferen te komen’ als vandaag de dag. Spul dat je tegenwoordig in de coffeeshop koopt of op internet bestelt. Satan doet het kennelijk nog steeds op dezelfde manieren; er is niks nieuws onder de zon.

Twee offers

Het is een heel bijzonder tafereel dat we hier zien. Het is een beeld dat we eigenlijk in het hele Oude Testament bij het volk Israel tegenkomen. Het is de afgoderij, de vermenging van de dienst aan de Here en de goden. Dat wordt wel hier heel duidelijk zichtbaar in dat wat er geofferd wordt.

Aan de ene kant wierook, vermengd met dierlijk vet. Het doet ons denken aan de wierook die  vanaf het begin van de offerdienst voor de Here een belangrijke rol speelde. Maar ook het dierlijke vet dat door de Israelieten niet gegeten mocht worden; het was voor de Here.
Het lijkt een heel klein beetje op de offers die het volk Israel moest brengen. Maar het is een heel slap aftreksel ervan, want de andere dierlijke offers ontbreken hier geheel.

Daarnaast de cannabis vermengd met dierlijke mest op het andere altaar. Dat was duidelijk voor de andere god, want het was compleet tegengesteld aan de voorschriften voor Israel. Mest mocht niet op het altaar verbrand worden, maar moest buiten de legerplaats worden gebracht. Wat de cannabis betreft, dat bracht de offeraars in een staat van extase, zodat ze de godheid konden ervaren (dachten ze).

Wat we kunnen constateren is dat deze offers heel in de verte een beetje zijn afgeleid van de offerdienst aan de Here, maar als je het goed beschouwt in zijn compleetheid volledig heidense offers zijn.

deze offerdienst is volledig heidens

Het beeld dat we hier aantreffen lijkt trouwens ook wel op veel christelijke samenkomsten of kerkdiensten, waar aan de ene kant wel bijbelse woorden worden gebruikt, maar anderzijds volledig ingespeeld wordt op ‘god ervaren’. Een vermenging van christelijke waarheid met heidense opvattingen en praktijken, om tegemoet te komen aan de menselijke behoeften.
Maar Christus de Gekruisigde ontbreekt; terwijl het zou toch om Hem zou moeten gaan?

Twee goden

In een onderzoeksverslag5 over de vondst van de twee altaren vinden we het volgende:

“Eerdere geleerden hebben de theorie opgesteld dat de twee altaren gewijd waren aan twee godheden die in het heiligdom werden vereerd, mogelijk een goddelijk paar,” schrijven Arie, Rosen en Namdar. In andere heiligdommen waar twee wierookaltaren samen werden gevonden, “is dezelfde conclusie getrokken over meerdere godheden die werden aanbeden.” Scherven van aardewerk met de naam “Jahweh” zijn gevonden bij het heiligdom; zijn gemalin was de Godin Asjera, aan wie wierook werd gebrand, over wie in de Hebreeuwse Geschriften afkeurend is geschreven. “Inscripties van twee locaties in Zuid-Palestina lijken erop te wijzen dat zij ook werd aanbeden als de gemalin van Jahweh.”

Hierin wordt gesuggereerd dat onderzoekers/geleerden aannemen dat Jahweh en Asjera in die tijd als een godenpaar werd gezien. In het denken van de Israelieten dienden ze Jahweh, maar ook Asjera met wie hij verbonden was. Maar als een Israëliet afgoden dient en meent de Here te dienen, noemt de Bijbel dat Baäl.
Dan is het ook wel logisch dat de combinatie Baal en Asjera6 vaker in het Oude Testament voorkomt, zoals hier:

  • “(…) zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en de Asjera’s.”  (Richteren 3:7, NBG51-vertaling)
  • “(…) de vierhonderdvijftig profeten van de Baäl en de vierhonderd profeten van Asjera, die aan de tafel van Izebel eten.” (1 Koningen 18:19).
  • “(…) om alle voorwerpen die voor de Baäl, de Asjera en heel het leger aan de hemel gemaakt waren (…)” (2 Koningen 23:4).

We dienen alle goden, maar dat is toch prima?

We hebben al vaker geschreven dat het volk van God de heidense praktijken en opvattingen vermengde met de dienst aan de Here. Maar dat het zover ging als we hier nu hebben gezien, heb ik mij eerlijk gezegd nog nooit zo gerealiseerd.

Het lijkt er op dat ze een heel pantheon7 (= ‘alle goden’) van de volken hebben overgenomen en daarin ook hun eigen God Jahweh een plaats hebben gegeven. Waarschijnlijk wel de hoogste plaats, maar toch. Zo lijkt de tempel die de latere goddeloze koning Manasse in Jeruzalem achterliet inderdaad wel letterlijk een pantheon wanneer je leest wat Josia er later aantrof.

In de ‘nalatenschap’ van koning Manasse bevonden zich in de tempel ‘voorwerpen die voor de Baäl, de Asjera en heel het leger aan de hemel gemaakt waren’ (2 Koningen 23:4), maar ook speciaal aangestelde priesters die ‘aan de Baäl, de zon, de maan, de sterrenbeelden en heel het leger aan de hemel reukoffers brachten” (2 Koningen 23:5). Kortom, een complete dienst aan alle goden.

Toch waren de Israelieten zich van geen enkel kwaad bewust en vonden ze het doodnormaal dat ze de Here en de goden dienden.

  • “Hoe kunt u dan zeggen: Ik heb mij niet verontreinigd, ik ben niet achter de Baäls aan gegaan?” (Jeremia 2:23)
  • “En dan zegt u nog: Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is van mij afgewend. Zie, Ik ga met u een rechtszaak voeren, omdat u zegt: Ik heb niet gezondigd.” (Jeremia 2:35)
  • “Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt:  Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk.”  (Maleachi 1:6-7)
  • “Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
    Maar u zegt: In welk opzicht moeten wij terugkeren? Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer!” (Maleachi 3:7-8)

Hizkia, de grote schoonmaak en het Pascha

Wat moet je doen wanneer je weet dat wat er om je heen gebeurd niet klopt en zo vreselijk verkeerd is, dat God met Zijn oordeel wel moet ingrijpen? Want dat waren de omstandigheden waarin de zoon van Achaz, Hizkia koning werd. Vermoedelijk is Hizkia door zijn moeder (en grootvader) opgevoed en beïnvloed, zodat hij wist wat juist was in de ogen van de Here. Er staat dat “hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader David gedaan had.” (2 Koningen 18:3).

Deze laatste uitdrukking betekent dat hij hetzelfde hartsverlangen, had als David, namelijk om voor de Here een huis te bouwen waar Zijn volk Hem kon dienen. Het ging David aan zijn hart dat hij zelf wel een huis had, maar de Here niet (2 Samuel 7:27). David begreep dat de Here er naar verlangde om gediend en geëerd te worden, als hij in datzelfde gesprek tegen de Here onder meer het volgende zegt: “Laat Uw Naam tot in eeuwigheid grootgemaakt worden door te zeggen: De HEERE van de legermachten is God over Israël.” (2 Samuel 7:26). Want Israel is het volk “het enige volk op de aarde dat God is gaan verlossen om voor Hem een volk te zijn, om Zich een Naam te maken” (2 Samuel 7:23).

Dit waren de dingen die ook in het hart van Hizkia waren en daarom kon hij de priesters en levieten oproepen met de volgende woorden:

“Nu is het in mijn hart een verbond te sluiten met de HEERE, de God van Israël, zodat Zijn brandende toorn zich van ons afkeert. Mijn zonen, wees nu niet nalatig, want de HEERE heeft u uitgekozen om voor Zijn aangezicht te staan om Hem te dienen, om voor Hem dienaars te zijn, mannen die reukoffers brengen.” (2 Kronieken 29:10-11).

Lees in 2 Kronieken de hoofdstukken 29 tot en met 31 maar eens het prachtige verhaal hoe de tempel werd gereinigd, het Pascha gevierd werd en de tempeldienst in ere werd hersteld. Vreugde en lofgezang alom!

Het herinnert ons eraan dat Christus ons Pascha is en dat Hij voor ons is geslacht (1 Korinthe 5:7). Dat werk van de Heer Jezus op het kruis van Golgotha moet de basis – en voortdurend het centrum – zijn van ons leven als christen. Het is het belangrijkste dat we voor God onze Vader kunnen doen: Hem eren en lofzingen voor het offer van Zijn Zoon, onze Heer, Jezus Christus.

En in deze laatste dagen, wat doen wij dan?

De christenheid heden ten dage lijkt wel een pantheon waar alle goden zo’n beetje gediend worden. De goden van eucharistie, de mis, heiligenverering, rozenkrans, labyrinth, tongentaal, soaken, de stilte, Lectio Divina (of ook wel ‘heilige lezing’ genoemd), liederen van Taizé, genezingen, vallen in de geest, profetie, bevrijding, worship, handen-opleggen, impartatie en noem ze allemaal maar op. Voor elk wat wils, het is maar wat je nodig hebt en wat jou het beste past.
En dan hebben we het nog maar niet over de oecumene die een wereldwijd pantheon van alle religies laat zien.

Hizkia heeft ook alle stammen van Israel8 uitgenodigd: ‘dat zij naar het huis van de Here in Jeruzalem moesten komen om voor de Here, de God van Israel, Pascha te houden’ (1 Kronieken 30:1). De uitnodiging is in Israel met gespot en gelach ontvangen. Maar toch waren er die er gehoor aan gaven: “Maar sommige mannen uit Aser en Manasse en uit Zebulon stelden zich nederig op en kwamen naar Jeruzalem” (2 Kronieken 30:12 EBV).

Wat zou het mooi zijn als alle broeders en zusters in Christus, die zich willen af willen zonderen van alles wat in de christenheid heidens is, zich zouden verenigen om samen de ‘dood van de Heer te verkondigen’ (1 Korinthe 11:24).

Nederigheid was kennelijk nodig om naar Jeruzalem op te gaan. Vandaag is nog dezelfde nederigheid9 nodig voor iedere gelovige die samen met anderen de dood van de Heer wenst te gedenken. Maar het lijkt erop dat we het moeilijk vinden om heel eenvoudig samen te voldoen aan wat de Heer Jezus graag van ons ziet.

Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, 
brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het
en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt.
Doe dat tot Mijn gedachtenis.
Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd,
en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed.
Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis.
Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt,
verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt."
(1 Korinthe 11:23-26)

Voetnoten

  1. Zie 2 Koningen 16, Jesaja 7-9 en 2 Kronieken 28. Ook  https://www.christipedia.nl/wiki/Achaz ↩︎
  2. Kennelijk had de tempel een speciale ingang die de koning toegang verschafte. 1 Koningen 16:24. ↩︎
  3. Zie de bronnen die bij de video vermeld staan. ↩︎
  4. Ik heb een aantal documenten bekeken en heb hier mijn tekst op gebaseerd. https://www.academia.edu/43193018/2020_Cannabis_and_Frankincense_at_the_Judahite_Shrine_of_Arad
    https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/03344355.2020.1732046
    https://www.sciencedaily.com/releases/2020/05/200529093125.htm ↩︎
  5. https://www.academia.edu/83265942/Cannabis_Used_to_Stimulate_Ecstasy_Found_at_Ancient_Shrine_To_The_Goddess_Asherah ↩︎
  6. In de Hebreeuwse Bijbel komt Asjera 40 maal voor. Asjera is soms een goddelijk persoon, soms een heilig symbool van die goddelijke persoon en wordt altijd in negatief verband genoemd, als (symbool voor) een afgodin. In moderne Nederlandse vertalingen wordt Asjera 6 maal genoemd (1 Koningen 15:13; 18:19; 2 Koningen 21:7; 23:4,7; 2 Kronieken 15:16). In de Statenvertaling komt de naam Asjera niet voor: er wordt gesproken van “een afgrijselijke afgod in een bos” (SV 1977 1 Koningen 15:13, 2 Kronieken 15:16 – hier geeft de NBV: “een aanstootgevend beeld van Asjera”) of “een (gesneden) beeld van het bos” (SV 1977 2 Koningen 21:7, 23:4,7 – hier geeft de NBV: “een beeld van de godin Asjera”). ↩︎
  7. Een pantheon is een huis/tempel voor alle goden ↩︎
  8. Aangeduid als ‘Efraïm en Manasse’ (2 Kronieken 30:1) ↩︎
  9. Nederigheid is ons grootste probleem. We hebben er al eerder over geschreven:
    https://goddienen.nu/god-dienen/over-de-christelijke-kerk/gezag-in-de-gemeente/nederig-en-onderdanig/
    https://goddienen.nu/god-dienen/over-de-christelijke-kerk/gezag-in-de-gemeente/
    https://goddienen.nu/over-de-zondeval-en-nederigheid/ ↩︎