Eensgezind

Onlangs kwam de tekst in Filippenzen 4:2 voorbij, die gaat over eensgezindheid,

Ik roep Euodia en ik roep Syntyche ertoe op eensgezind te zijn in de Heere.”

Deze zusters waren niet zo maar de eerste de beste; Paulus noemt hen in het volgende vers ‘medestrijders in het Evangelie, (…) medearbeiders, van wie de namen in het boek des levens staan.’ Er bestond geen enkele twijfel dat ze de Heer Jezus toebehoorden, Hem liefhadden en op een of andere wijze Paulus in het evangelie gediend hebben.

En toch worden ze opgeroepen eensgezind te zijn. Hoe zit dat dan eigenlijk? Wat was er dan mis gegaan?

Dezelfde gezindheid

Het woord ‘eensgezindheid’ betekent ook ‘dezelfde gezindheid’ en dat woord ‘gezindheid’ komt in deze brief in elk hoofdstuk voor[1]. Je mag wel zeggen dat het in de brief aan de Filippenzen een belangrijk thema is. In de onderstaande teksten is het in de HSV vertaald met het vet weergegeven woord.

Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.” (Fil.1:7)

(…) maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.”(Fil.2:2)

Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, (…)”(Fil.2:5)

Laten wij dan, voor zover wij geestelijk volwassen zijn, deze gezindheid hebben; en als u iets anders gezind bent, ook dat zal God u openbaren. Maar tot zover wij gekomen zijn, laten wij naar dezelfde regel wandelen, laten wij eensgezind zijn.” (Fil.3:15-16)

Hun einde is het verderf, (…); zij bedenken aardse dingen.” (Fil.3:19)

Ik roep Euodia en ik roep Syntyche ertoe op eensgezind te zijn in de Heere.” (Fil.4:2)

En ik ben zeer verblijd geweest in de Heere dat uw denken aan mij eindelijk weer opgebloeid is.” (Fil.4:10)

Ons denken

Als je deze teksten zo onder elkaar zet en overziet dan valt als eerste op dat gezindheid te maken heeft met ons denken. Het denken van de gelovige moet zich bezig houden met de Heer Jezus, met de dingen van God en de hemelse dingen. Er waren In Filippi veel christenen die ‘wandelden als vijanden van het kruis van Christus’ (3:18) en van hen staat er dat zij ‘aardse dingen bedenken’ (4:19). Maar als het goed is bedenkt een gelovige “de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn (…)” (Kolossenzen 3:2). De oorzaak is dat we ons bezig houden met de toekomst die voor ons ligt, zoals Paulus dat duidelijk maakt in de teksten die volgen.

Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.”(Filippenzen 3:20,21)

(…) want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.“ (Kolossenzen 3:3,4)

Dàt is de oorzaak dat we geen aardse dingen bedenken: we houden ons bezig met de toekomstige heerlijkheid die ons deel wordt!

We houden ons bezig met de Heer Jezus, de hemelse dingen en de toekomstige heerlijkheid die ons deel wordt.

De vraag die dan op ons afkomt is natuurlijk of dat werkelijk iets is waar we vaak aan denken: dat ons vernederd lichaam veranderen zal in een verheerlijkt lichaam en dat gezien zal worden dat we met de Heer Jezus Zijn heerlijkheid delen.

Denk je vaak aan de hemelse toekomst? Het maakt dat we onze aardse leven in een ander, een hemels perspectief gaan zien en niet meer de aardse dingen bedenken. Daarnaast geeft het ons overvloedig reden om onze God en Vader te eren en de Heer Jezus te loven voor Zijn werk op het kruis, dat de grondslag legde voor die toekomstige heerlijkheid!

De gezindheid van Christus

Wat ons denken bezig houdt, bepaalt onze gezindheid, zou je kunnen zeggen. Dit is vooral gericht op het innerlijk, maar er is nog een ander aspect aan de gezindheid en dat is direct gericht op ons zichtbare gedrag. Tussen Euodia en Syntyche waren kennelijk spanningen waar te nemen in hun onderlinge omgang met elkaar. Zo sterk dat Paulus er van gehoord had en hen daarover vermaant.

Om te begrijpen waarover het hier gaat moeten we naar hoofdstuk 2 van de brief aan de Filippenzen, waar we in vers 5-8 lezen

Laat daarom die gezindheid in u zijn, die ook in Christus Jezus was (…) Hij heeft Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja tot de kruisdood.”

De gezindheid van de Heer Jezus was dat Hij – hoewel Hij God was – Zich vernederd heeft, mens geworden is en in gehoorzaamheid aan Zijn God naar Golgotha is gegaan om daar de kruisdood te sterven. Die gezindheid bracht Hem ertoe Zichzelf weg te cijferen, de weg van het lijden te gaan en Zichzelf op te offeren.

Die gezindheid zij in u

Paulus roept ons op dat diezelfde gezindheid ook in ons zou zijn. Dat is nog al wat, daar zou je toch voor terugschrikken? Misschien realiseren we ons dat gelovigen die vervolgd worden die gezindheid nodig hebben, want hoe zouden ze anders het lijden kunnen doorstaan? Maar wij in het (nog) vrij westen? Hoe komt die gezindheid in ons tot uitdrukking?

Het is opmerkelijk dat het gedeelte in Filippenzen 2, dat gaat over de gezindheid van Christus, gevolgd wordt door een gedeelte waarin Paulus de gelovigen ‘aanspoort tot heilig leven’[2]. Daarin begint hij met verwijzen naar gehoorzaamheid en dat maakt hij heel concreet in vers 14:

Doe alle dingen zonder mopperen en tegenspreken (…)[3]

Als je hier even over nadenkt en je eigen handelen hier aan toetst, zul je net als ik tot de conclusie komen dat je hier veel in tekort schiet. Toch is het een opdracht van Godswege. Niet om er een beetje ‘beter in te worden’, maar om zo te handelen in ‘alle dingen’!

  • Niet mopperen, dat is ontevreden zijn over omstandigheden. Als Nederlanders zijn we er ‘goed’ in, maar het gedrag van de gelovige wordt er juist door gekenmerkt dat hij niet moppert.
  • Niet tegenspreken, dat is als iemand zijn mening over iets geeft, we dan klaar staan om onze eigen mening te berde te brengen. We laten graag blijken dat we ergens iets anders van vinden. Mijn eigen opvatting is belangrijk, dat leren we kinderen al op jonge leeftijd. Immers, zonder de nodige assertiviteit red je het niet tegenwoordig.

Wat je ook zou kunnen zeggen is dat ongehoorzaamheid begint met mopperen en eindigt met tegenspreken. Bij het volk Israel zien we waar mopperen[4] uiteindelijk toe leidt: ze stierven in de woestijn en mochten niet het beloofde land van Gods zegeningen binnengaan (lees Numeri 14). Ook voor ons geldt: mopperen en tegenspreken belet ons om Gods rijke zegeningen te ontvangen en het verhindert onze geestelijke groei.

Christus’ gezindheid: gehoorzaamheid

De gehoorzaamheid die de Heer Jezus in Zijn leven ten toon spreidde, hield ook in dat Hij niet mopperde en niet tegensprak. Hij mopperde niet over moeilijke omstandigheden en maakt God daar geen verwijt over. Hij accepteerde alles van Zijn Vader als de weg die Hij hier beneden moest gaan. Zelfs in de hof Gethsémané, waar Hij als nooit tevoren onder de indruk was van het lijden dat Hem zou overkomen, mopperde Hij niet maar stelde Hij Gods verlangen boven Zijn eigen wil (Lukas 22:42-44). Dàt was ‘gehoorzaamheid tot de kruisdood’ (Filippenzen 2:8).

Christus’ gezindheid in onze onderlinge betrekkingen

We moeten terug naar de opdracht van de eensgezindheid. Wat zouden wij, net als Euodia en Syntyche, nu daarover kunnen leren? Op grond van wat we hiervoor gezien hebben kunnen we rustig stellen dat

  • we als eerste geroepen wordt om de hemelse dingen te bedenken. Er is geen eensgezindheid zolang we ‘aardse dingen bedenken’. Ieder van ons zal zich met de Heer Jezus, de hemelse dingen en de toekomstige heerlijkheid moeten bezig houden. Een levende relatie met de Heer Jezus, gevoed door het Woord van God, waardoor ons hart door de Geest van God veranderd wordt (2 Korinthe 3:18).
  • vervolgens zullen we gehoorzaamheid aan Gods gedachten moeten praktiseren. ‘Heer, wat wilt U dat we doen?’ zal de grondhouding van ons hart zijn om zonder mopperen en tegenspreken ons dagelijks leven te leiden. In de dagelijkse dingen, zodat opgemerkt wordt dat we ‘anders zijn’: “onberispelijk en oprecht, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld” (Filippenzen 2:15)

Zou het niet zo zijn dat we dan ook in staat zijn om samen met de gelovigen in eensgezindheid te leven? Wanneer we de Heer Jezus als hoogste voor onze geestelijke ogen hebben, we in gehoorzaamheid aan God en in onderdanigheid[5] aan elkaar (1 Petrus 5:5) leven, dan kan het niet anders of er is ‘eensgezindheid in de Heer’ onder ons.  

Eensgezind in de Heer

 
Heer aan Uwe voeten
en op U gericht,
mogen wij genieten
van Uw onderricht.

Geef dat wij gehoorzaam,
aan Uw voeten stil
luist’ren wat U zeggen
en ons leren wilt.

Leer ons toch verstaan Heer,
door Uw Heil’ge Geest,
wat voor ons Uw wil is,
dat te doen het meest.

Geef ons kracht te hand’len
wat Uw Woord ons wijst,
opdat heel ons leven
U is toegewijd.

Geestelijke Liederen 259 (uitgave 2016)


[1] Het vet aangegeven woord is in de oorspronkelijke taal steeds hetzelfde woord; het betekent ‘één van denken’, ‘één van geest’. In 1:27 staat in de HSV vertaling nog het woord ‘eensgezind’, dat enigszins anders is en ‘één van ziel’ betekent. Deze uitdrukking ‘één van ziel’ staat ook in 2:2.

[2] Zoals de HSV boven de perikoop van vers 12-18 zet.

[3] Telos vertaling. De HSV heeft “Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen”,

[4] In het Oude Testament vaak ‘murmureren’ (Statenvertaling) of ‘morren’ (HSV) genoemd.

[5] Aan het begrip ‘onderdanigheid’ hebben we weinig aandacht besteed, maar het heeft te maken met gezag. Het is nuttig de plaatsen in het Nieuwe Testament die daarover gaan eens door te nemen en te zien welke belangrijke lessen er te leren zijn. Zie hier over ‘Nederigheid en Onderdanigheid’.