Heiliging

We hebben gezien wat de Bijbel onder ‘afgodendienst’ verstaat, hoe dat vanaf het begin in de christenheid een voet tussen de deur gekregen heeft en zich de laatste decennia op een bijzondere manier in de postmoderne kerk manifesteert en groeit.

Maar als je bij de Heer Jezus hoort en graag Gods wil doen wil, dan is de vraag wat God dan nu van je vraagt. We moeten het dan hebben over het bijbelse begrip ‘heiliging’.

Om te beginnen eerst maar een misverstand uit de weg ruimen. De meeste mensen hebben het idee dat ‘heilig’ te maken heeft met hoe weinig je zondigt. Als je minder zondigt, dan wordt je steeds heiliger. Dat is ook het idee achter de zogenaamde ‘heiligingsbeweging’ waar velen de opvatting hadden dat een gelovige uiteindelijk een zondeloos leven kon leiden.

Toch is dit zeker niet de directe betekenis van het woord ‘heiliging’ (of ‘heiligheid’). Heiliging is niet een proces waardoor je steeds minder zonde doet, totdat je uiteindelijk kunt zeggen dat je ‘nu wel bijna een heilige bent’.

Apart gezet

Natuurlijk wordt het woord gebruikt wanneer het over God Zelf gaat: Hij is heilig. Zie bijvoorbeeld Jesaja 6:1-5 en 1 Petrus 1:16. Maar het wordt ook gebruikt voor de gelovigen, het volk van God.

‘Heilig’ betekent ‘apart gezet’, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Het wordt soms ook wel vertaald als ‘afgescheiden’.

Als God van Zijn volk zegt dat ze een heilig volk zijn, betekent het twee dingen:

  • God heeft scheiding gemaakt tussen hen en degenen waar ze voordien bij hoorden;
  • Hij heeft ze apart gezet met een bepaald doel; namelijk om Hem te dienen!

God heeft ze om zo te zeggen ’geheiligd van en ‘geheiligd tot; Hij haalt ze uit de ene omgeving en zet ze in een compleet andere omgeving. Twee omgevingen die nooit samengaan; ze zijn gescheiden als licht en duisternis (Genesis 1:4).

U zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn” (Exodus 19:6)

U moet voor Mij heilig zijn, want Ik de Heere ben heilig. Ik heb u van de volken afgezonderd om van Mij te zijn” (Leviticus 20:26)

“(…) een geestelijk huis, een heilig priesterschap (…) “ (1 Petrus 2:5)

Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte (…)” (1 Petrus 2:9)

Heilig worden

We zijn door God apart gezet, we zijn door Hem ‘geheiligd’. Dat is iets dat gebeurd is, omdat God een doel met ons heeft.  Maar tegelijkertijd moeten we ook in de praktijk van ons leven geheiligd worden. Dat is een voortgaand proces van heiliging; het in de praktijk steeds meer voldoen aan Gods doel.

Dat proces is natuurlijk ook weer Gods werk, zoals de Heer Jezus aan de Vader gevraagd heeft: “Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid” (Johannes 17:17). Maar tegelijkertijd is het onze verantwoordelijkheid. Wij moeten ons dan door dat Woord van God laten onderwijzen en ‘heiligen’. Zelf beslissingen nemen om onszelf ook apart te zetten. Zoals Paulus aan Timotheüs schrijft

Als iemand zich dan van deze dingen reinigt, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, geheiligd en van veel nut voor de Heere, voor elk goed werk gereed gemaakt” (2 Timotheüs 2:21)

Of ook de volgende tekstplaatsen laten zien dat er een eigen verantwoordelijkheid is.

Jaag de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zal zien” (Hebreeën 12:14)

Maar zoals Hij die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel” (1 Petrus 1:15)

Onttrek je aan individuele personen

De Bijbel geeft op meerdere plaatsen aan, dat we niet met iedereen die broeder genoemd wordt omgang kunnen hebben.

Bijvoorbeeld in Romeinen 16:17, waar we worden opgeroepen om ons af te keren van degenen die steeds weer het onderricht dat we van de apostelen hebben gekregen, niet accepteren en ter discussie stellen.

Volgens 1 Korinthe 5:11 moeten we ons niet inlaten met hen die een goddeloze weg gaan; onder andere worden daar ‘afgodendienaars’ genoemd. Zij moeten buiten de gemeenschap geplaatst worden: “En doe de kwaaddoener uit uw midden weg” (1 Korinthe 5:13).

In het Oude Testament gold hetzelfde. In Deuteronomium 13:1-5 is te lezen hoe je om moet gaan met een leider (profeet) die je tot afgoderij wil verleiden: hij moet gedood worden. En net als in 1 Korinthe 5 staat er bij “Zo moet u het kwaad uit uw midden weg doen” (Deuteronomium 13:5). Als het een familielid was, of je boezemvriend, die je tot afgoderij wilde verleiden, dan gold hetzelfde. Je moest hem stenigen (Deuteronomium 13:6-11).

Duidelijk is dat je je moet afscheiden van individuele personen die in een weg van afgoderij gaan. Bij Israel was het zo dat ze ter dood gebracht moesten worden. Dat is in deze tijd van genade niet zo. Maar wel betekent het dat je geen omgang met hen kunt hebben.

Onttrek je aan de gemeenschap

Wanneer in de gemeenschap waar je bent de afgoderij niet wordt afgewezen en weggedaan, dan zul je daar als kind van God niet kunnen blijven. Het oordeel van God komt dan over die gemeenschap en dat is een van de redenen om daar weg te gaan. Om je ‘af te zonderen’ zogezegd.

In het Oude Testament vinden we dat al in de geschiedenis van Lot die wordt opgeroepen om uit Sodom weg te gaan.

Sta op! Ga naar buiten, uit deze plaats! Want de Here gaat deze stad te gronde richten” (Genesis 19:12-14).

En kijk ook naar de onderstaande gedeelten, waar de gelovige Joden worden opgeroepen weg te vluchten uit de stad voor het oordeel van God dat komt.

“Vertrek, vertrek, ga daar weg, raak het onreine niet aan, ga uit haar midden weg, reinig u, u die de heilige voorwerpen van de Here draagt!” (Jesaja 52:11)

En tegen dit volk moet u zeggen: Zo zegt de Here: Zie, Ik houd u de weg naar het leven en de weg naar de dood voor. Wie in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard, door de honger of door de pest. Maar wie vertrekt en overloopt naar de Chaldeeën, die u belegeren, die zal in leven blijven en zijn leven zal hem tot buit zijn. Want Ik heb Mijn aangezicht tegen deze stad gericht ten kwade en niet ten goede, spreekt de Here.” (Jeremia 21:8-10)

Om te ontkomen aan het oordeel over Jeruzalem moeten ze de stad uit gaan en zich nota bene aan de vijand overgeven; dan zouden ze in leven blijven.

Zo zegt de Here: Wie in deze stad blijft, zal door het zwaard, door de honger of door de pest sterven, maar wie vertrekt naar de Chaldeeën, zal in leven blijven. Hij zal zijn leven tot buit hebben en in leven blijven. (…) Maar als u niet naar de vorsten van de koning van Babel toe gaat, dan zal deze stad gegeven worden in de hand van de Chaldeeën. Zij zullen haar met vuur verbranden en u zult aan hun hand niet ontkomen“ (Jeremia 38:2,18)

En als de Joden later in Babel zijn, worden ze opgeroepen daaruit weg te gaan voordat God Babel zal oordelen.

Vlucht weg uit het midden van Babel, uit het land van de Chaldeeën” (Jeremia 50:8)

Vlucht weg uit het midden van Babel, laat ieder zijn leven redden, word in zijn ongerechtigheid niet verdelgd. (…) Ga weg uit zijn midden, Mijn volk, laat ieder zijn leven redden vanwege de brandende toorn van de Here“ (Jeremia 51:6,45)

Zelfs Paulus roept de gelovigen in Korinthe op om uit de gemeenschap daar weg te gaan als er God er niet meer op de juiste wijze gediend wordt en er afgoderij wordt gepleegd. “Ga daarom uit hun midden weg en zondert u af, zegt de Here, en raak het onreine niet aan (…)“ (2 Korinthe 6:14-18).

Tenslotte klinkt dezelfde oproep nog een keer, net voordat het oordeel over het naamchristendom komt in het laatste Bijbelboek:

Ga uit haar weg, Mijn volk, opdat u geen deelhebt aan haar zonden, en opdat u niet van haar plagen zult ontvangen” (Openbaring 18:4).

Het valt op dat in al deze gevallen er sprake van is dat het oordeel van God over de gemeenschap komt, omdat er afgoderij is getolereerd, die men zelf niet wil veroordelen en waarvan men zich niet wil bekeren.

Dan blijft je echter als gelovige geen andere keus dan de oproep van de Heer om ‘uit te gaan’.

De heiliging volbrengen

Laten we tot slot nog eens kijken naar wat Paulus in zijn tweede brief aan de gemeente in Korinthe schrijft.

“(…) Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn. Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Here, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige. Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God” (2 Korinthe 6:14-7:1).

In zijn eerste brief had Paulus al het nodige geschreven over afgodendienst. Kennelijk was dat een gevaar voor de Korinthiërs. Maar of ze het echt begrepen hebben? Het valt te betwijfelen, omdat uit dit gedeelte in zijn tweede brief valt op te maken dat het iets was wat toch verder doorgang had gevonden. Aan degenen die in het licht wilden wandelen (6:14) schrijft Paulus hier dat ze een ‘tempel van de levende God’ zijn. God wilde ‘in hun midden wonen en onder hen wandelen’. Maar dat kon niet zolang ze bij degenen bleven die de afgoden dienden.

Dan trekt Paulus de conclusie: “Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af”. Weggaan en je afzonderen. Je afscheiden dus.  Maar je bent niet alleen, want God geeft Zijn belofte:

(…) Ik zal u aannemen en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige” (vers 17,18)

Deze belofte komt van de Here, de Almachtige. Dat is Degene Wiens Naam in het Nieuwe Testament alleen op deze plaats voorkomt en verder nog in het boek Openbaring. Hij, die grote God, is de Almachtige die ook de loop van de geschiedenis in Zijn hand heeft. Hij is Degene aan Wie we ons als zonen en dochters mogen toevertrouwen.

Deze belofte is de aansporing om die stap te doen en ons te reinigen, zodat we ‘de heiliging volbrengen in het vrezen van God’ (2 Korinthe 7:1). Uitgaan en ons afscheiden is de ene kant van ‘heiliging’, maar we moeten ook ‘de heiliging volbrengen’ en zien met welk doel we weggegaan zijn.

De ware God dienen

Deze andere kant van ‘heiliging’ zullen we verkennen in het volgende deel van deze studie. Want tot hier was het allemaal nogal negatief; over satan en zijn demonen, hoe Gods volk zich steeds weer tot afgoderij laat verleiden en Gods oordeel over zich afroept. Hoe overal om ons heen de christenheid – zonder dat ze het in de gaten heeft – steeds verder wegzinkt in afgoderij. Dat zijn geen leuke dingen, maar we moeten ons er mee bezig houden en we zullen ook tegen deze duistere achtergrond zien hoe heerlijk en groot datgene is wat God de Vader voor ons in petto heeft. We mogen “naar Hem uitgaan, buiten de legerplaats” (Hebreeën 13:13).

In het volgende deel – God dienen – gaan we hier verder op door, waarbij we ons de vraag moeten stellen hoe God dan wil dat we Hem dienen? Begrijpen hoe het niet moet is één ding, maar iets anders is dan weer om te weten hoe het wèl moet.

⇒ Over ‘heiliging‘ staat hier nog een goed artikel.