Een bekend verschijnsel in de charismatische wereld is de ’tongentaal’ die soms ook wel ‘glossolalie’ genoemd wordt. Het is het voortbrengen van onbegrijpelijke klanken1, die niemand begrijpt, ook de spreker zelf niet.
De uitleg hiervan is meestal dat men denkt dat dit een taal is die God juist wel verstaat – een soort van hemelse taal dus – waardoor je ook een ‘intieme relatie met God’ ervaart.
Tongentaal is vanaf het begin het ‘handelskenmerk’ geweest van de pinkster-/charismatische beweging en het wordt nog steeds gepromoot over de hele wereld en in alle denominaties en gemeenschappen. Het lijkt wel alsof niets het kan tegenhouden. Sommigen noemen het een bijzondere gave of een cadeau van God.
Terwijl we er toch een paar ernstige vragen bij moeten stellen.
Wordt tongentaal in de Bijbel aanbevolen?
De uitstorting van de Heilige Geest
In de Bijbel komt het een aantal keren voor dat mensen het evangelie van God horen in hun eigen moedertaal, terwijl degene die spreekt die taal niet geleerd heeft. Het kwam voor in de begintijd van het christendom en wordt in het boek Handelingen drie keer genoemd (Handelingen 2:2-13; 10:46; 19:6). De eerste keer wordt aangeduid als de uitstorting van de Heilige Geest en het is het bewijs voor de Joden dat Gods Geest ook uitgaat naar de heidenen, de volken die niet in God geloofden (zie 1 Korinthe 14:22). Ook zij ontvangen de Heilige Geest wanneer ze tot geloof in Jezus Christus komen.
In de gemeente moet elke vreemde taal vertaald worden
Het evangelie gaat de wereld over en mensen komen tot geloof in de Heer Jezus Christus. Dat betekent ook dat in de gemeente van God meerdere talen gesproken kunnen worden. Ook in die tijd werd er door de apostelen en anderen al gereisd tussen de gemeenten. Om die reden leerde Paulus aan de gemeente in Korinthe dat er in de gemeente alleen maar in de eigen (moeder)taal sproken mocht worden, tenzij de vreemde taal vertaald kon worden voor de gemeente. Het doel daarvan is dat alles wat in de gemeente gebeurd voor iedereen te begrijpen moet zijn (zie 1 Korinthe 14:9,28).
Over het gebruik van vreemde talen en de vertaling daarvan, is de Bijbel heel helder en daarover bestaat ook geen onenigheid [tussen charismatische en niet-charismatische christenen].
Maar is het dan een bijzondere intieme taal?
Wat er dan overblijft is het idee dat de tongentaal een intieme taal zou zijn, waarmee je met God kunt communiceren. Een cadeautje van God noemen sommigen het. Als ‘bewijs’ voert men dan aan dat
- Paulus meer dan wie ook in tongentaal gesproken zou hebben en dat hij dit engelentaal noemt (1 Korinthe 14:18 en 13:1)
- Je bij tongentaal bidt met je geest en niet met je verstand; zo staat het in 1 Korinthe 14:14. Immers je begrijpt niet wat je zelf zegt.
Dat Paulus in tongentaal gesproken zou hebben, zegt hij nergens. Hij zegt in 1 Korinthe 14:18 dat hij meer vreemde talen sprak dan de Korinthiërs.
Lees hier meer over de talen die Paulus waarschijnlijk gesproken heeft.
De apostel Paulus was een hoogopgeleide en bereisde figuur, en het is aannemelijk dat hij meerdere talen sprak. Hoewel de Bijbel zelf niet specifiek vermeldt welke talen Paulus beheerste, kunnen we op basis van zijn achtergrond en de context waarin hij leefde en werkte een goed geïnformeerde schatting maken. Hieronder volgt een overzicht van de talen die Paulus mogelijk sprak, met een onderbouwing voor elke taal:
1. Aramees
Aramees was de dagelijkse omgangstaal in Judea en het bredere Midden-Oosten in de eerste eeuw. Paulus, als Jood uit Tarsus en met een achtergrond in Jeruzalem, zou waarschijnlijk Aramees hebben gesproken. Dit was de taal die vaak werd gebruikt in Joodse religieuze gemeenschappen, en ook Jezus sprak Aramees.
2. Hebreeuws
Paulus was een goed opgeleide farizeeër en kreeg zijn opleiding onder Gamaliël, een gerespecteerde rabbijn. De Hebreeuwse taal was de taal van de Heilige Schrift (het Oude Testament) en werd gebruikt in liturgische en religieuze contexten. Paulus citeert regelmatig uit de Hebreeuwse geschriften en zou Hebreeuws dus zeker hebben gekend.
3. Grieks
Grieks was de lingua franca van het oostelijke deel van het Romeinse Rijk, waar Paulus veel van zijn zendingsreizen maakte. Paulus schreef zijn brieven in het Grieks, wat erop wijst dat hij deze taal goed beheerste. Bovendien was hij afkomstig uit Tarsus, een stad in Cilicië (het huidige Turkije), waar Grieks de voertaal was.
4. Latijn
Hoewel er minder directe bewijzen zijn dat Paulus Latijn sprak, was dit de officiële taal van het Romeinse Rijk, vooral in juridische en administratieve contexten. Paulus had te maken met Romeinse overheden en werd uiteindelijk naar Rome gebracht. Het is mogelijk dat hij ten minste een werkkennis van het Latijn had.
5. Lycisch en andere lokale talen
Paulus reisde door veel gebieden in Klein-Azië (het huidige Turkije), waar lokale talen zoals het Lycisch werden gesproken. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat hij al deze talen vloeiend sprak, kan het zijn dat hij enkele woorden of zinnen in deze talen kende om te communiceren met de plaatselijke bevolking.
6. Phrygisch
In zijn reizen door Klein-Azië kwam Paulus ook door regio’s waar het Phrygisch werd gesproken. Hoewel minder waarschijnlijk dan de bovenstaande talen, zou hij mogelijk enige kennis van deze taal hebben gehad.
Conclusie:
De talen die Paulus waarschijnlijk sprak omvatten Aramees, Hebreeuws, Grieks, en mogelijk Latijn. Daarnaast is het mogelijk dat hij enige kennis had van lokale talen in de gebieden waar hij het Evangelie bracht. De kennis van deze talen zou Paulus in staat hebben gesteld om effectief te communiceren en zijn boodschap te verspreiden in de diverse culturele en taalkundige contexten waarin hij zich bevond.
Dat hij dit een taal van engelen noemt (in 1 Korinthe 13:1) is eveneens inlegkunde. Je laat de tekst zeggen wat jij wilt zodat hij klopt met jouw opvattingen.
Dit is gewoon een kwestie van de Bijbeltaal lezen en goed begrijpen. Klik hier als je wilt weten wat ChatGPT hier van vindt,
Vraag 1: In de 1e brief aan Korinthe wordt geschreven over tongentaal. Welke argumenten worden op basis hiervan gehanteerd om tongentaal (in de zin van onbegrijpelijk gebrabbel) af te wijzen?
Antwoord ChatGPT:
In de eerste brief aan de Korinthiërs, specifiek in hoofdstuk 14, bespreekt Paulus het gebruik van tongentaal in de context van christelijke samenkomsten. Hij geeft daarbij verschillende argumenten die door sommige mensen worden gebruikt om “tongentaal” in de zin van onbegrijpelijk gebrabbel af te wijzen.
1. Begrijpelijkheid voor de gemeente:
Paulus benadrukt dat tijdens de samenkomst het belangrijk is dat wat gezegd wordt, ook door anderen begrepen kan worden. In 1 Korinthiërs 14:9 stelt hij: “Als u met uw tong geen begrijpelijk woord spreekt, hoe zal men dan weten wat er gezegd wordt? Dan spreekt u in de lucht.” Tongentaal die niet door de aanwezigen begrepen wordt, draagt niet bij aan de opbouw van de gemeente. Paulus benadrukt dat profetie, omdat het verstaanbaar is, meer waard is dan onbegrijpelijk gebrabbel.
2. Opbouw van de gemeente:
Paulus legt in 1 Korinthiërs 14:12-19 uit dat de gave van tongentaal gericht moet zijn op de opbouw van de gemeente. Hij zegt dat hij liever vijf woorden spreekt die door anderen begrepen worden, dan tienduizend woorden in een taal die niemand begrijpt (vers 19). Tongentaal kan slechts nuttig zijn als er iemand is die de taal kan uitleggen (vers 13), zodat de hele gemeente erdoor opgebouwd wordt.
3. Interpretatie of uitleg vereist:
Paulus maakt duidelijk dat als tongentaal wordt gesproken in een gemeente, er ook iemand moet zijn die kan uitleggen wat er gezegd wordt. Zonder uitleg draagt het spreken in tongen niet bij aan de geestelijke opbouw van anderen. In 1 Korinthiërs 14:28 zegt hij: “Als er geen uitlegger is, moet men zwijgen in de gemeente en voor zichzelf en voor God spreken.” Dit impliceert dat zonder uitleg de tongentaal niet nuttig is voor de gemeente.
4. Buitenstaanders en ongelovigen:
Paulus waarschuwt in 1 Korinthiërs 14:23 dat als een buitenstaander of ongelovige binnenkomt terwijl iedereen in onbegrijpelijke talen spreekt, ze zouden kunnen denken dat de aanwezigen gek zijn. Dit betekent dat het gebruik van onbegrijpelijke tongentaal een negatief effect kan hebben op de getuigenis naar buitenstaanders toe.
Conclusie:
De argumenten tegen het gebruik van tongentaal als onbegrijpelijk gebrabbel in de samenkomst zijn gebaseerd op het belang van begrijpelijkheid, de noodzaak van opbouw voor de gemeente, het vereiste van interpretatie en de impact op buitenstaanders. Tongentaal zonder uitleg draagt niet bij aan de opbouw van de gemeente en kan zelfs verwarring veroorzaken. Paulus lijkt daarom de voorkeur te geven aan communicatie die voor iedereen verstaanbaar en opbouwend is.
Vraag 2: Is het mogelijk om op basis van de Bijbelteksten te concluderen dat tongentaal (in de zin van onbegrijpelijk gebrabbel) een hemelse taal of engelentaal zou zijn? Dus simpel op de tekst van het geschreven Woord.
Antwoord ChatGPT:
De vraag of tongentaal, zoals beschreven in de Bijbel, een hemelse taal of engelentaal is, kan niet eenvoudig worden beantwoord op basis van de teksten zelf. Er zijn echter enkele passages die vaak worden aangehaald in deze discussie, maar er is geen expliciete tekst die ondubbelzinnig stelt dat tongentaal een hemelse of engelentaal is. Laten we enkele relevante teksten bekijken:
1. 1 Korinthiërs 13:1: “Al sprak ik de talen van mensen en engelen, maar ik had de liefde niet, ik zou een galmend bekken of een schelle cimbaal zijn.”
– Interpretatie: Paulus gebruikt hier een hyperbool (overdrijving) om de superioriteit van de liefde te benadrukken. Hij suggereert niet per se dat hij daadwerkelijk de taal van engelen spreekt, maar stelt dat zelfs als hij dat zou kunnen, het zonder liefde waardeloos zou zijn. Dit vers wordt soms geïnterpreteerd als een verwijzing naar een mogelijke engelentaal, maar de context wijst erop dat Paulus eerder een hypothetisch en retorisch punt maakt.
2. Handelingen 2:4-11: “En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.”
– Interpretatie: Tijdens Pinksteren spreken de discipelen in verschillende talen die door de toehoorders worden begrepen. Dit wordt algemeen gezien als een manifestatie van de gave van tongentaal, maar het gaat hier specifiek om verstaanbare menselijke talen die door de aanwezigen worden herkend.
3. 1 Korinthiërs 14:2: “Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God; want niemand begrijpt het, maar in de geest spreekt hij geheimenissen.”
– Interpretatie: Dit vers zou kunnen worden gelezen als ondersteuning voor het idee dat tongentaal een taal is die niet door mensen begrepen wordt, en mogelijk alleen door God. Dit zou kunnen impliceren dat het een hemelse taal is. Echter, het gebruik van het woord “geheimenissen” kan ook betekenen dat de taal ongekend of mysterieus is, zonder specifiek te impliceren dat het een engelentaal of hemelse taal is.
Conclusie:
Hoewel er teksten zijn die de mogelijkheid openlaten dat tongentaal iets anders is dan gewone menselijke talen, is er geen expliciete tekst die ondubbelzinnig stelt dat het een hemelse of engelentaal is. De context van de meeste teksten die tongentaal bespreken, wijst erop dat de nadruk ligt op communicatie en opbouw van de gemeente, wat suggereert dat verstaanbaarheid belangrijk is.
Kortom, op basis van de Bijbelteksten kan men niet met zekerheid concluderen dat tongentaal een hemelse of engelentaal is. Dit blijft een interpretatiekwestie die afhankelijk is van hoe men de betrokken passages uitlegt.
De uitleg van 1 Korinthe 14:14 is niet dat we moeten bidden in de geest, zonder verstand. Wat werkelijk bedoeld wordt staat er direct achter in vers 15. Daar staat dat we in alles wat we tot God zeggen of zingen, het verstand erbij ingesloten en werkzaam moet zijn. Zodat we begrijpen wat we zeggen of zingen.
In deze teksten veroordeelt Paulus nu net de onbegrijpelijke tongentaal en wijst hij dat duidelijk af.
Waarom hij dat doet, bespreken we hieronder.
God is het Woord en Hij spreekt
Wanneer tongentaal (in de zin van onbegrijpelijk gebrabbel) van God zou komen, kun je je afvragen hoe dat kan. Is het in overeenstemming met Wie God is? God is een God die duidelijke taal spreekt.
Zo spreekt Hij om te beginnen in de schepping. Hemel en aarde en alles wat daarin en daarop leeft heeft Hij gemaakt. Al het leven komt van Hem!
” Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” (Romeinen 1:20)
Ieder mens weet dat er een God is die alles geschapen heeft; het is kennis die in ieder mens gelegd is. Wanneer je die waarheid – want daar gaat het om: waarheid of leugen – aan de kant schuift , ben je volgens het Woord van God niet te verontschuldigen. Want dat is wat Hij in het hieraan vooraf gaande vers zegt:
” (…) mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken, omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun immers geopenbaard.” (Romeinen 1:18,19)
Hij is de God die spreekt in taal die begrepen wordt door ieder die Hem wil horen. Zo is het altijd geweest en zo is ook de schepping ontstaan: “Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er.” (Psalm 33:9). God spreekt altijd met een doel en zijn woorden zijn daarom niet onduidelijk. Dat is ook wat de volgende tekst zegt:
” zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend.” (Jesaja 55:11)
God spreekt niet alleen Zijn Woord, Hij is ook het Woord. Zo begint ook het evangelie naar Johannes:
“In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God2. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen.” (Johannes 1:1-4)
Hij is het Woord dat vlees geworden is; Christus Jezus, door God gezonden. Hij was het levende Woord. Zo heeft God in de Zoon gesproken.
“Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.” (Hebreeën 1:1-2)
Onze God, de God die hemel en aarde schiep, is een God die duidelijk spreekt3, met een duidelijk doel, namelijk om mensen te behouden, te redden. Hij wil dat alle mensen behouden worden (1 Timotheüs 2:4) en daarom spreekt hij niet onduidelijk en onbegrijpelijk.
charismatische tongentaal is volledig in strijd
met het wezen van een god die spreekt.
Wanneer God zich nu zo laat kennen in Zijn Woord, de Bijbel, dan is het ondenkbaar en onmogelijk dat tongentaal (onbegrijpelijk gebrabbel) iets is dat God bedacht heeft en zou willen geven aan mensen die in de Heer Jezus Christus geloven. Het is zelfs volledig in strijd met Wie de God van de Bijbel is.
Tongentaal komt ook bij andere godsdiensten voor
Maar als tongentaal niet van God komt, waar komt het dan wel vandaan? Het is bijzonder dat het fenomeen tongentaal – glossolalie genoemd – ook bij andere religies voorkomt. De belangrijkste voorbeelden zijn deze:
- Uit de oude Griekse godsdienst kennen we het orakel van Delphi. daar ontstonden in extase onbegrijpelijke uitdrukkingen, die door de priesters werden vertaald. Men meende dat het boodschappen van de god Apollo waren.
- In het Hindoeïsme komt ook extase met onbegrijpelijke taal voor. Ook bij tantrische rituelen kan glossolalie voorkomen. Deze uitingen worden gezien als gevolg van het contact met goddelijke krachten.
- Binnen de Islam komt tongentaal beperkt voor bij bijvoorbeeld soefi-mystici.
- In sjamanistische culturen over de hele wereld komt glossolalie voor bij rituelen of in trancetoestanden. Ook hier wordt het gezien als uitingen van de communicatie met geesten of goddelijke wezens.
Klik hier voor meer info over tongentaal uit ChatGPT
Vraag : Is het waar dat tongentaal ook in andere religies voorkwam en voorkomt? Kun je daar voorbeelden en/of bronnen van noemen?
Antwoord ChatGPT:
Ja, tongentaal, vaak aangeduid als “glossolalie,” komt niet alleen voor in het christendom, maar ook in verschillende andere religieuze tradities, zowel historisch als in het heden. Hier zijn enkele voorbeelden van glossolalie in andere religies:
1. Oude Griekse Religie:
– Delfische Orakel: In de oudheid waren de Pythia, de priesteressen van het orakel van Delphi, bekend om het spreken in extatische, vaak onbegrijpelijke uitdrukkingen. Deze uitingen werden geïnterpreteerd door priesters en beschouwd als boodschappen van de god Apollo. Hoewel dit niet exact hetzelfde is als christelijke glossolalie, vertonen ze overeenkomsten in termen van spirituele extase en het gebruik van onbegrijpelijke taal.
2. Hindoeïsme:
– Bhakti-beweging: In sommige secties van het hindoeïsme, vooral binnen de Bhakti-beweging, zijn er tradities waarin gelovigen tijdens intensieve devotionele praktijken in extase kunnen raken en beginnen te spreken in onbegrijpelijke of onbekende talen. Dit wordt gezien als een uiting van intense spirituele connectie met het goddelijke.
– Tantra: In bepaalde tantrische rituelen kan glossolalie voorkomen als een uitdrukking van het contact met hogere bewustzijnsniveaus of goddelijke krachten.
3. Islam:
– Sufi Mystiek: Hoewel glossolalie niet algemeen is in de islamitische traditie, zijn er meldingen van sommige soefi-mystici die tijdens tranceachtige rituelen (zoals de Dhikr) spontaan begonnen te spreken in vreemde of onbekende talen. Dit wordt echter niet wijdverbreid erkend en komt minder vaak voor dan in andere religieuze tradities.
4. Inheemse Religies:
– Sjamanisme: In veel sjamanistische culturen over de hele wereld, van Siberië tot de Amazone, komt glossolalie voor. Sjamanen kunnen tijdens rituelen of in trancetoestanden spreken in onbekende talen of klanken, waarvan men gelooft dat ze uitingen zijn van communicatie met geesten of goddelijke wezens.
5. Moderne Nieuwe Religieuze Bewegingen:
– Pentecostal Movement (Charismatische Bewegingen): Naast het christendom komt glossolalie ook voor in sommige nieuwe religieuze bewegingen, zoals bepaalde takken van de moderne New Age-bewegingen en syncretische religies zoals het Braziliaanse Candomblé of het Haïtiaanse Voodoo, waar spirituele mediums tijdens rituelen in trance kunnen raken en in onbekende talen spreken.
Deze voorbeelden en bronnen tonen aan dat glossolalie een verschijnsel is dat niet exclusief is voor het christendom, maar in verschillende vormen en contexten in andere religieuze tradities voorkomt.
Bronnen:
– Yong, Amos. ‘The Spirit Poured Out on All Flesh: Pentecostalism and the Possibility of Global Theology’. Dit boek bespreekt de verschijnselen van glossolalie in verschillende religies, inclusief historische en moderne voorbeelden.
– Goodman, Felicitas D. ‘Speaking in Tongues: A Cross-Cultural Study of Glossolalia’. ** Dit boek biedt een antropologische studie van glossolalie in verschillende culturen en religies.
– Samarin, William J. ‘Tongues of Men and Angels: The Religious Language of Pentecostalism’. Dit boek onderzoekt glossolalie binnen en buiten het christendom, met aandacht voor andere religieuze tradities.
De constatering is dus dat tongentaal een fenomeen is dat ook bij heidense religies voorkomt en niet alleen in het christendom. Nu heb ik eens een bekende bijbelleraar – voorstander van tongentaal – horen zeggen dat de duivel de imitator van God is. Maar volgens hem is er heidense tongentaal en christelijke tongentaal; dus wat is dan eigenlijk het probleem?
Het is denk ik heel simpel: de duivel doet het in alle religies en laat mensen op deze wijze contact leggen met wezens in de onzichtbare wereld. Dat zijn mooie, bovennatuurlijke ervaringen. Maar de duivel is slim en weet ook hoe hij christenen kan misleiden en tot ‘christelijke tongentaal’ kan brengen. Dat wordt dan ingepakt met bijbelteksten en de christenen denken dan dat dit een ‘cadeautje van hun God’ is.
Maar dan kom je op heel gevaarlijk terrein, waar juist de hele bijbel ernstig tegen waarschuwt. Tegen zijn volk Israel heeft God gezegd ‘dat ze niet tot Hem mogen naderen op de wijze waarop de heidenen tot hun goden naderen’.
“Wees op uw hoede (…) dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen:
zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen.
U mag ten aanzien van de Heere uw God niet doen zoals zij!”
(Deuteronomium 12:30-31)
De volken hebben hun goden en allerlei manieren om contact met hen te hebben. Maar het volk Israel was het volk van de allerhoogste God, die zijn eigen opvatting had over hoe het volk met Hem om mocht gaan en hoe ze tot Hem moesten naderen. In alles moest duidelijk zijn dat de ware God compleet anders was dan de goden van de volken. God heeft Israel uitgekozen en ze moesten laten zien wie hun God, de God van Abraham, Izaäk en Jakob is. Daarvoor had God hen ook zijn wetten gegeven, zodat in hun leven en in hun relatie met de Here God zichtbaar was wie God is: in alles anders dan de volken om hen heen.
Voor het volk Israel is dit de grootste valkuil geweest: het dienen van de Here God op een heidense manier. Ze dachten dat hun ervaringen van de Here afkomstig waren, terwijl ze in werkelijkheid de demonen dienden. Voortdurend was het een probleem en ondergingen ze de tuchtiging daarvoor.
Zo heeft God ook vandaag een volk, ieder die zich noemt naar Christus. Ook in ons leven en in onze omgang met de Here moet zichtbaar zijn dat we anders zijn.
Maar zowel bij Israel als bij de christenen vandaag is dit het grootste probleem: dat we niet weten hoe de Here God gediend wil worden. We onderscheiden niet wat van andere goden afkomstig is, zodat we makkelijk te verleiden zijn om heidense praktijken te volgen. De gevolgen zijn desastreus, net zoals bij het volk Israel. “Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.” (Hosea 4:6)
Gods volk mag niet tot Hem naderen op een manier4 die ook de heidenen gebruiken.
Daarom moet je zeggen dat de oorsprong van zogenaamde ‘christelijke tongentaal’
demonisch is, net zoals in andere religies.
Over de afgoderij in de 1e brief aan Korinthe
Christenen in een heidense wereld
Het volk Israel mocht niet de goden van de volken dienen, want de Here wilde op een andere manier gediend worden. Wanneer ze op een heidense manier met de Here contact probeerden te maken zouden ze in contact komen met de demonen en onder hun invloed komen. De bijbel noemt het dat ze dan de (af)goden dienen en van de Here zouden afvallen.
Maar hetzelfde geldt voor de christenen; voor hen geldt hetzelfde verbod. In de brief die de gezamenlijke apostelen destijds vanuit Jeruzalem naar de gemeente in Antiochië gezonden hebben, stelden ze “dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed.” (Handelingen 15:20). Anders gezegd moeten christenen zich verre houden van afgoderij en wat daar mee te maken heeft en een christelijke levenswandel tonen, die in veel opzichten anders is dan het leven van ongelovigen. Zodat ook voor de wereld zichtbaar is welke God zij dienen.
In de eerste brief aan Korinthe vinden we een grote uiteenzetting van Paulus over het christelijke leven tegenover de principes van het heidense leven zonder God en Christus. Korinthe is bij uitstek een heidense stad waar alles wat heidens is te vinden was. Nu kunnen we op deze plaats niet de hele brief doornemen, maar we willen een paar saillante punten er uit nemen, die verband houden met de kwestie van de tongentaal.
De brief is gestuurd naar Korinthe maar ook bedoeld voor ons en alle christenen ‘in alle plaatsen’ (1 Korinthe 1:2). We kunnen rustig zeggen dat ook onze huidige westerse wereld een heidense wereld is. Daarom ondergaan wij net als de Korinthiërs destijds ook alle invloeden van de wereld in de christelijke gemeenschappen. Daarom is de eerste brief van Paulus aan de gelovigen in Korinthe ook voor ons van groot belang.
Helaas ontbreekt mij op dit moment de tijd om een nieuw overzicht van de 1e brief aan Korinthe te maken. In de plaats daarvan voorlopig een paar links naar een pagina en een artikel.
Klik hier voor een summier overzicht van relevante Korinthe-teksten
2:12 ‘En wij hebben niet ontvangen de geest van de wereld, maar de Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons door God genadig geschonken zijn.’
– de wereld wordt beheerst/aangestuurd vanuit een geestelijke werkelijkheid, de geest van de wereld. In tegenstelling daarmee heeft de gelovige de Geest die uit God is.
– we hebben de Geest van God ontvangen, opdat wij zouden weten. . . God wil dat we ons verstand erbij gebruiken, zodat we Zijn dingen weten.
3:19 ‘Want de wijsheid van de wereld is dwaasheid bij God (…) De Heere kent de overwegingen van de wijzen, dat zij zinloos zijn’.
– De wijsheid van de wereld is in Gods oog dwaasheid, ze is zinloos. Dat is zonder betekenis en doel.
5:1 ‘… hoererij waarvan zelfs onder de heidenen geen sprake is…
5:11 ‘…. een afgodendienaar …’
Er werden in de gemeente praktijken geaccepteerd die zelfs in de wereld – onder de heidenen – niet voor kwamen. Het laat zien dat het heidense denken en doen nogal ingang gevonden had. Het kon zelfs voorkomen dat er mensen waren die toch nog de afgoden dienden.
6:10 ‘Dwaal niet! Ontuchtplegers, afgodendienaars, (…) zullen het Koninkrijk van God niet beërven.’
– Al de praktijken die hier genoemd worden, leiden ertoe dat deze mensen het koninkrijk van God niet zullen binnengaan. Als je denkt dat dat niet zo is, dan dwaal je.
6:17,18 ‘Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest [met Hem]. Vlucht weg van de hoererij.
– De gemeenschap met de Here is geestelijk naar zijn aard. Het heeft met het denken en het verstand te maken. Dit hele gedeelte (6:12-20) maakt ook duidelijk dat deze gemeenschap niet lichamelijk ervaren kan worden. Dit in tegenstelling tot de demonische invloeden, wat hier ook hoererij genoemd wordt en ‘gemeenschap met demonen’ is (zie verderop in 10:20).
8:1 ‘En wat de afgodenoffers betreft: wij weten dat wij allen kennis bezitten.’
– Hier begint het tweede thema waar de Korintiërs vragen over hadden; het eerste thema staat in 7:1. Hoe zit het nu met afgodenoffers? Mag je die nu wel of niet eten? Daarna komt een uitgebreide verhandeling, met hier en daar ‘uitstapje’, tot aan 12:1 waar het volgende thema (de geestelijke gaven) begint.
8:4-6 ‘(…) dat er geen andere God is dan Eén. Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem’
– Paulus houdt een uitgebreide verhandeling met dit begin in de verzen 4-6 waarin hij duidelijk maakt dat we ons goed moeten realiseren dat er één God is die we liefhebben en die ons hart kent (8:3). Maar dat er ook andere geestelijke wezens zijn, goden, die hun invloed in de hemel en op aarde zullen uitoefenen en heerschappij nastreven. En het zijn er veel! Maar onze God, uit wie alles is en onze Heer Jezus Christus, is de enige God met wie wij te maken hebben.
8 : 8 ‘Voedsel nu brengt ons niet dichter bij God, want hetzij dat wij eten, wij zijn er bij God niet meer om; en hetzij dat wij niet eten, wij zijn er bij God niet minder om.’
– Een bijzondere tekst die duidelijk maakt dat afgodenoffers (voedsel) brengen of zelf eten, ons niet dichter bij God brengen. Het maakt duidelijk dat het in de afgodendienst om gaat dat we ‘dichter bij God’ komen en zelfs de eenheid met Hem ervaren zouden (zie hierboven ook 6:17). Niemand kan God zien: ‘Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien.’ (1 Timotheüs 6:16). Geen mens kan God met zijn zintuigen zien of ervaren. Zie ook hier.
8:7, 10, 12 ‘in geweten niet los van de afgod (…) hun geweten dat zwak is (…) zal dan zijn geweten (…) en hen in hun geweten, dat zwak is, te treffen (…)’
– het bewustzijn (het geweten) van een gelovige kan zwak zijn. Gevoelig en gemakkelijk beïnvloedbaar door de onzichtbare wereld. Zo iemand kan door ons gedrag gemakkelijk weer terugvallen in afgoderij.
10 : 7, 14 ‘En wordt geen afgodendienaars (…) Daarom, mijn geliefden, vlucht weg van de afgodendienst.’
– In hoofdstuk 10 neemt Paulus het volk Israel als voorbeeld en waarschuwing voor christenen in Korinthe. Daarom had God in de meesten van hen geen welgevallen en zijn ze neergeveld in de woestijn (10:5). Iedere gelovige zal verleidingen krijgen om hem tot afgoderij te brengen. Maar we moeten op God blijven vertrouwen; dat is: geloven dat Hij trouw is. “En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt’. (1 Korinthe 10:13).
Overigens is het opmerkelijk dat het voorbeeld van Israel dat omkomt in de woestijn nog op twee andere plaatsen in het Nieuwe Testament genoemd wordt. Zie Hebreeën 3: 7-19 en Judas vers 5-6. Steeds is het de afgoderij, de vermenging van demonen met mensen. Of zoals Paulus het noemt: ‘gemeenschap met de demonen’.
10 : 20 ‘En ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt. (…) de drinkbeker van de demonen (…) de tafel van de demonen.’
– Gemeenschap met God, de Vader en de Heer Jezus gaat niet samen met de gemeenschap met demonen. Dan is onze God ook een jaloerse God tegen wie we niet kunnen standhouden (10:22), net zo min als het volk Israel dat kon.
12 : 1,2 ‘Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent. U weet dat u heidenen was, weggetrokken naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren.’
– Aan het begin van de uiteenzetting over de de geestelijke (gaven), verwijst Pauls naar hun oude leven en hun eigen ervaringen van de afgoderij. Hij zegt erbij in vers 1 dat hij niet wil dat we er onwetend over zijn, alvorens hij overgaat tot de volgende hoofdstukken en ingaat op de geestelijke [gaven].
Voetnoten
- Sommigen noemen het daarom ook ‘klanktaal’, zoals bijvoorbeeld Wim Grandia ↩︎
- De EBV24 vertaling heeft: ‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord.’ ↩︎
- Dan hebben we het nog niet eens gehad over Gods betrouwbare geschreven Woord, de Bijbel. ↩︎
- Dit principe geldt voor alle manieren om dichter bij ‘het goddelijke’ te komen. Veel van deze manier in de religies kennen ook een christelijke versie. Als christenen de christelijke versie gebruiken komen ze ook bij de demonen uit. Bijvoorbeeld de meditatietechnieken in de religies worden ook door christenen toegepast; dan kom je niet bij God uit maar bij de demonen. Zo wordt bijvoorbeeld mindfullness –> ‘christfullness’. ↩︎