Dit is uw god, Israel

Heel recent kreeg ik van iemand de vraag hoe het toch kan dat de Israelieten van het gouden kalf zeiden: “Dit zijn uw goden, Israel, die u uit het land Egypte geleid hebben” (Exodus 32:4). De vraagsteller stuurde een aantal linkjes mee naar diverse artikelen met allerlei opvattingen over het gebeuren, die kennelijk voor de vraagsteller geen overtuigende verklaring gaven. Dus proberen we er hier maar iets over te zeggen. De vraagsteller moet maar uitmaken of dit verhaal op de stapel ‘niet-overtuigende verklaringen’ terecht komt of niet.

Het probleem

De vraag is dus hoe je een kalf nu kunt benoemen als god (of goden) en daar grote goddelijke kracht aan toekent, terwijl je niet zo lang geleden nog Gods machtige handelen hebt gezien bij de plagen in en uittocht uit Egypte. Dan ben je collectief gek geworden of er is iets anders aan de hand.
De eerste mogelijke verklaring lijkt me niet erg aannemelijk. Want als gekte hen overkomen is, konden ze er eigenlijk zelf niks aan doen, toch? Maar waarom strafte de Here hen dan zo, dat er 3000 man moesten sterven? De Here God nam het heel serieus; lees het hoofdstuk er maar op na. Maar dan moet er dus een andere verklaring zijn.

Ze namen hun afgoden mee uit Egypte

Om te beginnen moeten we ons realiseren dat het volk Israel in Egypte al afgoderij bedreef. De Here zegt het tegen Ezechiël wanneer Hij het volk Israel vergelijkt met de twee zusters Ohola en Oholiba. Hun hele leven is doortrokken van afgoderij, dat al begon in Egypte, waar ze ‘hun jeugd’ doorbrachten.

“Zij bedreven hoererij in Egypte; in hun jeugd bedreven zij al hoererij. (…) Ook gaf zij haar hoererijen met de Egyptenaren niet op. Zij hadden immers in haar jeugd met haar geslapen (…) Dan zal Ik uw schandelijk gedrag bij u doen ophouden, en uw hoererij uit het land Egypte. U zult uw ogen niet meer naar hen opslaan en niet meer denken aan Egypte.

Ezechiël 23:3,8, 19-21,27

Verder was er met het volk Israel een grote groep mensen ‘van allerlei herkomst’ uit het land Egypte getrokken (Exodus 12:38) en dat hielp – om het zo maar eens te zeggen – ook niet echt om van de afgoderij af te komen.
Daarnaast lijkt het erop dat ze tijdens de hele reis door de woestijn naar het beloofde land afgoden gediend hebben.

“Hebt u Mij slachtoffers en graanoffers gebracht in de woestijn, veertig jaar lang, huis van Israel? U hebt Sikkut, uw koning, rondgedragen, en Kewan, uw beelden, de sterren, uw goden, die u voor uzelf hebt gemaakt!

Amos 5:25,26

In de rede van Stefanus wordt zelfs gesteld dat het volk Israel geen offers meer aan de Here gebracht heeft, maar dat Hij heeft toegelaten dat ze de afgoden dienden.

En zij maakten in die dagen een kalf en brachten een offer aan die afgod, en zij waren verblijd over de werken van hun handen. En God keerde Zich af en gaf hen over om het hemelleger te dienen, zoals er geschreven is in het boek van de Profeten: Hebt u de veertig jaar in de woestijn ook slachtoffers en offers aan Mij gebracht, huis van Israël?

Handelingen 7:41-42

Deze paar aanhalingen maken wel duidelijk hoe het er met het volk van God voorstond. Afgoderij was vanaf het begin[1] al een voortdurend probleem; in Egypte, maar ook daarna gedurende de woestijnreis.
Wij denken meestal dat het volk de Here op de juiste manier diende, maar dat beeld klopt dus niet.

Waar is de Here God?

Wanneer het volk in de Sinaï is en Mozes op de berg is, duurt het voor het volk Israel te lang. Mozes die hen uit Egypte geleid heeft blijft naar hun mening te lang weg. We weten niet of hij nog terugkomt. Hoe moet het dan verder?
We kunnen ons voorstellen dat hen midden in die woestijn, waar het leven voor de natuurlijke mens hard en moeilijk is, een soort van existentiële angst bekroop. Als Mozes er niet is, dan laat God ons in de steek en hebben we een grote kans om hier met elkaar om te komen.

In zo’n situatie en met dit soort emoties willen mensen zich toch wel graag naar ‘god’ uitstrekken, zodat die hen kan laten weten dat ‘het allemaal goed komt’. We kunnen ons die menselijke behoefte op zich goed voorstellen, ook al is dat niet in overeenstemming met wat de Here God vraagt: geloof en vertrouwen.
Maar het probleem hierbij is dat ze hun verlangen op een verkeerde manier, een heidense manier, invullen. Ze willen ‘God’ voelen, Hem innerlijk ervaren, zodat ze zeker weten dat Hij hen niet heeft verlaten.

Dit is uw god, Israel

In hoofdstuk 32 wordt ons een bizarre mengeling van de dienst aan de Here met afgodendienst voorgesteld. Ga maar na: Aaron zegt dat er ‘morgen een feest voor de Here’ is (vers 5) en inderdaad de dag erop brachten ze ‘brandoffers en dankoffers’ (vers 6). Maar anderzijds zei het volk van het gegoten kalf ‘Dit zijn uw goden, Israel, die u uit het land Egypte geleid hebben’ (vers 4) en het ‘feest voor de Here’ werd misbruikt om een zedeloos en heidens feest te houden (vers 6b).

Het volk wist hoe ze de nabijheid van God konden ervaren en daar handelden ze dan ook naar; inclusief de rituelen die erbij hoorden. Het gevolg hiervan was dat ze zich openstelden voor de demonen in de onzichtbare wereld[2], waardoor ze innerlijk bijzondere ervaringen meemaakten. In deze toestand van hoger bewustzijn (zie hier) verandert de waarneming en de opvattingen. Dat het volk Israel in deze toestand komt tot de uitspraak ‘Dit zijn uw goden, Israel, die u uit het land Egypte geleid hebben’ is dan zeker te begrijpen. Het beeld was voor hen de toegang tot de onzichtbare wereld waardoor diepe innerlijke emoties werden opgewekt, die ze ervoeren als ‘God’.

De vraagsteller stuurde een paar sites mee met mogelijke verklaringen van het gebeuren bij de Sinaï en op slechts één ervan – een joods-mystieke site[3] – staan opmerkingen die de hierboven gegeven verklaring ondersteunen. Daar staat onder meer het volgende over de mystieke ‘eenwording met God’:
‘Om werkelijk in contact te komen met G-ds essentie moet men zichzelf ervaren als een niets, een niet-bestaan, waardoor een vacuüm ontstaat waarin de essentie van G-d kan worden getrokken. (…). Wanneer wij Torah leren en mitzvahs uitvoeren, trekken wij G-ddelijkheid naar beneden in de wereld en doordringen wij het fysieke met spiritualiteit. (…) Zij wilden ook de openbaring van G-ds essentie ervaren en de ultieme eenheid bereiken van het sublieme met het gewone. Zij wilden zich ernstig met G-d verbinden.

Toelichting n.a.v. een lezersreactie (8-10-21): Dit citaat komt van een joods-mystieke site en is geen aanbeveling van deze of andere vergelijkbare sites. Er blijkt slechts uit dat het volk Israel bij de Sinai dezelfde afgoderij pleegden als heden ten dage veel orthodoxe joden (maar ook christenen en andere godsdienstaanhangers) dat doen: het nastreven van een ‘eenwording met God’.

Raar maar waar

Wat in deze geschiedenis opvalt is dat iets als werkelijkheid, als waarheid, wordt voorgesteld, wat het toch als je je verstand gebruikt, helemaal niet kan zijn. Hoe kun je nu werkelijk zeggen dat dat gouden kalf je God is Die je ook nog eens uit Egypte heeft geleid? Dat beeld kan niet God zijn en ten tijde van de uittocht was het er ook nog niet. Het is volstrekt onmogelijk; rationeel onzin.

De enige verklaring hiervoor is dat de ‘gemeenschap met de demonen’ (zoals Paulus dat noemt in 1 Korinthe 10:20) een zodanig diepe zielservaring is die alles op zijn kop zet. Het waarnemen, het denken en de beoordeling veranderen fundamenteel. Iets wat geen werkelijkheid kan zijn, wordt voor de persoon in kwestie toch de werkelijke en enige waarheid. Het is raar, maar waar. Het kan niet, maar is toch waar.

Je zou het ook anders kunnen zeggen. Feiten worden ontkend en vervangen door wat mensen diep van binnen als waarheid ervaren. Dat laatste is dan de waarheid en de feiten tellen niet meer. Het is de demonische invloed van de onzichtbare wereld op de mens en in toenemende mate zie je dit verschijnsel optreden in alle geledingen en haarvaten van de maatschappij. Een van de meest extreme uitingen is wel de huidige gender toestand. Je bent niet meer man of vrouw, maar wat je van binnen ‘voelt’ en misschien is dat overmorgen weer anders en verandert het daarna weer. ‘k Vrees dat je het niet demonischer kunt krijgen.

De drieduizend

De Here God moet afgoderij oordelen. Daarom moesten de Levieten met het zwaard door het kamp gaan om schuldigen te doden, waardoor ongeveer 3000 man omkwamen. Het was Gods genade dat het oordeel hiertoe beperkt bleef.
Maar er zit nog een ander aspect aan en dat is dat deze 3000 zeer waarschijnlijk het voortouw hebben genomen in het gebeuren en daarom in het bijzonder het oordeel van de Here moesten ondergaan. De Levieten (en mogelijk meerderen uit andere stammen) hebben er niet aan mee gedaan.

Dat is zoals het nog steeds is. Er zijn ‘leiders’ in de christenheid die vooropgaan in de afgoderij en die proberen de gelovigen achter zich te krijgen (zie ook hier). De gelovigen doen er meer of minder enthousiast aan mee en er zijn er die er gewoon maar achteraanlopen. Daarnaast een steeds kleiner wordende groep die het er niet mee eens is, zich afzijdig houdt en wellicht afscheid neemt.

Uiteindelijk gaat het om de kernvraag of we als gelovige willen wandelen in geloof op de Here en Zijn Woord of dat we zoeken naar de innerlijke godservaring.

Wij hebben dus altijd goede moed en weten dat wij,
zolang wij in het lichaam inwonen, uitwonend zijn van de Here,
want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.

2 Korinthe 5:6,7

Voetnoten:


[1] Hetzelfde geldt overigens voor de christelijke kerk. De apostelen waarschuwen er in hun brieven niet voor niks tegen.

[2] Zie o.a. Leviticus 17:7; Deuteronomium 32:17; 2 Kronieken 11:15; Psalm 106:37; 1 Korinthe 10:20

[3] Zie o.a. https://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/3613047/jewish/What-Was-the-Golden-Calf.htm;