We hebben het er al vaker over gehad, hoe belangrijk het is om God onze Vader en de Heer Jezus te danken en te loven voor het werk op het kruis van Golgotha. Laatst liep ik er in het Oude Testament weer opnieuw tegen aan.
In Exodus geeft God aan Zijn volk de instructies voor het bouwen van de tabernakel en de priester- en offerdienst die daarbij hoorde. Op zichzelf is het al heel opvallend hoeveel aandacht God hieraan geeft, zeker als je het boek Leviticus er ook nog bij neemt. Dat alleen al betekent dat het voor Hem uitermate belangrijk is hoe Zijn volk ‘tot Hem nadert’. Als christenen zouden wij ons dan des te meer en ernstiger moeten afvragen hoe wìj tot God moeten ‘naderen’. Hoe kunnen wij ‘gemeenschap met God’ hebben, zonder in het mystieke terecht te komen?
Het dagelijkse offer
In Exodus 29 lezen we vanaf vers 38 over de dagelijkse offers die de Israelieten moesten brengen.
“Elke dag twee lammeren van een jaar oud, voortdurend. Het ene lam moet u in de morgen bereiden en het andere lam moet u tegen het vallen van de avond bereiden. (…) als een aangename geur. Het is een vuuroffer voor de Heere. Het moet een voortdurend brandoffer zijn, al uw generaties door, bij de ingang van de tent van ontmoeting, voor het aangezicht van de Heere. Daar zal Ik u ontmoeten om met u te spreken. (…) Ik zal dan te midden van de Israëlieten wonen en Ik zal hun tot een God zijn. En zij zullen weten dat ik de Heere, hun God, ben, Die hen uit het land Egypte geleid heeft, opdat Ik in hun midden zal wonen. Ik ben de Heere, hun God.”
Elke dag dus opnieuw, elke morgen en elke avond een lam als brandoffer. Er moest altijd, dag en nacht een aangename geur van het altaar tot God opstijgen. Daaraan verbindt de Heere God Zijn aanwezigheid te midden van het volk. Dat de Heere bij Zijn volk zou kunnen wonen was uiteindelijk het doel waarvoor Hij hen uit Egypte geleid heeft.
Voor ons kan dit op niets anders wijzen dan op het Lam van God Zelf, onze Heer Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God Die mens werd om aan het kruis in onze plaats te sterven. Hij is Degene van Wie Johannes het zei ‘Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1:29).
De basis
In Numeri 28 komen we weer het dagelijks offer tegen.
“U moet zorg dragen voor Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur – door Mij die op de vastgestelde tij aan te bieden. U moet tegen hen zeggen: Dit is het vuuroffer dat u de Heere moet aanbieden: elke dag twee lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek, als een voortdurend brandoffer” (Numeri 28:1,2)
In de hoofdstukken 28 en 29 moet Mozes het volk van God nog een keer onderwijzen over de offers die ze Hem moeten brengen. Het begint met het dagelijkse brandoffer, de twee lammeren, die we ook al in Exodus 29 zijn tegengekomen. Deze worden het eerst genoemd en daarbovenop komen dan de offers voor de speciale gelegenheden. Op elke sabbat een sabbatsoffer van twee lammeren, elk begin van een nieuwe maand een brandoffer van twee jonge stieren plus een ram en zeven lammeren, offers voor de verschillende feesten, enzoverder.
Je zou kunnen zeggen dat de offers voor de speciale dagen ‘gedragen’ worden door de dagelijkse offers. Zonder de dagelijkse voortdurende offers geen bijzondere offers.
Is het ook niet zo bij ons? Als wij niet dagelijks Hem onze offers van lof en dank brengen voor het werk op Golgotha’s kruis, wat voor zin heeft het dan om een keer in de week op zondag of een paar keer per jaar met bijzondere gelegenheden samen met anderen God te eren? Dat is dan niet meer dan een uiterlijke vormendienst, omdat ons hart er door de week niet bij betrokken is.
Is het slechts vorm of is het echt?
We kennen allemaal wel de veel gehoorde vraag of ons geloof slechts een kwestie van religie is of een echte levende relatie. Of het slechts een vorm is of echt een kwestie van ons hart. Dit aspect komt bijvoorbeeld in Psalm 50 naar voren[1], waarvan het grootste deel een verwijt van God is aan Zijn volk dat Hem wel offers brengt, maar ondertussen niet naar Zijn geboden wil luisteren en handelen (50:16-22). Daarom betekenen hun offers voor God ook niets; Hij heeft ze niet nodig (50:7-13). Immers, alle dieren zijn al van Hem en hun dienst is slechts een vormendienst.
Maar tussen de regels van deze Psalm staan een paar opmerkelijke teksten die het waard zijn om eruit te lichten. In de eerste en meest directe betekenis hebben ze betrekking op het gelovige overblijfsel van Israel dat straks door God Zelf uit de grote verdrukking verlost wordt.
Maar we mogen ook een toepassing maken voor onszelf omdat ze ons aanmoedigen om een levende relatie met onze Heer en Heiland te onderhouden.
Een relatie van offers
De teksten waar het om gaat zijn de volgende.
- Verzamel Mij Mijn gunstelingen, die een verbond met Mij sluiten door offers (50:5)
- Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na. Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren (50:14-15)
- Wie dank offert, zal Mij eren; wie de rechte weg gaat, zal Ik Gods heil doen zien (50:23)
Een verbond van offers
Vers 5 is bijzonder en belangrijk:
“(…) Mijn gunstelingen, die een verbond met Mij sluiten door offers”.
De relatie tussen God en ‘Zijn gunstelingen’ is gebaseerd op hèt Offer, waarin God Zelf heeft voorzien. Zoals Abraham het gezegd heeft: “God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer” (Genesis 22:8). Het Offerlam, onze Heer Jezus Christus, is de grond voor onze relatie met God. God gaf Zijn Zoon opdat zondaren vergeven en behouden zouden kunnen worden (zie bijvoorbeeld Johannes 3:16; 1 Johannes 4:9,10).
Maar in onze tekst wordt het net andersom voorgesteld. Het initiatief gaat niet van God uit, maar van de ‘gunstelingen’. Zij sluiten het verbond met de Here en gaan een relatie met Hem aan. Ieder die de Heer Jezus als het zoenoffer voor zichzelf heeft aangenomen mag op grond daarvan tot God gaan en Hem daarvoor eren en danken.
Een relatie begin je op een bepaald moment, maar daarna moet je die relatie ook onderhouden. De relatie met de Here houdt je in stand door offers van lof en dank, “(…) geestelijke offers, die God welgevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petrus 2:5).
Vandaag de dag kun je christenen horen praten over hun relatie met God of vaak zelfs over een ‘intieme relatie’. Maar als je goed luistert hoor je niet of nauwelijks iets over Christus de Gekruisigde. Dan klopt er toch iets niet? Gods Woord noemt het in deze Psalm ‘een verbond van offers’ en Paulus schrijft op meerdere plaatsen dat het ons alleen om onze Heer Jezus Christus moet gaan.
“Ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus (…)” (Galaten 6:14).
De relatie met God de Vader en de Heer Jezus Christus houden we slechts in stand wanneer we dagelijks onze offers van lof en dank brengen!
Offer dank aan God
Dat het Gods verlangen is dat we Hem dankoffers brengen, blijkt ook uit vers 14, waar we de oproep lezen “Offer dank aan God (…)”. Toen God het volk heeft opgedragen Hem offers te brengen, was dat niet vanwege die dieren. Hij had geen honger (zie 50:12), zodat Hij die dieren nodig had. Maar het offeren had ook ten doel dat hun hart erbij betrokken was. Om het zo maar eens te zeggen:
God zit niet te wachten op hun offerdieren, maar op de dank van hun hart!
Hij wilde graag dat ze zich zouden realiseren wie de grote en heilige God is, die toch zo barmhartig en liefdevol is dat Hij bij zondige mensen wil wonen. “Daarom zult u de Heere, uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht (…)” (Deuteronomium 6:5).
De relatie met God is gebaseerd op het brengen van offers van dank aan God, maar brengt daarnaast ook met zich mee dat Hij voor hen – Zijn ‘gunstelingen’ – zorgt en ze redt wanneer ze Hem aanroepen.
“Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren” (Psalm 50:15).
Het heil van God zien
Wanneer de benauwdheid over het volk Israel komt, zoekt Hij naar ‘gunstelingen’, dat zijn degenen die Hem dank offeren en Hem eren. Zij die weten dat de Heer Jezus de echte Messias is en die Hem dan aanroepen om hen te redden (50:15). Ze kennen Hem, ze geloven in Hem, weten Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft op het kruis van Golgotha. Daarom eren en danken ze Hem.
En omdat ze dat doen, zal Hij komen om ze te bevrijden uit de benauwdheid. Want zo staat het in het laatste vers[2]:
“Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien” (NBG, Psalm 50:23).
Het volhardend Hem blijven danken en eren wordt gezien als het banen van een weg waarop de Here hen dan tegemoet zal komen met Zijn heil!
Ook voor ons is het Gods ‘opdracht’ Hem te danken, ‘Gods wil’ zoals Paulus dat zegt:
“Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u.” (1 Thessalonicenzen 5:18)
Wanneer wij danken voor het kruis van Golgotha worden we bepaald bij ‘het heil van God’ en in het bijzonder de Persoon die dat Heil is, onze Heer en Heiland Jezus Christus. Wanneer Hij komt, is ons heil volkomen.
Het heil voor de ziel
Wanneer we de Heer Jezus en God onze Vader offers van dank brengen, dan is dat het verlangen van Gods hart. Het is ‘Gods voedsel’ (o.a. Numeri 28:2). Wanneer we ons met de Heer Jezus en Zijn Kruis bezighouden is dat dan ook voor ons eigen hart en ziel niet het allerhoogste en het allerbeste wat we kunnen doen? Wanneer we ons met ‘Gods heil’ bezighouden zou dat dan ook niet heilzaam voor ons eigen hart? Ik denk dat er niets heilzamer is voor de menselijke ziel dan voortdurend onze offers van dank aan Hem te brengen.
Offers van lof en dank: het grootste dat wij God kunnen geven. Zou dat ook niet voor onze eigen ziel het meest heilzame medicijn zijn?
Hoeveel mensen – ook christenen – lopen er niet rond met wat we tegenwoordig psychische klachten noemen? Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de enige remedie is om (aan) te leren God de Vader en de Heer Jezus offers van lof en dank te brengen. Het is iets wat we moeten doen en blijven doen, ondanks de last van onze ziel. Dan banen we als het ware een weg waarlangs Gods heil onze ziel kan bereiken en herstellen. Dan kun je het daarna met de psalmist zeggen:
“(…) want de Heere is goed voor mij geweest. Ja, U, Heere, hebt mijn ziel immers gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van struikelen.(…) Ik zal U een offer van dankzegging brengen en de Naam van de Heere aanroepen.” (Psalm 116:7-8;17)
Overvloed voor onze ziel is het gevolg, zoals we ook lezen in Psalm 63:4-6
“Mijn lippen zullen U prijzen.
Zo zal ik U loven in mijn leven, in Uw Naam zal ik mijn handen opheffen.
Mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden;
mijn mond zal roemen met vrolijk zingende lippen”
Paulus roept de Filippenzen en ons op om die levende relatie met de Heer Jezus te onderhouden als hij schrijft:
“Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u .(…) Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.” (Filippenzen 4:4,6-7)
[1] Daarnaast zegt deze psalm iets over Gods toekomstige handelen met Zijn aardse volk Israel; Gods oordeel over het volk, de ‘benauwdheid’ die nog komt en van Gods uitredding van het ‘overblijfsel’ dat behouden wordt .
[2] Er bestaan verschillende vertalingen van dit vers, die niet allemaal even duidelijk de betekenis doen uitkomen. De BasisBijbel heeft “Alleen door Mij je dankbaarheid te tonen, eer je Mij. Alleen dan maak je de weg vrij zodat Ik je kan komen redden”.