De dingen die vooraf gaan
We gaan ons bezig houden met de gemeente van de Heer Jezus. Maar vooraf nog het volgende.
Als Paulus zijn eerste brief aan de gemeente in Korinthe schrijft, begint hij vanaf hoofdstuk 7 te schrijven over de onderwerpen die ze hem voorgelegd hebben. Dat zijn de thema’s die elke keer beginnen met “wat nu betreft” (1 Kor.7:1;8:1;12:1;16:1;16:12).
De hoofdstukken 1 tot en met 6 zijn onderwerpen die Paulus echter eerst onder de aandacht wil brengen. Een van de redenen daarvan kan zijn dat de antwoorden op de thema’s niet begrepen kunnen worden als niet eerst deze onderwerpen van de hoofdstukken 1-6 besproken zijn.
Een veelheid aan opvattingen – maar waar is het kruis?
In Korinthe leefden veel verschillende opvattingen hoe je gemeente moest zijn. Ze hadden daar zelfs ruzie over (1 Kor.1:11). Paulus roept hen op om “allen eensgezind te zijn (…), één van denken en één van gevoelen” (1 Kor.1:10-11). Dat viel niet mee, want iedereen had zo zijn eigen favoriete prediker waar hij bij wilde horen. Paulus maakt duidelijk dat hij geen mensen achter zich aan wilde trekken; hij was God zelfs dankbaar dat hij weinig mensen gedoopt had. Waar het om gaat is, zegt hij, dat bij al dat gedoe van jullie, jullie vergeten zijn dat het gaat om de betekenis van het kruis van Christus.
Voor de Korinthiërs had het kruis van Christus zijn betekenis verloren, was het zonder inhoud geworden (1 Kor.1:17). Daarom ging de prediking van Paulus ook over “Christus, de Gekruisigde” (1 Kor.1:23) en zo had hij zich destijds ook voorgenomen om in Korinthe niets anders te prediken “dan Jezus Christus en Die gekruisigd” (1 Kor.2:2).
In de gemeente in Korinthe moest het volgens Paulus alleen maar gaan om de Gekruisigde Christus. Als ze dat zouden verliezen, zou verdeeldheid het gevolg zijn. Als het kruis van Christus en alles wat dat met zich meebrengt geen betekenis meer voor hen had, zouden ze de dingen in de Gemeente gaan regelen volgens menselijke wijsheid. En dat was precies wat er aan de hand was in Korinthe! Maar daar zou je never nooit uitkomen.
Wijsheid van mensen
Het denken en handelen van God is tegengesteld aan wat wij mensen van nature denken dat verstandig is. Wij weten overal van, hebben overal een opvatting over. Nu kan dat in de wereld best een functie hebben. In de maatschappij, op school of in je werk moet je laten weten wat je ergens van vindt. Daarvoor heb je geleerd of daarvoor heb je een functie. De capaciteiten die God je gegeven heeft moet je daarvoor gebruiken. Maar in Gods Gemeente is het andersom, daar geldt niet het denken en de wijsheid van mensen, maar het denken van de Heer (1 Kor.2:16). Hoe denkt Hij over de dingen?
In de Gemeente van God is geen plaats voor menselijke wijsheid; dat geeft alleen maar problemen. Gods denken is zo anders, dat het voor ons mensen dwaasheid lijkt. Toch zal God met Zijn dwaasheid onze menselijke wijsheid te niet doen. Het doel ervan is dat mensen zich niet zouden kunnen beroemen (1 Kor.1:29) en zou kunnen zeggen: ‘dit heb ik gedaan’. Als er te roemen valt, dan niet in mensen, maar alleen in de Heer (1 Kor.1:31). Omdat duidelijk is dat alles alleen maar in Christus te vinden is: Hij is “de kracht van God en de wijsheid van God” (1 Kor.1:24).
Wijsheid van God
Paulus werkt dit verder uit in de hoofdstukken 2 tot en met 4. Het idee van ‘wijsheid’ loopt als een rode draad door deze hoofdstukken heen en dat is niet voor niets.
Het begint al in hoofdstuk 2 als hij beschrijft hoe hij destijds het evangelie in Korinthe verkondigd heeft. Dat was niet met mooie menselijke redeneringen op een manier die op mensen indruk zou maken (1 Kor.2:4), maar met zwakheid, vrees en beven (1 Kor.2:3). Als ze dan zouden geloven was het duidelijk dat het in ieder geval niet was ‘omdat hij zo mooi gesproken had’, maar omdat de ‘kracht van God’ gewerkt had (1 Kor.2:5).
Wat hij ze op deze manier vertelde was ‘wijsheid van God’, niet een wijsheid van de wereld of van de leiders van deze wereld (2:6). Het ging alleen om “Christus, de wijsheid van God” (1 Kor.1:24).
Een geheim
Toen Paulus hen het evangelie verkondigde heeft hij hen daarna ook van Christus verteld, hoe Hij de enige is om Wie het in hun persoonlijke en gemeenschappelijke leven zou moeten gaan. Naar menselijke maatstaven is dat onzin: Christus als enige in het gemeentelijk leven. Toch zegt Paulus dat dit ‘wijsheid van God ‘ is en hij gaat nog verder. Hij noemt het hier zelf een “geheim, dat verborgen was, dat God voor alle eeuwen voorbestemd heeft tot onze heerlijkheid” (1 Kor.2:7). Oftewel, ik vertel jullie niet zomaar wat, maar het is een geheim van Godswege!
“Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben” (1 Kor.2:9)
Dit is bijzonder. Het gaat aan de ene kant over Christus, de wijsheid van God. Maar aan de andere kant gaat het ook over ons, over “onze heerlijkheid” (1 Kor.2:8) en over degenen “die God liefhebben” (1 Kor.2:9). Dan kan het toch niet anders dan dat het gaat over dat geheim, dat Paulus in Efeze 5:32 ook beschrijft: het grote geheim van “Christus en de gemeente” en de bijzondere eenheid tussen die beide.
Hier in de brief aan de verdeelde gemeente in Korinthe, verwijst hij er naar. Eigenlijk zegt hij dat ze maar weer eens opnieuw moeten nadenken over dat grote geheim. Over de nauwe relatie tussen Christus en de gemeente. Zodat ze weer gemeente kunnen zijn zoals God dat voor ogen heeft gehad.
De Geest van God
Vervolgens geeft Paulus aan dat het werk van de Geest van God hierin cruciaal is. Wat God bedacht heeft (1 Kor.2:7;2:9), wat er in Zijn hart was, dat heeft de Geest van God aan Paulus en de apostelen (‘ons’ in vers 10) geopenbaard. Alleen Gods Geest kon dat doen, Hij kent de diepten en de dingen van God (1 Kor.2:10-11).
Maar ook jullie kunnen het weten, want we hebben toch allemaal de Geest die uit God is ontvangen? Welnu, die Geest zal jullie ook helpen om deze dingen te begrijpen. Het heerlijke doel daarvan is dat “wij zouden weten de dingen die ons door God genadig geschonken zijn“(1 Kor.2:12).
Als het gaat om de dingen van Christus en de gemeente, dan kun je daar met menselijke woorden nauwelijks over spreken. Paulus heeft er over gesproken en geschreven met woorden de de Heilige Geest hem geleerd heeft (1 Kor.2:14).
Als Paulus hierover nadenkt is het alsof hij zelf onder de indruk is van wat hij zegt. Het zinnetje “om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken” (in 1 Kor.2:13b) is taalkundig eigenlijk incompleet; een zin die niet goed afgemaakt is. Waardoor ook de betekenis taalkundig niet direct duidelijk is. In het voorgaande is het de Heilige Geest die Gods gedachten openbaart en het is dezelfde Geest die ze ook aan ons verklaart. Dan sluit Paulus dat af met de constatering dat je nu de geestelijke dingen (in het hart van God) kunt vergelijken met de geestelijke dingen (in ons hart). Je zult constateren dat ze hetzelfde zijn! Dat is bijzonder en daar kom je diep van onder de indruk! Dat God Zijn ‘hartsgeheim’ met betrekking tot Christus en de gemeente aan ons wil meedelen, zodat wij hetzelfde daarover denken als Hij!
God heeft erin voorzien dat de Korinthiërs – een verdeelde gemeenschap – toch de gedachten van God over Christus en de gemeente zouden kunnen kennen: door de Heilige Geest! Hij besluit dit hoofdstuk dan ook met “Maar wij hebben de gedachten van Christus” (1 Kor.2:16).
De natuurlijke mens en menselijke wijsheid: zinloos
De dingen van God kunnen door de mens van nature niet begrepen worden, hij kan ze niet eens aannemen. Alleen een geestelijk mens kan ze beoordelen (1 Kor.2:14-15). Een mens die natuurlijk denkt, denkt dat hij het beter weet dan God en meent dat hij de Heer moet onderwijzen (1 Kor.2:16a). Maar als we geestelijk zijn, zegt Paulus, hebben we de gedachten van Christus.
De Korinthiërs konden het niet begrijpen, want ze waren vleselijk, niet geestelijk (1 Kor.3:1-3). Paulus had een goed fundament voor de gemeente gelegd: Jezus Christus (1 Kor.3:10-11), maar er waren in Korinthe die daarop niet op de goede manier voortgebouwd hadden. Menselijk denken en menselijke wijsheid had zijn intrede gedaan, met alle gevolgen van dien (1 Kor.3:12-15).
Het gebruik van menselijke wijsheid als het gaat om de dingen van de Gemeente, is niet vrijblijvend. Als God Zijn gedachten erover bekend gemaakt heeft, dan kun je daar niet met eigen opvattingen omheen. Wanneer je niet op het fundament bouwt dat er ligt, namelijk Jezus Christus, maar er op grond van eigen wijsheid naast bouwt, dan krijg je als bouwer met God te doen. Je zult ‘schade lijden’ (v3:15) en zelfs staat er dat God zo iemand ’te gronde zal richten’ (1 Kor.3:16).
Laten we onszelf niet bedriegen door te denken dat we in deze dingen wijs en verstandig zijn (1 Kor.3:18). Voor God is het dwaasheid en het is zinloos, zonder echte betekenis (1 Kor.3:19-20).
Een tempel van God
Het is opvallend hoe veel aandacht de apostel besteed aan het afwijzen van menselijke wijsheid. Het is ontegenzeggelijk dat God Zelf er alles aan doet om duidelijk te maken dat we niet op menselijke wijze moeten ‘knoeien’ met de gemeente, die hier de tempel van God genoemd wordt (1 Kor.3:16-17). Het feit dat de gemeente de ’tempel van God’ is, moet ons maar tot één wens brengen en wel om dat in de praktijk waar te maken op de wijze zoals God dat Zelf wil.
De tempel van God is de plaats waar God offers gebracht worden. Geen fysieke, maar geestelijke offers van lof en dank. Dat hebben we al gezien met betrekking tot ons persoonlijke christen leven (zie de Kern van het christenleven), en dat mogen we ook samen doen. Zo vormen we samen dat huis, waar Gods Geest woont. En omdat Hij er woont, is Hij er ook zo op ‘gebrand’ dat de dingen daar gaan zoals Hij ze bedacht heeft.
Het is net als destijds bij de tabernakel. God heeft laten zien hoe die woning er uit zou moeten zien en zo moest hij gemaakt worden (bijvoorbeeld Hebreeën 8:5). En ook al de voorschriften voor de priesterdienst moeten worden opgevolgd. Niet omdat God het hen moeilijk wil maken, maar omdat het Zijn woning is, omdat Hij er wil wonen.
Over het gezamenlijk brengen van offers komen we nog met elkaar te spreken. Maar hier wordt in ieder geval al wel duidelijk dat het erg nauw steekt. Of we daarin naar God gedachten handelen of onze eigen menselijke wijsheid erop los laten.
Niets boven wat er geschreven staat
Paulus is apostel met een bijzondere opdracht. Hij noemt zich ‘dienaar van Christus en beheerder van de geheimenissen van God” (1 Kor.4:1). Hij deelt uit wat God hem heeft toevertrouwd. God zal beoordelen of hij dat goed heeft gedaan en of zijn motieven zuiver waren (1 Kor.4:4-5).
Paulus heeft – samen met Apollos – het Oude Testament gebruikt om aan de gelovigen in Korinthe duidelijk te maken wat God gedachten over de gemeente waren. Ze hebben ‘de leer van de apostelen’ verkondigd, zoals dat in Handelingen 2:42 genoemd wordt. Elders zullen we daar verder op in moeten gaan. Maar voor nu is het belangrijkste dat Paulus en Apollos hebben laten zien in hun verkondiging in Korinthe dat ze alleen gebruikten wat er geschreven stond en daar niet zelf bij verzonnen uit menselijke wijsheid.
“(…) dat u van ons leert niets te bedenken boven wat er geschreven staat, opdat niemand zich ten gunste van de een boven de ander verheft” (1 Korinthe 4:6).
Ze moesten van het voorbeeld van Paulus en Apollos leren om alleen aan de gemeente te bouwen volgens wat in de Schrift geschreven stond. Alleen Gods Woord heeft gezag en in het bijzonder geldt dat als het gaat om het bouwen aan Gods huis. Dan wordt het, zoals Hij het wil.
Bovendien zou het voorkomen dat ze hun eigen meningen zouden laten gelden boven die van anderen, zodat uiteindelijk in de gemeente de een meer zou zijn dan de ander. Met alle ellende van verdeeldheid tot gevolg (1 Kor.1:11).
Word mijn navolgers
Paulus heeft het Evangelie verkondigd. Daarbij inbegrepen was het onderwijs aan de gelovigen hoe ze het gemeente-zijn handen en voeten moesten geven. Dat deed Paulus in alle gemeenten waar hij kwam op dezelfde manier (1 Kor.4:17).
Je zou zeggen dat dat een prachtige taak was die hij van God had gekregen. En dat was het ook. Maar het werd hem door mensen niet in dank afgenomen. Hij schrijft daarover vreselijke dingen in de verzen 1 Kor.4:9-13. Een schouwspel, dwaas. zwak. honger en dorst geleden, naakt en met vuisten geslagen, geen vaste woonplaats, gescholden en vervolgd, uitvaagsel van de wereld. Dat is niet niks. Ook in Korinthe leefde de nodige tegenstand tegen Paulus (1 Kor.4:18-21). Tegenstand die alleen maar verklaarbaar is als we zien dat Paulus verkondigt dat we de dingen van de gemeente alleen maar geestelijk kunnen beoordelen, waarbij we elk menselijk denken, al onze eigen wijsheid, aan de kant moeten zetten. Dat roept weerstand op, zelfs van gelovigen.
Toch roept Paulus de Korinthiërs op om “zijn navolgers” te zijn (1 Kor.4:16). Dat betekent in de context van deze hoofdstukken dat hij hen oproept om alleen aan Gods Woord vast te houden en de tegenstand die dat met zich mee brengt voor lief te nemen. Dat men je ‘dwaas’ noemt, het zij zo.
Een dwaze kerk?
Een gemeente die op Gods Woord gebouwd is, niet volgens menselijke wijsheid is ingericht, zal door de wereld en de natuurlijke mens voor dwaas worden uitgemaakt. Dat is een gemeente die niet veel mensen trekt omdat ze het er ‘zo leuk’ hebben. Maar het is wel een gemeente, waar God wordt groot gemaakt en lof gezongen. Het is wel een gemeente waar men het geheim van Gods hart kent: Christus de Gekruisigde als middelpunt van Zijn gemeente!
Het zijn harde lessen die Paulus hier onderwijst, hard voor de natuurlijke mens. Maar geve God ons genade dat we ons laten leren door Zijn Geest, opdat de gemeente een plaats is, die God Zijn tempel kan noemen!
Samengevat
Voordat we ons verder verdiepen in de vraag wat het is om samen gemeente te zijn, heeft Paulus ons, kort samengevat, de volgende dingen geleerd:
- Christus de Gekruisigde is het fundament en het centrum van de gemeente
- Menselijke wijsheid heeft in de gemeente geen enkele plaats. Het leidt slechts tot verdeeldheid
- In Gods hart is een bijzonder geheim met betrekking tot Christus en de gemeente. Paulus mocht dit geheim verkondigen en het is nu in Gods Woord vastgelegd.
- Een werk van Gods Geest is nodig, zodat we kunnen begrijpen wat er in Gods hart was over dit onderwerp ‘Christus en de gemeente’.
- Alleen Gods Woord is maatgevend in deze zaak, we mogen niets bedenken boven wat er geschreven staat.
- Als we Paulus willen navolgen en deze weg willen gaan, zal ons dat hier op aarde geen applaus opleveren, eerder verachting en schande.
Laten we deze dingen bedenken bij het verder zoeken in Gods Woord, wat Zijn gedachten zijn over de gemeente in onze tijd.
Verder
Achter deze pagina gaan we in op datgene wat de gemeente in het begin was en wat hen kenmerkte (Handelingen 2:42). Ze volhardden in de leer van de apostelen, in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden. Voor de mensen om hen heen was het dwaasheid, verachtelijk. Vandaar dat we deze bladzijde maar ‘een dwaze kerk’ genoemd hebben.
Op de pagina’s hieronder vind je gedachten over ‘gezag in de gemeente’. De Heer Jezus Christus is degene die het in Zijn gemeente voor het zeggen heeft. Maar hoe werkt dat in de praktijk dan?