Wanneer je het erover hebt wat de Bijbel over afgoderij zegt, dan merk je veel onbegrip. Ook bij je broeders en zusters die de Heer Jezus en Gods Woord van harte liefhebben. Niet dat men zozeer afwijst wat je zegt, maar je merkt dat je gauw langs elkaar heen praat. Of je ziet aan de blik in de ogen iets van ‘ik hoor wat je zegt, maar snap niet echt waar je het over hebt’.
Dan neem ik het mezelf een beetje kwalijk, dat ik het kennelijk niet in een paar eenvoudige zinnen kan uitleggen. Dus breek ik me dezer dagen het hoofd, hoe ik binnenkort in een gesprek met een groepje broeders en zusters de kern van de contemplatie bij Ann Voskamp kan uitleggen.
Zelf heb ik er ook jaren over gedaan voordat ik me echt realiseerde wat de bijbel onder afgoderij verstaat. Dus zal ik niet zeggen dat het idee simpel is, maar toch blijf ik me soms afvragen waarom het zo moeilijk tot onze hersenen doordringt. Kennelijk is het begrip van ‘het dienen van afgoden’ ook voor het volk Israel een moeilijk te begrijpen iets geweest. In Jozua 24 beloofden ze nog plechtig “Er is geen sprake van dat wij de Heere zouden verlaten om andere goden te dienen” (vers 16), maar een paar hoofdstukken en een generatie verder “dienden ze de Baäls” (Richteren 2:11).
Een paar algemene redenen waarom het zo lastig is
Hieronder een paar gedachten over de vraag waarom het vaak zo lastig is om onze ideeën en opvattingen over de dingen los te laten.
- We koesteren onze opvattingen waar we vertrouwd mee zijn. Het is voor ons mensen moeilijk om denkbeelden en opvattingen waar we vertrouwd mee zijn los te laten. Het geeft ons een gevoel van zekerheid in ons bestaan en waarom zouden we dat opgeven? Je zou kunnen zeggen dat we onze ideeën en opvattingen soms zelfs ‘koesteren’. We zijn vertrouwd met een bepaalde ‘betekenis’ van bijbelse woorden en stellen nauwelijks nog de vraag of het wel klopt en of het ook werkelijk is wat God in Zijn Woord er mee bedoelt. Overal kom je dit fenomeen tegen, tot in de meest bijbelgetrouwe kringen.
- Welke bril gebruiken we bij het lezen we de Bijbel? Hoe je de Bijbel leest maakt nogal wat uit. Daarbij bedoel ik door welke bril je leest. Natuurlijk heeft dat alles te maken met de vorige punten. Of je een blauwe of oranje bril op hebt maakt in die zin verschil dat je bij elke bril bepaalde dingen wel of niet ziet of ze in een andere kleur ziet. Je geeft dan vaak onbewust een andere betekenis aan wat je leest. De psalmist wist dit als hij in Psalm 119 zegt: “(…) als ik oog zou hebben voor al uw geboden. (…) Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet” (Psalm 119:6b, 18).
- Zelfs bijbelvertalers hebben last van een bril waardoor ze de teksten lezen en vertalen. Zo heeft bijvoorbeeld de HSV op meerdere plaatsen ‘ouderling’ vertaald (bv 1 Timotheüs 5:19; 2 en 3 Johannes 1:1), waar eigenlijk gewoon ‘oude man’ bedoeld wordt en niet een of ander kerkelijk ambt. Het is maar net vanuit welke achtergrond – door welke bril – je leest.
- Dit is een van de redenen waarom we als gelovigen elkaar nodig hebben: elkaar aanscherpen in de waarheid en het juist begrijpen van Gods Woord. “IJzer scherpt men met ijzer, zo scherpt een man het gezicht van zijn naaste” (Spreuken 27:17).
- We volgens onze voorgangers zonder zelf kritisch na te denken in het licht van de Bijbel. Wanneer we van jongs af aan in de christelijke gemeenschap al tientallen jaren horen dat afgoderij ‘alles is wat tussen God en ons in staat’ (of andere uitdrukkingen van dezelfde soort) dan accepteren we dat natuurlijk. Net zo goed als we veel andere dingen accepteren van de bijbelleraars die we goed kennen en die we vertrouwen. Dat is op zich goed en een hele christelijke houding (2 Timotheüs 3:14; Hebreeën 13:17; 1 Petrus 5:5). Maar op deze manier gebruiken we allerlei uitdrukkingen, zonder dat we ze precies ‘definiëren’. Weten we wat de bijbelse betekenis is van een bepaalde uitdrukking? Als we dat niet concreet hebben, dan vergroot dit de kans op onderlinge miscommunicatie en bovendien maakt het de kans van verkeerde opvattingen en misleiding groter. We gebruiken dan woorden met een niet gedefinieerde betekenis en hopen dat de ander er dezelfde betekenis aan geeft als ik. Maar helaas is dat door de toenemende verwarring op christelijk erf steeds minder het geval. ’Jezus volgen’, ‘Christus in u’, ‘Jezus in je hart hebben’, ‘een schaap van de Goede Herder zijn’, ‘discipel zijn’, maar ook woorden als ‘verlossing’, ‘wedergeboren’, ‘behouden’ hebben lang niet altijd voor iedereen dezelfde inhoud meer en de vraag ‘wat bedoel je er precies mee?’ (die we bijna niet durven te stellen) zou wel eens verrassende verschillen aan het licht kunnen brengen.
In Korinthe gebruikten ze destijds ook allerlei christelijke woorden zoals ‘Jezus’, ‘de Geest’ en ‘ het Evangelie’. Het klonk allemaal heel christelijk, heel bijbels om het zo maar te zeggen. Maar ondertussen accepteerden ze heel gemakkelijk wanneer iemand de inhoud van de woorden veranderde zodat ze niet meer het evangelie geloofden en praktiseerden dat Paulus hen had verkondigd (2 Korinthe 11:4).
Het belangrijke punt is hier of we nog net als de Bereërs handelen. Zij toetsten wat Paulus hen verkondigde of dit inderdaad was wat de Schrift leerde (Handelingen 17:10,11). Het zijn niet een paar mensen die dit doen, maar de tekst laat zien dat de hele groep in Berea dit soort kritische onderzoek deed. Niet maar af en toe, maar intensief: elke dag! Het gevolg hiervan is tweeledig: a) Paulus werd getoetst of wat hij zei klopte met de Schrift en b) op deze manier maakten zij zich het Woord van God eigen, zodat het Zijn werk in hun harten kon doen en velen van hen geloofden (vers 12).
Nog wat specifieker over afgoderij
Afgoderij in het OT en NT
Bij de afgoderij van Israël in het Oude Testament hebben we een bepaald beeld, waarbij we ons nauwelijks iets kunnen voorstellen anders dan dat ze beelden gebruikten om de Baals en de Astartes te aanbidden en daarmee de Here toornig maakten. Verder denken we dat het onderwerp ‘afgoderij’ in het Nieuwe Testament nauwelijks voorkomt. Paulus spreekt over het eten van afgodenoffers in 1 Korinthe en Johannes waarschuwt in een van zijn brieven tegen de afgoden. Dat is het dan wel ongeveer ……. denken we.
Maar daarmee missen we een groot deel van de boodschap van de Schrift. Immers bladzijden vol gaan over de afgodendienst van Israel en de vreselijke gevolgen daarvan. En als je er oog voor hebt gaan zelfs ook grote delen van het Nieuwe Testament er over. Veel brieven houden zich bezig met de heidense invloeden op het christelijk geloof.
Binair of/of-denken
Als we in het Oude Testament lezen over de afgoderij van het volk Israël hebben we het idee dat ze letterlijk de Heer hun God de rug toekeerden en zich alleen maar meer met afgoden en hun beelden bezighielden. We denken op een bepaalde manier vaak veel te binair: het is of het ene of het andere. Net zoiets als wat we zien als ‘de strijd tussen goed en kwaad’. Daarover schijnt de prediker Spurgeon eens gezegd te hebben dat die uitdrukking niet klopt en dat ‘de strijd niet is tussen goed en kwaad, maar tussen goed en bijna goed’. Wij denken vaak in tegenstellingen die er niet zijn.
In Richteren 17 en 18 vind je verhalen over de afgodendienst zoals die in de Richterentijd heeft plaats gevonden. Zonder op de details in te gaan (dat komt later DV nog een keer) lees je hier hoe men in Israel God diende en dat zonder (gewetens)problemen vermengde met allerlei elementen uit de heidense godsdiensten. Dit was niet of/of maar een kwestie van en/en. Maar toch betitelde de Heere Zelf het als afgodendienst (lees bijvoorbeeld Richteren 2:11-3:7).
Een onbegrepen wereld
De protestant-christelijke 60+’ers van nu zijn voornamelijk opgegroeid in een omgeving waarin het normaal was dat Gods Woord en het denken (het verstand) primair waren. Dat was leidend in je leven. Dat er mensen waren die (gelovig of ongelovig) geestelijk in een compleet andere wereld leefden dat wist je wel, maar je kon niet bevroeden hoe dat dan in elkaar zat. Ze kenden God of de Bijbel niet en dat verklaarde dan alles. Van de middelbare school kennen velen van ons nog wel de dichtregel van Kloos: “Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten …”. Maar wat zich dan het binnenste van de dichter afspeelt? Geen flauw idee en bovendien, waarom zou je je daar druk om maken?
Maar nu de golf van afgoderij overal in de christenheid naar binnen klotst kunnen we ons niet langer meer permitteren om onkundig te blijven. We zullen ons een bijbels idee moeten vormen van wat ‘afgoderij’ volgens de Bijbel is, zodat we gewapend zijn tegen deze laatste aanval van satan.
Een voorbeeld ter verduidelijking
Tot slot hier nog een voorbeeld als poging om ‘afgoderij’ wat duidelijker te maken. Wanneer we uitgaan van het idee – waar ik ook mee ben opgegroeid – dat afgoderij ‘alles is dat tussen jou en de Here in staat’, dan is dat een ruim begrip en kun je daar van alles onder verstaan. Het kunnen allerlei dingen zijn waar je veel tijd en/of geld aan spendeert en wat je geheel in beslag neemt. Alles wat je zo in beslag kan nemen, dat je nauwelijks nog tijd hebt voor andere dingen. Of het neemt je denken zo in beslag, dat je nauwelijks nog aan andere dingen kunt denken, laat staan aan de dingen van God. Maar ‘alles wat tussen mij en God in staat’ is wel een lastig begrip, want wat betekent het nu precies, kunnen we dat uitleggen? Wat valt er wel onder en wat niet? Niet zo simpel denk ik. Dan blijft het een vaag begrip en kunnen we het niet concreet maken.
Maar nu het voorbeeld en bedenk daarbij dat elk voorbeeld mank gaat.
In situatie A is een man al jaren ‘gelukkig getrouwd’ met zijn vrouw. Langzamerhand besteedt hij echter veel van zijn vrije tijd aan zijn hobby’s. Voor zijn vrouw heeft hij dan natuurlijk weinig aandacht. Dat dit de relatie geen goed doet en wel eens tot ernstige huwelijksproblemen zou kunnen leiden behoeft geen betoog. Dit voorbeeld is de algemene opvatting over ‘afgoderij’, oftewel ‘alles wat tussen de Heer en jou in staat’. De hobby’s staan tussen hem en zijn vrouw in. Iedereen begrijpt wel dat dit natuurlijk geen goede situatie is; je moet je dan ernstig afvragen of je werkelijk een christenleven leeft zoals de Heer Jezus het bedoeld heeft.
Daartegenover situatie B waarin de man geen seksuele relatie met zijn eigen vrouw heeft. Frequente seksuele omgang heeft hij met een andere vrouw. De rest van het voorbeeld laat ik maar zitten. Het mag duidelijk zijn dat deze situatie veel meer is wat de Bijbel ‘afgoderij’ noemt, zeker ook omdat de Bijbel zelf deze vergelijking ook maakt (zie ‘De Here kennen’).
Het zal wel duidelijk zijn dat situatie B van een heel andere orde is dan situatie A. Deze simpele vergelijking maakt hoop ik ook helder dat afgoderij volgens de Bijbel van een geheel andere orde en veel ernstiger is dan ‘alles wat tussen jou en de Heer staat.
Letterlijk nemen
Wat dat betreft moeten we de Bijbel gewoon meer letterlijk nemen. De Bijbel maakt duidelijk dat mensen contact met demonen in de onzichtbare wereld (kunnen) hebben en dat Gods volk gewaarschuwd wordt dat zij niet hetzelfde moeten doen. Als ook Paulus het in zijn brieven heeft over ‘gemeenschap met demonen’ en ‘leringen van demonen’, dan zullen we ook op dit punt de Bijbel letterlijk moeten nemen in wat zij zegt en het woord ‘demonen’ moeten nemen voor wat het aanduidt.
Hier een overzichtje van de plaatsen waar het woord ‘demonen’ in een relevante context voorkomt.
Leviticus 17:7 | Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achter aangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, al hun generaties door |
Deuteronomium 32:17 | Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; aan goden die zij niet kenden, aan nieuwe goden, die kortgeleden gekomen zijn, voor wie uw vaderen niet gehuiverd hebben. |
2 Kronieken 11:15 | Hij (Jerobeam) had voor zichzelf priesters aangesteld voor de offerhoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had. |
Psalm 106:37 | Zij dienden hun afgoden, die hun tot een valstrik werden. (Bovendien) offerden zij hun zonen en hun dochters aan de demonen. |
1 Korinthe 10:20 | Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dat aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt. |
1 Timotheüs 4:1 | Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen |
Openbaring 9:20 | En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen. |
Openbaring 16:14 | Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God. |
Openbaring 18:2 | Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en een woonplaats van demonen geworden, |
Met afgoderij bedoelt de Bijbel dus niet ‘alles wat tussen jou en God in staat’, maar dan bedoelt zij letterlijk ‘gemeenschap met demonen’. Dan is het ook duidelijk hoe zeer de Heer onze God dat haat en ons in Zijn Woord daartegen waarschuwt als tegen geen andere zonde!
“Lieve kinderen, wacht u voor de afgoden. Amen” (1 Johannes 5:21)