De uitdrukking ‘ik wil niet dat u onwetend bent …” is een uitspraak van Paulus en komt meerdere keren voor in het Nieuwe Testament. Het zijn onderwerpen waarvan Paulus expliciet aangeeft dat hij vindt dat elke gelovige daar kennis van moet hebben. Het is dus de moeite waard om na te gaan waarover Paulus het dan heeft.
De dienst en geschriften van Paulus
Romeinen 1:13 – “Maar ik wil niet dat u er geen weet van hebt, broeders, dat ik dikwijls het voornemen had naar u toe te komen om ook onder u enige vrucht te hebben, zoals ook onder de andere heidenen.”
De gelovigen in Rome waren tot geloof gekomen zonder directe betrokkenheid van Paulus. Maar het was een stevig geloof: “het werd in de hele wereld verkondigd” (1:8). Iedereen sprak erover. Toch meent Paulus dat zijn bezoek aan Rome iets extra’s zal bijdragen: “(…) om ook onder u enige vrucht te hebben” (1:13). Die vrucht kan betrekking hebben op zowel nieuwe gelovigen als op verdieping van het geloof van de christenen die er al waren.
Vandaag de dag zal Paulus niet meer op bezoek komen, maar in zijn geschriften in het Nieuwe Testament heeft hij alles nagelaten wat hij ons te zeggen had. En ook wij zouden niet onwetend moeten zijn dat het lezen en bestuderen ervan een bijzondere vrucht voor God teweeg zal brengen. Laten we niet onwetend zijn: Paulus brieven zijn van groot belang voor elk kind van God en voorwaarde om voor God vrucht te dragen.
Gods werk en onze verantwoordelijkheid
Romeinen 2:4 – “Of veracht u de rijkdom van Zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en geduld, zonder te weten dat de goedertierenheid van God u tot bekering leidt?”
Hier begint de weg van de gelovige: bekering tot God. De context van onze tekst maakt duidelijk dat niemand aan het oordeel van een rechtvaardige God zal ontkomen. Maar de mens moet zich bekeren. Dat is iets wat hij moet willen. Het is een kwestie van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid. En we gaan er niet over discussiëren of de mens dat wel kan of niet. Paulus noemt dat ‘twistziek’ (2:8) en daarmee kom je er niet.
Onze tekst maakt duidelijk dat iemand die zich realiseert dat hij verloren is en hem het oordeel van God te wachten staat en zich tot God wil bekeren, dat in vertrouwen op Gods belofte ook moet doen. God is verdraagzaam en geduldig en zal Zijn goedertierenheid betonen aan hem die zich tot Hem bekeerd. Hij brengt je ertoe en brengt je verder!
Bovendien maakt dit vers duidelijk dat aan de ene kant God werkt in goedertierenheid, maar aan de andere kant en tegelijkertijd moet de mens ook handelen; hij moet zich bekeren. God werkt, maar dat neemt de eigen verantwoordelijkheid van de mens niet weg. En dat is een belangrijke les voor het hele christenleven dat volgt. God werkt door Zijn Geest in ons hart en leven, maar dit neemt niets weg van onze eigen verantwoordelijkheid. Sterker nog, als een gelovige niet in gehoorzaamheid handelt, zal Gods Geest Zijn werk veelal niet kunnen doen. Als een gelovige zich niet met de Heer Jezus Christus en met Gods Woord bezighoudt, zal Gods Geest weinig kunnen uitwerken in zijn leven. Misschien is dit een eerste basisles voor degene die zich bekeerd heeft.
Het christelijke leven: voor God leven!
Romeinen 6:3 – “Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?”
Romeinen 7:1 – “Of, broeders, weet u niet (…) dat de wet over de mens heerst zolang hij leeft?”
Iemand die zich tot God heeft bekeerd en in de Heer Jezus gelooft als zijn Redder, heeft onvoorstelbaar veel van God ontvangen. Gerechtvaardigd en verlost (Romeinen 3:24), vrede met God (5:1), een toekomstige hoop op de heerlijkheid van God (5:2), de Heilige Geest, die de liefde van God in onze harten heeft uitgestort (5:5) en met God verzoend (5:10,11). Maar wat we wel moeten weten is dat we dan daarna een ander leven leiden, een nieuw leven. Niet meer een leven waarin we voor onszelf leven.
De twee boven geciteerde teksten (en hun context) gaan erover dat we met Christus gestorven zijn en daarom dood zijn voor de zonde en voor de wet.
Dat we in Christus’ dood gedoopt zijn (6:3), betekent dat we niet meer voor onszelf leven; niet meer ‘de zonde dienen’ (6:6). We behoren dan ‘in een nieuw leven te wandelen’ (6:4), ‘dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere’ (6:11).
Bekering en wedergeboorte betekent voor God leven! Dat doen we niet omdat het mòet, omdat we aan Gods normen en verplichtingen moeten voldoen, maar omdat we ‘de Ander toebehoren, Hem Die uit de doden is opgewekt’ (6:4). We hebben de Heer Jezus van harte lief en daarom ‘dragen we vrucht voor God’ (6:4). Het is uit liefde tot de Heer; dan dienen we God ‘in nieuwheid van geest’ (7:6).
Dit zijn dingen die elke gelovige moet weten. Paulus wil niet dat we er onwetend over zijn. Want de belangrijkste principes van het christenleven moet elke gelovige kennen!
Gevaren op de weg van het christelijke leven
1 Korinthe 10:1 – “En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan (…)”
1 Korinthe 12:1 – “Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent (…)”
2 Korinthe 1 :8 – “Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.”
2 Korinthe 2:10,11 – “(…) opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen. Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend.”
Paulus is verder van mening dat alle gelovigen moeten weten van de gevaren die hen bedreigen. Als je de gevaren kent, kun je je ertegen wapenen. We laten hier heel kort deze drie geciteerde teksten de revue passeren.
Afgoderij
De tekst uit 1 Korinthe 10:1 heeft te maken met de tocht door de woestijn die het volk Israël moest maken. De meesten zijn omgekomen in de woestijn (10:5). Paulus waarschuwt (10:1) dat deze dingen hen overkomen zijn als voorbeeld voor ons. We zouden niet moeten verlangen naar kwade dingen, waarbij hij dan als eerste de afgodendienst noemt (10:6,7). Dat zijn dingen die we op deze site bespreken en waarvan Paulus vindt dat elke gelovige zou moeten begrijpen waarover het gaat. Heel simpel gezegd gaat het er om dat we niet moeten streven naar innerlijke, mystieke godservaringen. Doen we dat wel, dan zijn we met afgoderij bezig en ervaren we dingen die van demonen afkomstig zijn. Zie in het menu onder ‘Afgoden dienen‘.
Wat is geestelijk?
Aan de ene kant moeten we weten wat de bijbel onder afgoderij verstaat, maar tegelijkertijd moeten we ook weten wat het werk van Gods Geest is en hoe we beide van elkaar kunnen onderscheiden. Daarom zegt Paulus dat we niet onwetend moeten zijn wat de geestelijke dingen betreft (1 Korinthe 12:1 en verder). Hij werkt dit verder uit in de hoofdstukken 12 t.e.m. 15 en maakt duidelijk wat van de Geest is en wat niet. Voor een meer uitgebreid overzicht van deze hoofdstukken wordt verwezen naar de samenvatting van de 1e Korinthe brief. Hier in het kort een lijstje van belangrijke onderwerpen in deze hoofdstukken.
- de Geest wordt gekenmerkt door zelfbeheersing (12:2,3)
- de Geest is werkzaam in verscheidenheid, altijd tot nut van de ander (12:4-11)
- de Geest geeft iedere gelovige een plaats in het lichaam van Christus met het oog op eenheid van functioneren (12:12-31)
- de Geest werkt slechts als de liefde tot de Heer Jezus aanwezig en werkzaam is (13:1-8)
- het is goed om er naar te streven te profeteren, maar het moet wel begrijpelijk zijn voor de toehoorders, zodat hun geloof opgebouwd kan worden (14:1-25); alleen dan kan Gods Geest werken.
- het is geestelijk als we de orde in de gemeentelijke samenkomst aanhouden zoals de Bijbel ons die voorhoudt (14:26-40)
- de opstanding van Christus is een feit waar niet aan getornd mag worden. Anders heeft ons geloof geen enkele zin (hoofdstuk 15).
Verdrukking
Wat Paulus onderwees heeft ervoor gezorgd dat hij veel tegenstand en verdrukking heeft ervaren, zodat hij zelfs voor zijn leven heeft gevreesd (2 Korinthe 1:8). Hij wil dat wij niet onwetend zijn als het erom gaat wat je te wachten staat als je vasthoudt aan de dingen die Gods Woord ons leert. Dit zul je meemaken: op allerlei manieren zul je druk ervaren om op te geven wat je gelooft. Op z’n minst moet je je mond er over houden. Het is een reëel gevaar dat we daarom toegeven en de waarheid van het Woord loslaten. Maar aan de andere kant zullen we ook meemaken dat ‘God verlost’ (1:9,10). Dat mogen we zeker weten. Nee, volgens Paulus mòeten we dat weten.
Ondanks alles vasthouden aan wat Paulus leert
De druk die Gods tegenstander op ons uitoefent is er vooral op gericht om ons los te maken van Gods Woord en in het bijzonder ook van het onderwijs van de apostel Paulus. Aan de Korinthiërs schrijft hij in zijn 2e brief (2:5-11) dat hij verwachtte dat ze net als hij zouden handelen; dat is een kwestie van gehoorzaamheid (2:9). Laten we één lijn volgen, zegt Paulus, “opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen. Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend.” (2:9,10).
De ’leer van de laatste dingen’: Israël en de Gemeente
Romeinen 11:25 – “Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan.”
1 Thessalonicenzen 4:13 – “Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben. (…)”
Het is boeiend om te zien dat Paulus twee keer zegt dat de gelovigen niet onwetend zouden zijn als het gaat om de dingen die in de laatste tijden zouden gebeuren. Het is frappant dat dit nu net dingen zijn die in de christenheid al heel lang verschil van inzicht opleveren en in toenemende mate zelfs in twijfel getrokken worden. We kunnen er hier niet uitgebreid op ingaan, maar geven kort de thema’s aan waar het dan over gaat.
De toekomst van Israël
Om te beginnen deelt Paulus in Romeinen 11:25 zijn eerste geheimenis mee. Een geheimenis, omdat er in het Oude Testament niets over staat. Het geheim is dat aan het eind van de tijd van de heidenen “geheel Israël zalig zal worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. (…) Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.” (11:25-32). Er komt dus nog een tijd dat God Zijn volk Israël (het gelovige ‘overblijfsel’ volgens Romeinen 9:27) verlost en Zijn verbondbelofte waar maakt: “En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen” (11:27). Velen in de christenheid geloven niet – of niet meer – dat God nog een belofte heeft voor Zijn aardse volk Israël. Toch staat het hier onomwonden: als de tijdsperiode waarin wij leven tot een einde komt, gaat God weer met Zijn volk verder! Paulus vindt dat we het moeten weten, het hoort bij onze onmisbare bagage.
De opname van de Gemeente
Vervolgens krijgen we in 1 Thessalonicenzen 4:13-18 het tweede feit waar we kennis van moeten hebben en wel de ‘opname’ van de Gemeente.
“Want de Heer Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen we altijd bij de Heere zijn. Zo dan, troost elkaar met deze woorden.” (1 Thessalonicenzen 4:16,17)
Het is hier niet de plaats dit verder uit te werken. Maar dit is wel duidelijk: de apostel Paulus leert dat er een moment komt dat degenen die in Christus gestorven zijn zullen opstaan en veranderd worden en wij – degenen die in Christus geloven – die leven, zullen veranderd worden en samen gaan we de Heer tegemoet in de lucht om Hem te ontmoeten en voor altijd bij Hem te zijn!
Natuurlijk valt er over deze onderwerpen vanuit de Bijbel veel meer te zeggen, maar deze twee teksten zijn als bakens waar we ons aan vast kunnen houden. De teksten zijn duidelijk en we zijn niet onwetend.
Het is uiterst opmerkelijk dat deze twee toekomstige gebeurtenissen, het herstel van Gods volk Israël en de opname van de Gemeente, in de christelijke kerk zo ontkend en steeds verder ondergesneeuwd worden. Paulus zegt niet voor niks dat hij niet wil dat we op deze punten onwetend zijn!
Onwetend zijn: een keuze
1 Korinthe 14:38 – “Maar als iemand onwetend wil zijn, laat hij onwetend zijn.”
Als laatste deze tekst uit 1 Korinthe 14, waar hetzelfde woord ‘onwetend’ gebruikt wordt. De tekst zelf en de context maken duidelijk dat Paulus ons confronteert met het feit dat we kennelijk sommige dingen willen weten en andere niet. Je zou kunnen zeggen dat we ‘bewust onwetend’ kunnen zijn. Dat heeft te maken met de vraag of we bepaalde opvattingen wel willen aannemen. De Bijbel is niet onduidelijk in wat ze leert. De vraag is of we het willen horen, aannemen en gehoorzamen. Het is hetzelfde wat de Heer Jezus tegen de Joden zei: “Als iemand de wil heeft om Zijn (=Gods) wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, (…)” (Johannes 7:17).