We leven in spannende tijden. We weten weliswaar waar het op uitloopt, maar wat ons nog te wachten staat weten we niet. De vorige keer hebben we het even gehad over het onrecht dat hand over hand toeneemt.
Mijn vader is vóór de Duitse bezetting opgeroepen in militaire dienst en heeft als militair de oorlogsdagen meegemaakt. Na de capitulatie bekroop hem kennelijk een gevoel van groot onrecht, waartegen hij iets wilde doen. In de correspondentie met zijn ouders zit een brief van 21 juni 1941, waarin zijn vader hem advies geeft. Adviezen waar we ook in onze tijd nog ons voordeel mee kunnen doen.
(Bijlage bij een brief van 21 juni 1941)
Zaterdag ga ik, zoo God wil, naar Breskens. ’t Is nu wel een enigszins spannende tijd om naar Zeeland te gaan, maar ’t is eigenlijk steeds zoo onzeker, zoodat wij van dag tot dag rustig hebben af te wachten en verder behooren te gaan den weg dien God ons wijst.
Wellicht is dit voor jonge menschen in zulke stormachtige tijden moeilijker dan voor oudere. Dat voel ik ook in je schrijven aan, wanneer je ’t wegbrengen van onze officieren aanroert. Ik kan mij best begrijpen hoe ’t dan weer gaat koken, in de harten der jongeren meer dan van hen die ouder zijn, en in ’t bijzonder wanneer men de oorlogsdagen als militair heeft meegemaakt. En dat men dan wel weer zou willen vechten voor de bevrijding van ons land. Men botst met kracht op tegen al dat geweld en onrecht en kan er door uit ’t evenwicht geraken.
’t Gemoed wordt dan toornig en bitter misschien.
Doch dan moet men oppassen dat de toorn niet te lang duurt, want dan raakt ’t eigen gemoed uit de Gode welgevallige stemming. Die niet kan toornen bij ’t zien van onrecht is een zoutzak, maar de Schrift zegt: wordt toornig en zondigt niet, de zon ga over uwe toornigheid niet onder.
die niet kan toornen bij ’t zien van onrecht is een zoutzak
Ook kan onze vaderlandsliefde ons parten spelen. Ieder is aan zijn vaderland gehecht, behalve verraders. Maar dat zijn geen vaderlanders. Ook wij hebben toch ook weer te bedenken dat wij hier vreemdelingen en bijwoners zijn en dat ons burgerrecht in de hemelen is. En het hemelsch vaderland moet ons meer trekken dan ’t aardse.
Daar is onze Heiland Jezus Christus, die ons oproept om hier Zijn wil te doen. En dat is het doel van onze bekeering: Zijn wil te doen. In alles bij Hem genade te zoeken om naar Hem te luisteren. Wanneer wij ‘willen’ Zijn wil doen, wordt Zijn woord ons klaar. Dan valt zooveel weg dat nu door de vijand nog kan gebruikt worden om ons in het doen van Gods wil struikelblokken op den weg te leggen. Met zachtmoedigheid hebben wij het in ons geplante woord te ontvangen. Dan, wanneer deze gesteldheid des harten bij ons gevonden wordt, draagt het woord vrucht. Wij weten dat wij ons in een wereld van ongerechtigheid bevinden, en dat die wereld ook niet beter wordt als deze oorlog voorbij is. De ongerechtigheid zal ook dan toenemen, al verliest Duitschland het. De Schrift zegt dat in den eindtijd wie ongerechtigheid doet, nog meer ongerechtigheid zal doen, en wie vuil is, zich nog meer vuil zal maken. Dat is geen mooi vooruitzicht, doch de Schrift is waar. Laten wij dankbaar zijn van die vuile wereld verlost te zijn en streven naar ’t doen van den wil van God.
Met de beste groeten,
je vader.
laten wij dankbaar zijn
van die vuile wereld verlost te zijn
en streven naar ’t doen van de wil van god