Wandelen naar de Geest

Een vorige keer hebben we overdacht dat de Geest van God een bijzonder werk doet als een mens zich bekeert en wedergeboren wordt. De liefde van God wordt dan in zijn hart uitgestort door de Heilige Geest (Romeinen 5:5). Dit is van grote betekenis, want

  • daardoor heeft de gelovige in de eerste plaats een relatie van liefde met de Heer Jezus, zijn Heiland en met God de Vader.
  • Daar vloeit in de tweede plaats uit voort de liefde tot en gehoorzaamheid aan het Woord van God en
  • in de derde plaats hoort hierbij dat de gelovige zijn broeders en zusters, allen die uit God geboren zijn, liefheeft.

Deze dingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet alleen aan het begin van het christelijke leven, maar ons hele leven door. We hebben de Heilige Geest ontvangen opdat Die in ons Zijn werk kan blijven doen, zodat we “wandelen naar de Geest” (Romeinen 8:1 HSV). Daar ligt de sleutel voor het hele christelijk leven: de voortdurende liefde tot de Heer Jezus en de gemeenschap met God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus.

Romeinen 8

In Romeinen 8 geeft Paulus verder onderwijs over het werk van de Geest in hart en leven van een gelovige. In dit hoofdstuk wordt de Heilige Geest vele malen (zo’n 17 keer) genoemd. Je kunt rustig zeggen dat Paulus hier essentieel onderwijs geeft over de Heilige Geest in het leven van de gelovige.

Persoonlijk vind ik dit een van de lastigste onderwerpen om vat op te krijgen. Het gaat niet alleen om de menselijke geest: dat is al een onbegrijpelijk godswonder op zichzelf. Maar dan heb je als gelovige ook nog eens Gods Geest ontvangen. Dan wordt het al helemaal onbegrijpelijk. Maar wat houdt dat dan in en wat merk ik daarvan? En kloppen mijn persoonlijke ervaringen met wat de Bijbel zegt over de Heilige Geest? Het is waarschijnlijk ook wel het onderwerp waar op christelijk erf de meeste misleidende leringen en praktijken gaande zijn. Daarom is het onderwerp van groot belang, zowel voor ons persoonlijk geloofsleven, als ook om te onderscheiden wat er aan verkeerde leer over de Geest tegenwoordig gebracht wordt.

We zullen bij het doornemen van dit hoofdstuk steeds in gedachten moeten houden wat het betekent ‘dat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest Die ons gegeven is’ (Romeinen 5:5). Want dat is ook het uitgangspunt voor Romeinen 8.

Een keuze: wandelen naar het vlees of naar de Geest

Het hoofdstuk maakt duidelijk dat er een keuze is. De gelovige heeft nog zijn oude natuur (‘het vlees’) in zich, maar hij heeft ook de Heilige Geest ontvangen en daarmee het nieuwe leven waarin hij behoort te wandelen (6:4). Paulus gaat ervan uit dat de gelovige dit nieuwe leven uitleeft en niet voor zichzelf (‘naar het vlees’) leeft. Hij vraagt zich af of iemand wel de Geest ontvangen heeft en wedergeboren is wanneer zo iemand als christen niet naar de Geest wandelt.

Maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest, wanneer althans de Geest van God in u woont. Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem” (Romeinen 8:9).

Hij herhaalt met andere woorden wat hij eerder (Romeinen 6) ook al gezegd heeft:

Welnu, broeders, wij zijn aan het vlees niet verplicht om naar het vlees te leven” (Romeinen 8:12).

Naar het vlees wandelen: vijandschap tegen God

Laten we nog eens zien wat er in dit hoofdstuk over ‘het vlees’ geschreven staat.

  • Als een mens naar het vlees leeft, is hij onder het juk van de ‘wet van de zonde en van de dood’ (8:2)
  • Iemand die naar het vlees wandelt, bedenkt de dingen van het vlees, niet de dingen van de Geest (8:5)
  • Het bedenken van het vlees is de dood (8:6) en geen leven en vrede zoals de Geest voortbrengt.
  • Het vlees kan zich niet aan God onderwerpen. Het is vijandschap tegen God (8:7)
  • Iemand die in het vlees is, kan God niet behagen (8:8)

Het is dus geen wonder dat Paulus ervan uit gaat dat een gelovige niet naar het vlees leeft. Immers dat zou slechts vijandschap tegen God zijn en tot de dood leiden. Zo heeft God het niet bedoeld, daarom gaf Hij ons juist Zijn Geest.

Wandelen naar de Geest[1]

Een ‘wandel naar de Geest’ is in de eerste plaats dat we dagelijks de ‘liefde van God’ uitleven. Dat begint, zoals we al eerder hebben gezien, met het liefhebben van de Heer Jezus, onze Heiland. Dit is de gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. Gods Geest wil ons elke dag leiden en ons laten groeien in die drie aan elkaar verbonden aspecten:

  • De liefde tot Christus en de gemeenschap met God de Vader
  • De liefde tot en gehoorzaamheid aan het Woord van God
  • De liefde tot allen die uit God geboren zijn.

Als ik als gelovige de Heer Jezus liefheb, Hem en de Vader dank en eer, en mij bezighoud met Gods Woord, zal de Geest van God in mijn hart zijn werk doen. Dat is een wetmatigheid in de zin van: “als ik A doe, doet de Geest B”. In 8:2 wordt het daarom ‘de wet van de Geest’[2] genoemd, die van toepassing is bij een ‘leven in (eenheid met) Christus Jezus’. Dit laatste laat zien dat het gaat om een op liefde gebaseerde relatie met de Heer Jezus.

Zo kan iemand die ‘in Christus Jezus is’ (8:1), door het werk van de Heilige Geest ‘in Christus Jezus leven’ (8:2). Deze werkzaamheid van de Geest wordt in dit hoofdstuk ook genoemd:

  • Wandelen naar de Geest (8:1)
  • Naar de Geest zijn (8:5)
  • In de Geest zijn (8:9)
  • De Geest van Christus hebben (8:9)
  • Christus in u (8:10)
  • Door de Geest geleid worden (8:14)

Wandelen in de Geest’ is dus niet het ervaren van bovennatuurlijke dingen als bijvoorbeeld visioenen, profetieën, wonderen of tongentaal. Maar ‘wandelen in de Geest’ is simpelweg dat we de Heer Jezus liefhebben en groeien in de kennis van en liefde tot Hem. Een liefde die zich ook uitstrekt naar Gods Woord en naar onze broeders en zusters.

In de brief aan de Galaten herinnerde Paulus hen opnieuw aan deze dingen, wanneer hij het volgende schrijft:

(…) dien elkaar door de liefde. (…) Wandel door de Geest en u zult de begeerte van het vlees niet volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen. Als u echter door de Geest geleid wordt, bent u niet onder de wet. Het is bekend wat de werken van het vlees zijn (…). De vrucht van de Geest is echter: liefde blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Daartegen richt de wet zich niet. Maar wie van Christus zijn, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Als wij door de Geest leven, laten wij dan ook door de Geest wandelen” (Galaten 5:13-25).

De gevolgen van het werk van de Geest

Dat Gods Geest in je hart en leven dan Zijn werk doet, kun je zien aan de gevolgen, zoals deze ook in dit hoofdstuk verder aan de orde komen. Het zijn dingen waarin we – als het goed is – in ons geestelijk leven groeien.

  • Vrij van de wet van de zonde en de dood (8:2). Het is geen wet meer dat je je leven voor jezelf leeft. De dingen van de Heer hebben prioriteit; Hij bepaalt aard, doel en richting van je leven.
  • Je leven is in overeenstemming met de rechtvaardige eisen van de wet (8:4). Je leven zal praktische gerechtigheid laten zien.
  • Je denken wordt bepaald door de dingen van de Geest (8:5). Je denken wordt omgevormd naar ‘het denken van Christus’ (1 Korinthe 2:16), zodat ons denken niet meer bepaald wordt door ‘het oude ik’, de natuurlijke mens in mij.
  • ‘Leven en vrede’ in je hart is het gevolg. Dat was ook wat de Heere voor ogen had met de priesters in het Oude Testament: ‘het leven en de vrede’ (Maleachi 2:5b).
  • De zekerheid dat je het eigendom van Christus bent (8:9)
  • De zekerheid in de (nabije) toekomst door het werk van de Geest een opstandingslichaam te krijgen (8:11).
  • Het is de Geest die ons ‘de daden van het lichaam laat doden’ (8:13). Een wat raadselachtige zin. In hoofdstuk 7 heeft Paulus geschreven over ‘mijn leden’ en ‘het lichaam van deze dood’. Dit lichaam kan nog steeds ‘daden’ voortbrengen, dat wil zeggen, een gelovige kan nog steeds zondigen. Johannes maakt duidelijk dat, wanneer we onze zonden belijden, God ons vergeeft en ons ervan reinigt (1 Johannes 1:9). Belijden is onze verantwoordelijkheid om te doen. Maar tegelijkertijd is dat niet iets dat uit onze oude natuur (uit het vlees) voortkomt, het is een werk van de Geest.
  • De Geest geeft je zekerheid dat je een kind van God bent (8:16)
  • Gods Geest leidt je als kind van God in de dingen van God (8:14). De Geest leidt je in de geestelijke dingen; Hij neemt het uit datgene wat van Christus is en leidt ons in heel de waarheid (Johannes 16:13,14)
  • De Geest brengt ons tot een liefdevolle relatie met God de Vader en doet ons tot Hem naderen: Abba, Vader (8:15)
  • De zekerheid dat er een geweldige toekomst voor ons ligt: we zijn erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus (8:17).
  • De Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen; Hij pleit naar de wil van God voor de heiligen (8:26, 27). Een belofte waar we zeker van mogen zijn, ook al kunnen we dit werk van de Geest niet zelf waarnemen.
Lijden en heerlijkheid

Dit zijn de ‘eerstelingen van de Geest’ (8:23) die we nu al hebben. Het zijn de eerste vruchten van het werk van de Geest. Ze zijn de garantie dat de volle oogst nog komt wanneer ook ‘onze lichamen verlost worden’ (8:23) en ‘de heerlijkheid aan ons geopenbaard zal worden (8:18). Nu nog is er in het leven van de gelovige lijden en zuchten.

Ook heel de schepping zucht, lijdt aan de zinloosheid (8:20) en is gebonden door ‘de slavernij van het verderf’ (8:21). Ook de schepping ziet – ‘verlangt reikhalzend’ – uit naar de tijd dat de gelovigen geopenbaard worden. Dat is wanneer de heerlijkheid van de Heer aan hen zichtbaar zal worden en de schepping zal komen ‘tot de vrijheid van de kinderen van God’ (8:21).

We lijden en zuchten en zien uit naar de toekomst! Maar ondertussen kan niets ons scheiden

  • van de liefde van Christus (8:35)
  • van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer (8:39).
Kom, Heer Jezus!

Is het niet onvoorstelbaar groot, als je zo bij elkaar ziet wat de Geest in ons doet? Is het niet aanleiding om God te danken, ook voor de gave van Zijn Geest die Hij ons gegeven heeft? Hij zorgt ervoor dat we veilig aankomen op onze bestemming, net als de knecht van Abraham Rebekka bij Izaak bracht. Rebekka wilde graag door hem naar Izaak gebracht worden en antwoordde desgevraagd: “Ik zal meegaan” (Genesis 24:58). Zo mogen wij ons door Gods Geest laten leiden tot we bij onze ‘ware Izaak’, onze Heer Jezus zullen zijn.

En de Geest en de bruid zeggen: Kom! (…) Ja, kom Heer Jezus!” (Openbaring 22:17,20)

 

U o God wil ‘k dank bewijzen
voor Uw goedheid, liefd’ en macht.
nooit kan ik genoeg U prijzen,
Die aan mij zo gunstrijk dacht.
Al mijn zonden zijn vergeven,
Jezus boette voor mijn schuld.
Alles is door Hem vervuld.
In de Zoon heb ik het leven.
Uwe liefd’ en Uw gena
zijn Heer, zonder wederga.

U hebt mij Uw Geest gegeven;
nu ben ik niet eenzaam meer.
‘k Mag als kind nu zonder beven
opwaarts zien tot U, o Heer.
Zou ik voor mijn Vader vrezen?
Nee, U bent in nood en strijd
om te helpen steeds bereid;
U zult steeds de liefde wezen.
Uwe liefd’ en Uw gena
zijn Heer, zonder wederga.

Geestelijke Liederen nr 99 (uitgave 2016)

 

 


[1] We gaan uit van de vertaling zoals weergegeven in SV en HSV, die in vers 1 toevoegen “(…) die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest”. Dit geeft ook een logische overgang naar vers 2 e.v.

[2] De Naardense Bijbel vertaalt 8:2 als: “Want de wet van de Geest, van het leven in eenheid met Christus Jezus (…)”. Wat mij betreft is dit een verhelderende vertaling.