Waarschijnlijk heeft ieder wel een bepaald beeld bij de boeken van het Nieuwe Testament. Dat van mij was lange tijd nogal verbrokkeld; als een aaneenschakeling van stukjes Bijbeltekst. Veel gedeelten zijn prachtig, maar ook genoeg andere weer lastig of zelfs onbegrijpelijk. Maar het helpt wanneer je een bril opzet waardoor je opeens samenhang en orde gaat zien. Dit blogje is bedoeld om je zo’n bril aan te reiken, in de hoop dat het je helpt bij het lezen en begrijpen van het Nieuwe Testament.
Dit blog is een soort voortzetting van het vorige, waarbij ik wat herhaling hier en daar niet kon voorkomen.
Het hele Nieuwe Testament gaat over Christus
Eigenlijk gaat het hele Nieuw Testament van het begin tot het einde over de Heer Jezus Christus.
- In de evangeliën gaat het over Jezus Christus, de Zoon van God. Van Zijn menswording tot en met Zijn hemelvaart.
- In de Handelingen wordt het evangelie verkondigd en ontstaat de ‘kerk’ – de gemeente – van Christus. Die gemeente hier op aarde wordt ook aangeduid als het ‘Lichaam van Christus’ dat hier op aarde is terwijl het Hoofd – Christus Zelf – verheerlijkt in de hemel is, aan de rechterhand van God.
- De brieven bevatten onderwijs over Christus en de gemeente en de dingen die de gemeente – dat zijn de gelovigen – bedreigen. Onderwijs dat nodig is om tot het einde staande te blijven in het geloof.
- Het boek Openbaring gaat over de openbaring – de verschijning, de zichtbare wederkomst – van Jezus Christus met de gemeente om Zijn rijk hier op aarde te vestigen.
De Evangeliën
In de Evangeliën wordt de menswording van de Zoon van God beschreven. Zijn hele leven en vooral de laatste drie jaren van Zijn publieke optreden, zijn het onderwerp waar de evangelisten over schreven. Tenslotte natuurlijk Zijn sterven op Golgotha en de aanloop er naar toe, als ook daarna de begrafenis, de opstanding en Zijn hemelvaart.
Eén van de brillen om de evangeliën te lezen is dat ze allemaal een iets ander gezichtspunt hebben en de Heer Jezus anders voorstellen:
Mattheus: de koning van de Joden
Markus: de dienstknecht van God
Lukas: de zoon des mensen
Johannes: de Zoon van God
Lees deze verslagen en kom onder de indruk van Wie Hij was: het Woord dat vlees geworden is en onder ons mensen gewoond heeft. Hij is Degene die door God vanaf het begin is beloofd als de Verlosser.
In alles heeft Hij laten zien dat Hij werkelijk God is. En in de drie uren van duisternis heeft Hij alle zonde op zich genomen en verzoening tot stand gebracht.
De vier evangelisten laten ons de heerlijkheid van Christus zien en wat ze beschrijven is nog maar een deel van wat Hij gedaan heeft. Wanneer alles beschreven zou worden wat Hij gedaan heeft dan zou volgens Johannes ‘de wereld zelf de geschreven boeken niet kunnen bevatten’ (Johannes 21:25). Maar wat is opgeschreven heeft tot doel ‘dat u zou geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven het leven zult hebben in Zijn Naam’ (Johannes 20:31). Misschien mogen we deze uitspraak van Johannes wel toepassen op het geheel van de vier Evangeliën.
de evangelien zijn geschreven opdat wij zouden geloven
“… dat jezus de christus is, de zoon van god, en opdat u, door te geloven het leven zult hebben in zijn naam”
– johannes 20:31 –
In het evangelie van Johannes komen een paar hele bijzondere hoofdstukken voor (14 t.e.m. 17) die allemaal te maken hebben met de tijd dat de Heer Jezus niet meer bij Zijn discipelen zou zijn. Het staat vol bemoedigingen en troost voor hen die zouden achterblijven, wanneer Hij zou teruggaan naar Zijn hemelse Vader.
Over de heerlijkheid van Christus en de eenheid van de gelovigen
In het 17e hoofdstuk staat het gebed van de Heer Jezus tot Zijn Vader waarin Hij vooruit ziet naar de tijd dat Hij niet meer bij hen zou zijn. Hij bidt tot Zijn Vader dan voor Zijn discipelen – en voor ons! – dat zij en wij in de vijandige wereld bewaard mogen blijven. Het doel van Zijn gebed is de eenheid van de gelovigen, zoals Hij dat zegt in de volgende verzen:
“En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn; Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt, zoals U Mij hebt liefgehad” (Johannes 17:20-23).
Het enige middel om die eenheid ook te laten zien is wat Christus ons gegeven heeft: Zijn heerlijkheid. Want zo zegt Hij het: ‘Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn’. Een christelijke gemeenschap waar de gelovigen zich niet boven alles persoonlijk en samen bezig houden met Jezus Christus en Zijn heerlijkheid, is geen christelijke gemeenschap. Christus’ heerlijkheid is het centrale punt dat de eenheid maakt en in stand houdt.
Christus’ heerlijkheid is het enige dat
de eenheid van de gelovigen
tot stand brengt en in stand houdt.
Wanneer we ons afvragen wat dan eigenlijk met die heerlijkheid wordt bedoeld, kan het niet anders zijn dan dat het om de persoon van de Heer Jezus Christus gaat. Om wie Hij is, wat Hij gedaan heeft en tot stand heeft gebracht, wat Hij nu in de hemel doet en wat straks van Hem zichtbaar zal zijn. Hij is straks het middelpunt van het Vaderhuis, maar ook van de nieuwe hemel en aarde. En nu is Hij al het middelpunt van de gelovigen hier op aarde. Zo heeft Hij het ook tegen zijn discipelen gezegd: ‘Want waar twee of drie in mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ (Mattheus 18:20).
Ook in het Oude Testament is het zo dat de Naam van de Here het hoogste verbindende element – om het zo maar even te noemen – van het volk Israël was, waaraan de Here God Zijn zegen verbond (zie bijvoorbeeld Exodus 20:24). De Naam van de Here was voor het volk van centrale betekenis en het scheidde hen af van alle andere volken. Voor de Naam van de Here moest Salomo een huis bouwen, zodat Hij te midden van Zijn volk kon wonen (bijvoorbeeld 1 Koningen 5:5).
In Johannes 17 bidt de Heer Jezus de Vader om bewaring van de discipelen, zijn gemeente, wanneer Hij niet meer bij hen zou zijn. Zelf geeft Hij hen Zijn heerlijkheid, zoals we hebben gezien. Maar ook zegt Hij, zowel aan het begin als aan het eind van Zijn gebed (vers 6 en 26) dat Hij de zijnen de Naam van God de Vader heeft bekendgemaakt. Hij is de gezondene van de Vader en Hij heeft in Zijn wandel hier op aarde en in Zijn werk op het kruis verkondigd Wie God de Vader is. Precies zoals Hij het profetisch al heeft gezegd in Psalm 22:23: “Ik zal Uw Naam mijn broeders vertellen, in het midden van de gemeente zal ik U loven”.
Uiteindelijk komt het er op neer dat het kennen van de enige ware God, de Vader en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft, het enige is dat de gelovigen bij elkaar brengt en houdt. Het is de bewaring in Zijn Naam (Johannes 17:11,12) en de heerlijkheid van Christus die de eenheid bewerkt en bewaart.
De Handelingen van de Apostelen
Het boek Handelingen is geschreven door de evangelist Lukas en beschrijft het ontstaan en de groei van wat wel ‘de christelijke kerk’ genoemd wordt.
Van het ontstaan van de eerste gemeente wordt in Handelingen 2 (verzen 37-47) verslag gedaan. Drieduizend mensen op één dag, waarna de Here elke dag anderen toevoegde ‘die zalig werden’. Want dat was waar het om ging: mensen bekeerden zich, geloofden in de Heer Jezus, wisten dat hun zonden vergeven waren en dat ze het eeuwige heil zouden ontvangen. En dat alles op grond van het werk dat Christus aan het kruis heeft volbracht.
Het verslag spreekt van een gemeente van mensen die anders in het leven stonden dan voorheen. Het geloof bracht hen grote vreugde en lof voor God en maakte dat ze naar elkaar omzagen, terwijl ze eenvoudig van hart bleven.
Het Evangelie van Jezus Christus is verspreid onder de joden en de heidenen – dat zijn de niet-joden. Het eerste deel van het boek beschrijft vooral de verkondiging onder de joden en het tweede gedeelte de verkondiging door Paulus onder de heidenen.
Dat ook heidenen zich bekeerden en in Jezus Christus gingen geloven, heeft de vraag opgeroepen hoe die twee groepen – gelovigen uit de joden en uit de niet-joden/heidenen – een gezamenlijke ‘kerk’ konden vormen. Daarover werd in een bijeenkomst in Jeruzalem een besluit genomen (Handelingen 15). De brief die daarover naar Antiochië gezonden is bevat de volgende dingen:
- Van de gelovigen uit de heidenen mocht niet geëist worden dat ze besneden werden of de wet van Mozes moesten houden.
- Maar zij moesten zich wel ver houden van hun oude heidense leven. Dat betrof drie, wat ik maar noem ‘levensgebieden’ waarop alles zou moeten veranderen: a. alles wat met afgoderij te maken had, b. alle onwettige seksualiteit en c. hun heidense levensstijl.
Zowel de joodse als de heidense invloeden zouden een bedreiging zijn voor de continuïteit van de christelijke gemeenten. (Zie ook hier).
Dat deze bedreigingen reëel waren blijkt wel uit de brieven van de apostelen die daar in alle toonaarden tegen gewaarschuwd hebben. Door het accepteren of toelaten van deze invloeden zou de heerlijkheid van het Evangelie van Christus zijn glans voor hen gaan verliezen. Hun relatie met de Heer Jezus – zowel persoonlijk als gemeenschappelijk – zouden ze kunnen verliezen.
Twee voorbeelden
- tegen de Korintiërs zegt Paulus dat ze het geen probleem vinden als iemand hen een ‘een andere Jezus’ of ‘een ander Evangelie’ predikt (2 Korinthe 11:4).
- tegen de Galaten zegt de apostel dat ‘Christus hen van geen nut zal zijn’ en dat ze ‘van Christus losgeraakt zijn’ (Galaten 5:2-4)
De brieven van de apostelen
In de brieven van het Nieuwe Testament vinden we al het voorgaande terug. Zowel de heerlijkheid van Christus, als ook alles wat in Jeruzalem is vastgesteld. Het is bijzonder om te zien hoe de Geest van God deze mannen geïnspireerd heeft om brieven te zenden naar gemeenten en individuen en dat het daarin altijd ging om een of meer van de dingen die in Jeruzalem aan de orde zijn geweest, maar bijna nooit zonder dat ook de heerlijkheid van de Heer Jezus Christus beschreven werd. Daarbij was elke brief weer anders: een ander perspectief en andere aspecten en verschillende aanleidingen of moeilijkheden bij de geadresseerde(n).
Een breed pallet aan brieven dus, die toch steeds weer over dezelfde onderwerpen gaan:
- Het Evangelie van God en de heerlijkheid van Jezus Christus worden steeds benadrukt, vaak belicht vanuit ander oogpunt. De gelovigen worden gemaand het Evangelie en Christus vast te houden.
- Hierin wordt ons ontzettend veel meegedeeld over ‘de dingen die boven zijn’. Het zijn de dingen die we nodig hebben om ons geloof te behouden en te voeden; het zijn de geestelijke dingen, de eeuwige dingen. Ze gaan over de liefde van God en van Christus, over het werk op Golgotha en de betekenis ervan. Over Christus die aan de rechterhand van God is, Die voor ons bidt en onze pleitbezorger is. Onze hogepriester in de hemel, de genadetroon van Wie we barmhartigheid en genade ontvangen voor onze wandel hierbeneden. Over onze gemeenschap met Hem en met God de Vader. Vergeet verder niet wat er geschreven wordt over de liefde van God en de liefde van Christus en over het veranderende werk van Gods Geest in de gelovigen.
Maar ook wordt aandacht gegeven aan de dingen die nog komen zoals de opstanding, de opname van de gemeente, maar ook de verschijning van onze Heer Jezus Christus en de dingen die daaraan vooraf gaan.
- Hierin wordt ons ontzettend veel meegedeeld over ‘de dingen die boven zijn’. Het zijn de dingen die we nodig hebben om ons geloof te behouden en te voeden; het zijn de geestelijke dingen, de eeuwige dingen. Ze gaan over de liefde van God en van Christus, over het werk op Golgotha en de betekenis ervan. Over Christus die aan de rechterhand van God is, Die voor ons bidt en onze pleitbezorger is. Onze hogepriester in de hemel, de genadetroon van Wie we barmhartigheid en genade ontvangen voor onze wandel hierbeneden. Over onze gemeenschap met Hem en met God de Vader. Vergeet verder niet wat er geschreven wordt over de liefde van God en de liefde van Christus en over het veranderende werk van Gods Geest in de gelovigen.
Al deze dingen behoren bij
‘de heerlijkheid’ van de Heer Jezus Christus,
die Hij aan Zijn gemeente heeft gegeven om daarin één te zijn.
- Steeds wordt ook beschreven welke houding en welk gedrag passend is voor iemand die de Heer Jezus toebehoort. Onze relaties binnen huwelijk en gezin, binnen de kring van gelovigen en met de wereld om ons heen. We horen bij de verheerlijkte Heer in de hemel, die hier op aarde verworpen is en dat laatste zal ook in ons leven zichtbaar zijn. We horen bij een verworpen Heer en laten in ons leven zien dat ook wij hier op aarde niet thuis horen.
- De bedreigingen van ons geloof
- Als eerste het wetticisme als bedreiging van de eenheid van de christelijke gemeente. Regels en rituelen creëren verdeeldheid tussen de gelovigen. Als je het er niet mee eens bent, een andere opvatting over iets hebt, hoor je er niet bij. Dit principe is ook de grondslag van de verschillende denominaties. Verschillende visies op de bijbel en verschillende uitleg leiden hier automatisch toe. Denk als voorbeeld over de doop of het avondmaal; dat zijn maar een paar duidelijke voorbeelden, maar in de praktijk lijkt het aantal opvattingen dat scheiding maakt wel oneindig te zijn.
Het accepteren van regels of rituelen als onderscheidend met andere gelovigen werkt bovendien verstikkend voor het persoonlijke geloof en de persoonlijke omgang met de Here en met de Schrift. In ieder geval op de thema’s die als kenmerkend voor de groep zijn geaccepteerd. Want daar opnieuw met een open bijbel over nadenken, gebeurt nauwelijks. En het is ook heel gevaarlijk, want stel je voor dat je tot andere opvattingen komt: hoe moet je dan verder?
Kortom dit soort denken is niet alleen wettisch, maar het is ook sektarisch.
- Als eerste het wetticisme als bedreiging van de eenheid van de christelijke gemeente. Regels en rituelen creëren verdeeldheid tussen de gelovigen. Als je het er niet mee eens bent, een andere opvatting over iets hebt, hoor je er niet bij. Dit principe is ook de grondslag van de verschillende denominaties. Verschillende visies op de bijbel en verschillende uitleg leiden hier automatisch toe. Denk als voorbeeld over de doop of het avondmaal; dat zijn maar een paar duidelijke voorbeelden, maar in de praktijk lijkt het aantal opvattingen dat scheiding maakt wel oneindig te zijn.
- Bedreigingen die vanuit de wereld – het heidendom – op de gelovigen afkomen moeten we onderscheiden en vermijden. Er zijn drie levensgebieden die in Handelingen 15 genoemd worden:
- Als eerste de relatie met de onzichtbare wereld. Ook de heidense wereld heeft een relatie met de onzichtbare wereld, niet met God, maar met de demonen. Het grote gebod in de Bijbel is dat we niet op dezelfde manier als de heidenen tot onze God mogen naderen. Daarom worden we opgeroepen alles te vermijden dat met afgodendienst te maken heeft.
Wanneer ‘de rechtvaardige uit geloof zal leven’ dan moeten we ons geloofsleven niet vermengen met uiterlijke, waarneembare dingen. Naar de mate waarin de christen steunt op dingen die je kunt ervaren [beleven, waarnemen, voelen] neemt zijn geloof af en wordt het risico groot dat hij tenslotte misleid wordt en in afgoderij terecht komt. Het zoeken van ‘godservaringen’ doodt het geestelijke leven in de christelijke gemeente. Christus de Gekruisigde is niet meer het centrale middelpunt van de geloofsgemeenschap. Bovendien ontneemt het de gemeente een levende toekomstverwachting.
Daarom vinden we in bijna alle brieven – in meerdere of mindere mate – waarschuwingen tegen afgoderij. Soms heel duidelijk en expliciet, maar soms ook een beetje verborgen door een paar kenmerkende woorden. - Als tweede de seksuele relaties tussen mensen. De heidense/wereldse opvattingen over seksualiteit in ruime zin zijn een directe bedreiging van de christelijke gemeente omdat ze strijdig zijn met de Bijbelse norm. In de hele bijbel heeft de seksualiteit een plaats binnen het levenslange huwelijk van een man en een vrouw. Zo is het vanaf het begin geweest (Mattheus 19:8). Alle afwijkingen daarvan – en dat zijn er nogal wat vandaag de dag – horen niet thuis in het leven van de gelovigen.
Maar de wereld heeft hele andere ideeën over het huwelijk, echtscheiding, hertrouw, homoseksualiteit en noem zo nog maar een heleboel dingen op. Het zijn opvattingen en praktijken die anti-bijbels zijn en we worden opgeroepen er ver van te blijven.
Vandaar dat er in de brieven voortdurend tegen gewaarschuwd wordt. - Als derde is er nog een domein dat gaat over jezelf – hoe je tegen jezelf aan kijkt en hoe je in het leven staat. Ik vermoed dat zoiets bedoeld wordt met ‘het verstikte en het bloed’ waarvan in Handelingen 15 sprake is (zie ook hier). Mensen zonder God leven voor zichzelf; uiteindelijk zijn ze zelf het belangrijkste. Je leeft tenslotte maar een keer, dus haal er uit wat er in zit. Carpe Diem, pluk de dag.
Maar deze heidense/wereldse opvattingen over het leven zijn een bedreiging voor het geloof en de levensstijl die past bij het Evangelie. Een wereldse levensstijl hoort niet bij de christen die zegt bij een verworpen Christus te horen. We worden er helaas gemakkelijk in meegezogen.
Bovendien denk ik dat in de wereldse leefstijl ook past hoe men denkt over de mens, het leven en de dood. Dat zijn onderwerpen waar God geen enkele rol in speelt en waar men vindt dat de mens dat alles in eigen hand kan nemen. Wat men aan het knutselen is met DNA van mens en dier lijkt me ver over de grenzen gaan die God gesteld heeft. En wat te denken over het zogenaamde ‘voltooide leven’? Het zijn opvattingen die steeds meer antichristelijk zijn en we moeten er ver van blijven.
- Als eerste de relatie met de onzichtbare wereld. Ook de heidense wereld heeft een relatie met de onzichtbare wereld, niet met God, maar met de demonen. Het grote gebod in de Bijbel is dat we niet op dezelfde manier als de heidenen tot onze God mogen naderen. Daarom worden we opgeroepen alles te vermijden dat met afgodendienst te maken heeft.
Elke brief is weer anders en het is nuttig om te proberen deze verschillende onderwerpen te achterhalen. Voor zover ik kan zien is er meestal wel een verband aan te geven tussen
- Enerzijds de bedreigingen die concreet genoemd worden
- en datgene wat onderwezen wordt over de Heer Jezus Christus, over God onze Vader en/of over de Heilige Geest.
Bedenk daarbij dat de ontvanger of ontvangende gemeente meestal alleen deze brief kreeg. Dat betekent dat je mag verwachten dat een brief zichzelf in het algemeen verklaart. Daarom moeten we m.i. ook vooral zoeken naar de verbanden in de brief zelf, dan wel ook tussen meerdere brieven aan dezelfde ontvanger.
Wat alle ontvangers waarschijnlijk ook gemeenschappelijk hadden is dat ze allemaal het Oude Testament kenden. Zo konden ze begrijpen wat de brief aan verwijzingen naar het Oude Testament bevatte.
Van Romeinen tot Judas
Opmerkelijk is het contrast tussen de eerste en de laatste brief in het Nieuwe Testament.
De eerste brief – aan de gelovigen in Rome – beschrijft uitgebreid en bijna uitsluitend het hele Evangelie van God. Er wordt niet geschreven over misstanden die er onder de gelovigen zouden zijn en die gecorrigeerd moesten worden. Het is de basiscursus van het geloof om het zo maar eens te zeggen. Slechts aan het eind (Romeinen 16:17-18) wordt gewaarschuwd tegen mensen die het evangelie ‘wat anders uitleggen’ dan wat de apostelen hebben onderwezen.
De laatste brief – die van Judas – daarentegen spreekt expliciet niet over het Evangelie (‘de gemeenschappelijke zaligheid’), maar is juist 100% gericht op de strijd voor het geloof en tegen de dwaalleraars die er in de laatste tijd zullen zijn.
Tussen deze twee brieven staan al de andere. Hieronder staan ze vermeld met een korte toelichting per brief. Het is een eerste poging [1] om te laten zien dat de brieven
- enerzijds de heerlijkheid van het Evangelie en van de persoon van Christus voorstellen en de gelovige aanmoedigen aan Hem te blijven vasthouden. Dat betekent ook Christus als voorwerp voor ons hart en als hoogste goed in ons leven.
- anderzijds blootleggen wat de dingen zijn die het christelijke leven (zowel innerlijk als uiterlijk) bedreigen. Het zijn rituelen en opvattingen/leringen vanuit de joodse of heidense achtergrond van de gelovigen die ze meenemen of waarin ze gemakkelijk weer kunnen vervallen.
Brief | Opmerkingen |
---|---|
Romeinen | Het Evangelie van God wordt hier van A tot Z uitgelegd. Inclusief het werk van de Geest van God in het christelijke leven. Maar ook over Israel in hoofdstuk 9-11. De praktijk van het christenleven in de hoofdstukken 12-15. Aan het eind de waarschuwing (16:17) hoe te handelen met hen die afwijken van het onderwijs van de apostelen. ## De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen. Amen. (16:24) |
1 Korinthe | Onderwijs over invloeden van afgoderij en overnemen van zulke praktijken. Men meende dat de manifestaties die ze ervaarden van God afkomstig waren. Hoofdstuk 8-11. “Wat de afgodenoffers betreft …”. De mogelijkheid dat christenen zich onder demonische invloed stellen: “ik wil niet dat u gemeenschap met demonen hebt.” (10:20) Over de geestelijke (dingen) – onderwijs over wat werkelijk geestelijk is. Hoofdstuk 12-15. “Wat nu de geestelijke betreft …”. Onderwijs over wat wel en niet geestelijk is in de gemeente. Deze twee thema’s horen bij de basiskennis voor de hedendaagse gemeenten. Verder veel aanwijzingen voor het christelijke leven, vaak tegen de achtergrond van het heidense leven. Bijvoorbeeld huwelijk en seksualiteit. ## De genade van de Heer Jezus Christus zij met u. (16:23) |
2 Korinthe | Onderwijs over de dienst van Paulus tegenover hen die in Korinthe meenden dat ze net zo belangrijk waren als hij. Paulus noemt hen ‘valse apostelen, bedrieglijke arbeiders …” (11:13); ze vermomden zich als ‘apostel’ in navolging van satan die zich vermomd als ‘een engel van het licht’ (11:14). De gemeente had hun onderwijs aangenomen, net zoals de slang Eva verleid heeft (11:3). Een andere Jezus, een andere geest en een ander Evangelie waren dingen die ze makkelijk accepteerden en kennelijk niet meer konden onderscheiden. Wanneer de afgoderij niet geoordeeld zou worden moesten de ‘getrouwen’ de gemeente verlaten (6:14-18), waardoor zij zich reinigden “van alle bezoedeling van vlees en geest en de heiliging volbrengen in het vrezen van God” (7:1). Het zijn aanwijzingen voor hen die zich in zo’n gemeenschap bevinden. ## De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen. (13:13) |
Galaten | Het Evangelie wordt benadrukt en ook hoe Paulus het van God Zelf ontvangen heeft. Ook de Galaten lieten zich – net als de Korintiërs – makkelijk overhalen tot een ander evangelie (1:8-9). Paulus weerstaat dat andere evangelie waarbij ze bepaalde regels moesten volgen om ‘betere christenen’ te zijn. Maar een christen leeft uit geloof alleen (2:16-20). Paulus benadrukt nog een keer uitgebreid het werk van Christus en wat het betekent gerechtvaardigd te zijn uit geloof. Alleen geloof in Christus is nodig om een kind van God te worden. Het is een groot pleidooi om alleen uit geloof te leven en alle wettisisme los te laten. Niet voor het vlees leven, maar wandelen door de Geest (5:13 e.v.) ‘Als we door de Geest leven, dan ook door de Geest wandelen’ (5:25) is het motto. Doen we dat niet, dan ‘raken we los van Christus’ (5:4). ## De genade van onze Heer Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen. (6:18) |
Efeze | De gelovigen zijn verbonden aan hun Heer die in de hemel is. Met Hem zijn we eengemaakt in Zijn dood en opstanding. De gemeente is bedoeld om tot in eeuwigheid ‘tot lof van Gods heerlijkheid’ te zijn. Daarom heeft de gemeente – de gezamenlijke gelovigen – nu al de opdracht “aan de overheden en machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekend te maken.” (3:10). Dat kan alleen maar als ‘Christus door het geloof in onze harten woont’ (3:17 e.v.) en in alle relaties de gelovigen onderdanigheid laten zien (bijvoorbeeld 5:21). Maar dan kun je er zeker van zijn dat de duivel zijn listige verleidingen op ons los zal laten en we een geestelijke strijd te voeren hebben (6:11-13). ## De genade zij met allen die onze Heere Jezus Christus in onvergankelijkheid liefhebben. Amen. (6:24) |
Filippenzen | Christus en Zijn gezindheid worden ons voorgesteld. Hoe Hij zich vernederd heeft, maar ook hoe straks elke knie zich voor Hem zal buigen tot eer van God de Vader (2:5-11). Een oproep om te wandelen in overeenstemming met het Evangelie (1:27). ‘Christus winnen’, dat is ‘Hem kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden’ (3:8,10). Een leven gericht op en in verbinding met de hemel (3:20). Daarbij is de sleutel wel dat we ons voortdurend blijven ‘verblijden in de Heer’ (2:17,18; 3:1; 4:4). Verder moeten we waakzaam zijn voor hen die het Evangelie verminken; ze worden honden en slechte arbeiders genoemd (3:2). ## De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u (4:23). |
Kolossenzen | De gelovigen in Kolosse werden bedreigd door dwalingen van de Essenen. Dat was een esoterische (spirituele-mystieke) beweging met kenmerken die we ook in de contemplatie vinden (zie bijvoorbeeld hier). Zij zagen de Heer Jezus als een mens die door zijn leefwijze goddelijk geworden was en op die manier ‘dicht bij God leefde’. Een soort van super-goeroe. Maar Christus is geheel anders en daarom wordt in zeer verheven termen over de Heer Jezus gesproken. Hij is de Zoon van Gods liefde (1:13), Beeld van de onzichtbare God en de Eerstgeborene van de hele schepping (1:15). Hij is Degene die in alle dingen de Eerste zou zijn en door Wie alle dingen met God verzoend zijn. De uitdaging is om niet te leven volgens de grondbeginselen van de wereld (2:8,20). Wij bedenken de dingen die boven zijn (3:2) en hebben ons bekleed met de nieuwe mens (3:10), zodat zichtbaar is dat we de Here dienen (3:24). ## De genade zij met u. Amen. (4:18) |
1 Thessalonicenzen | De gelovigen in Thessalonica hadden zich van de afgoden tot God bekeerd. Ze hebben het Evangelie van God met blijdschap aangenomen, maar het heeft hen ook vanaf het begin verdrukking opgeleverd. Waarschijnlijk waren het ‘serieuze’ afgodendienaars – zie Hand 17:4 ‘godvrezende Grieken’. Het onderwijs van Paulus in de brief krijgt extra kleur tegen de achtergrond van de afgodische praktijken en leringen – zie bijvoorbeeld 4:1-8 en 5:4-11. Verder gaf Paulus onderwijs over de opstanding van de doden in Christus en de wederkomst van de Heer (4:13-18). ## De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u. Amen. (5:28) |
2 Thessalonicenzen | De gelovigen in Thessalonica worden bemoedigd om te volharden in de verdrukkingen, omdat dat recht gezet wordt bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemelen (1:3-12). De verdrukking was zo ernstig dat ze twijfelden of de opname van de gemeente wellicht al had plaatsgevonden. Paulus legt daarom uit waaraan ze kunnen herkennen dat ze de opname niet gemist hebben (2:1-12). Ze mogen zeker zijn dat ze daarom de heerlijkheid van de Heer Jezus Christus niet zullen mislopen (2:13-16). Verder hoort een christen geregeld te wandelen en voor zijn levensonderhoud te werken (3:6-15). ## De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. (3:18) |
1 Timotheüs | Opvallend is dat de brief waarschuwt tegen ‘leraars van de wet’ (1:4-11) maar ook tegen hen die de contemplatie promoten (4:1-5). Het is de afval van het geloof dat zich in latere tijden zal voordoen. Paulus maant Timotheüs de gezonde leer van het evangelie en een godvruchtig leven te onderwijzen. Het is de goede strijd die iedere gelovige moet strijden om het geloof te behouden (1:18,19). Tevens beschrijft Paulus welk gedrag een gelovige behoort te vertonen, mannen en vrouwen in de gemeente (2:8-15; 3:1-16), de gelovige vrouw en haar deugden tegenover een werelds beeld (5:1-16). Ook familieleden behoren voor elkaar te zorg te dragen. Dienstknechten (6:1-2) met betrekking tot geld en rijkdom (6:3-10; 6:17-19). Zie ook hier en hier). ## De genade zij met u. Amen. (6:21) |
2 Timotheüs | De laatste brief van de apostel Paulus schrijft hij aan Timotheüs. “Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden” (4:7). Het is een boodschap om te volharden in het geloof en in het werk voor de Heer. Met dwaalleraars moet hij niet in discussie gaan. De Heer weet wie van Hem is en wie niet (2:19). Als christenen zich verzetten mag je ze met zachtmoedigheid onderwijzen, opdat God hen bekering schenkt (2:24-16). Er komen tijden die gevaarlijk zijn vanwege het occultisme dat de christelijke gemeenschappen binnendringt: ‘zware tijden’ (3:1-9; 4:3-4). ## De genade zij met u. Amen. (4:22) |
Titus | Kennelijk invloed van de Joodse mystiek en menselijke geboden (1:10,14; 3:9; zie ook hier) waartegen Paulus waarschuwt. Hiertegenover schetst Paulus een beeld van de christelijke levenswandel. Van de oudsten (1:5-9) en van ouderen, jongeren, mannen en vrouwen, maar ook degenen die slaaf waren (2:1-10). Daarnaast hoe een gelovige zich tegenover de overheden moet opstellen en een voorbeeld moet zijn voor andere mensen (3:1-14) ## De genade zij met u allen. Amen. (3:15) |
Filemon | Het onderwijs over een christelijke levenswandel, ook wanneer we rijk zijn. Filemon had de Heer Jezus lief, geloofde in Hem en dat was zichtbaar in zijn wandel onder de gelovigen (1:5-7). Paulus roept hem op om ook ten opzichte van Onesimus liefde te betonen en hem aan te nemen (1:12). Dit in tegenstelling tot het romeinse recht waarin een weggelopen slaaf de doodstraf verdiende. Maar de christelijke normen zijn volstrekt tegengesteld en zijn gebaseerd op Gods liefde en verzoening. ## De genade van onze Heere Jezus Christus zij met uw geest. Amen. (1:25) |
Hebreeën | Heftige waarschuwingen tegen afval (=afgoderij) in de hele brief. Waarbij Israël, dat in de zonde van de afgoderij terecht kwam, als voorbeeld wordt gesteld. Daar tegenover wordt de heerlijkheid van Christus’ persoon en de waarde van Zijn offer veelkleurig geschetst. We worden opgeroepen op Hem te blijven zien, op ‘Jezus, met heerlijkheid en eer gekroond’ (2:9). Als we daarin volharden zullen we de belofte verkrijgen (10:36)! Zie nog hier en hier. ## De genade zij met u allen. Amen. (13:25) |
Jakobus | Het geloof van een christen blijkt op alle mogelijke manieren uit zijn levenswandel en gedrag; zo niet dan is het dood geloof. Daartegenover wordt gezet het leven van hen die christen zijn, maar ondertussen de afgoden dienen. Zij laten zich door de duivel beïnvloeden (3:15) en vertonen daar allerlei kenmerken van. Zij worden ernstig opgeroepen zich te bekeren (4:7-10). Zie ook hier. ## Een afsluitende wens of bede ontbreekt. |
1 Petrus | Petrus schets het Evangelie en het daarop gebaseerde geloof (hoofdstukken 1 en 2 deels). Dan vervolgt hij met het christelijke leven waarin dat geloof tot uitdrukking komt. Onderdanigheid, het lijden, het huwelijk, verdraagzaamheid zijn een paar van de thema’s die hij aankaart. Leven in onderdanigheid en nederigheid, in het bewustzijn van Gods genade bewaart ons voor de plannen van de duivel (5:5-9). ## Vrede zij u allen, die in Christus Jezus bent. Amen. (5:14) |
2 Petrus | Waarschuwingen tegen dwaalleraars – vergeleken met de valse profeten in het OT, die het volk verleidden tot afgoderij (2 Petr. 2:1 e.v.). Zie ook hier. Daarin ook de overeenkomst met de brief van Judas. Verder de uitdrukking ‘afwijkingen in de leer’ (in 2:1), die nog enkele keren in het NT voorkomt: Gal.5:20; 1 Kor. 11:19 ## Maar groei in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als in de dag van de eeuwigheid. Amen. (3:18) |
1 Johannes | Johannes schetst het christelijke leven. Over de gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus, over wandelen in het licht, en wandelen in de liefde. Vooral de liefde van God is een groot thema in de brief. Hier tegenover wordt al datgene gesteld dat ons van dit leven kan weerhouden. De wereld, ‘antichristen’ en misleiders. Waarop het vooral aankomt is dat we kunnen onderscheiden wat van God is en wat niet van God is. Johannes zegt daar veel over. Johannes geeft kenmerken van demonische beïnvloeding – waarbij een link te leggen is naar Judas Iskariot en Schriftgeleerden. Zie bijvoorbeeld hier. ## Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. Amen. (5:21) |
2 Johannes | Het christelijke leven kort geschetst: in waarheid en liefde wandelen. Daarbij afgezonderd blijven van misleiding en valse leer. Kunnen onderscheiden van dwaalleraars. ## U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen. (1:13) |
3 Johannes | Opnieuw de bemoediging om te wandelen in de waarheid en medearbeiders van de waarheid te worden (1:3-8). Kijk goed uit wie je navolgt. Je moet het onderscheid kunnen maken wie goeddoen (1:11,12) en wie het kwade doen (1:9-11). De laatsten zijn degenen die niet het gezag van de apostelen – voor ons: het gezag van het Woord van God – erkennen. ## Vrede zij u. De vrienden groeten u. Groet de vrienden ieder bij naam. (1:15) |
Judas | Judas wilde eigenlijk schrijven over het gemeenschappelijk heil, maar voelde zich genoodzaakt te schrijven over de strijd voor het geloof (1:3). Uitgebreid wordt verhaald over de vermenging van engelen (demonen) met mensen en Gods oordeel daarover. Mensen die dat soort praktijken erop na houden (1:4) komen de gemeente binnen en Judas geeft kenmerken zodat ze herkend kunnen worden (1:8-16). De gelovigen worden aangespoord hun geloof te behouden en om te zien naar de anderen om hen voor de geestelijke bedreigingen te behoeden (1:20-23). ## De alleenwijze God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, nu en in alle eeuwigheid. Amen. (1:25) |
De Openbaring van Jezus Christus
Het laatste boek beschrijft de ‘openbaring’, dat is de zichtbare komst van Jezus Christus naar deze aarde.
Het boek begint met een korte schets van de tijd van de gemeente van Christus hier op de aarde vanaf de tijd van de apostelen. Daarna – vanaf hoofdstuk 4 – komen de gebeurtenissen die voorafgaan aan de openbaring van Christus en hoe Hij bij Zijn komst Zijn rijk dat 1000 jaren zal duren zal vestigen. Tenslotte verhaalt het boek hoe die 1000 jaren zullen eindigen en wordt de eeuwigheid kort gekenschetst.
Tegelijkertijd is het boek Openbaring de afsluiting van de hele Bijbel en daarmee als het ware ook van het Oude Testament. Immers, in de Openbaring zien we hoe God de draad met Zijn volk Israel weer oppakt. Christus, de beloofde Messias komt om Zijn aardse volk te verlossen en Zijn koninkrijk op te richten.
In het boek Openbaring wordt Gods handelen met zijn hemelse volk – de gemeente van Christus – en zijn aardse volk Israël als het ware samengevlochten.
Uw Woord o Here God, is onze gids ten leven;
het is op onze weg een lamp voor onze voet.
Uit liefde wilde U dit groot geschenk ons geven,
dat levend, krachtig Woord, dat heilig is en goed.
Uw Woord is waarheid, Heer, de wijsheid uit de hoge,
dat oorsprong, zin en doel der schepping openbaart.
Dat Woord houdt aan de mens zijn eigen beeld voor ogen,
toont hem zijn boze hart en diep verdorven aard.
Uw Woord wil echter ook het blijde nieuws verkonden
dat U de liefde bent en heil ons hebt bereid.
Wij weten dat Uw Zoon eens stierf voor onze zonden,
en wie in Hem gelooft, die leeft in eeuwigheid.
U toont ons in Uw Woord de glorie van Uw Wezen.
U d’eeuw’ge, heil’ge God, bent licht en liefde saam.
O God der heerlijkheid, zo waard te zijn geprezen,
wij noemen in de Zoon U bij Uw Vadernaam.
Welzalig hij die ’t Woord der waarheid wil geloven
en door Uw Woord en Geest zich willig leiden laat.
Hij geeft de wereld op en zoekt de dingen boven,
waar Christus Jezus is, Die boven alles gaat.
Lied 212 Geestelijke Liederen (2016)
Voetnoten
[1] Dit is mijn eerste poging om op basis van Johannes 17 en Handelingen 15 (zie het vorige blog) een bepaalde structuur te laten zien in het Nieuwe Testament. Als er gelegenheid is om dit te ‘verbeteren’ zal ik de tekst aanpassen. Overigens, als er lezers zijn die met de gekozen ‘bril’ tot een betere invulling komen, dan houd ik me daarvoor aanbevolen. Overigens moeten we altijd bedenken dat een schema over Bijbelse dingen slechts een hulpmiddel is.