De eenheid van de Geest (2)

De vorige keer hebben we gezien hoe de Heer Jezus Zelf de eenheid van Zijn discipelen beschrijft, nl als een eenheid die lijkt op de eenheid die er is tussen God de Vader en Zijn Zoon, onze Heer, Jezus Christus. Die eenheid van twee Personen is compleet, volmaakt en doortrokken van goddelijke liefde. Daarom hebben Gods kinderen de Geest van God gekregen die de liefde van God in hun harten heeft uitgestort. Dat geeft hen nieuw leven dat gekenmerkt wordt door

  • Een relatie van liefde met God de Vader en Zijn Zoon, de Heer Jezus. Een relatie van kennen en liefhebben;
  • Het liefhebben van het Woord van God om daaraan van harte gehoorzaam te zijn;
  • Een relatie met allen die uit God geboren zijn; een relatie van liefde en wederzijdse onderdanigheid.

Dit is de kern van het geestelijk leven van ieder mens die wedergeboren is; hier draait je geestelijk leven om. Maar het is daarmee ook de kern van het gemeenschappelijk leven als gelovigen, als mensen die uit God geboren zijn. In deze aspecten is er een eenheid die je ervaart en die je zelf niet kunt maken; het is een eenheid gemaakt door de Geest van God. Het is bovendien een eenheid tussen personen, niet een eenheid tussen organisaties of stromingen of wat dan ook.

In verband met de eenheid van de gelovigen is het interessant en leerzaam om na te gaan hoe de apostel Paulus er mee omgaat in zijn eerste brief aan Korinthe.

Denominaties in Korinthe

In Korinthe, waar Paulus anderhalf jaar gewerkt had en onderwijs had gegeven (Handelingen 18:11), waren waarschijnlijk binnen 5 tot 10 jaar al de nodige vragen en problemen ontstaan, die Paulus in zijn eerste brief adresseert.

Hij begint meteen met de ontstane verdeeldheid onder de gelovigen. Als we het naar vandaag vertalen zou je kunnen zeggen dat er een Paulus-kerk was, een Apollos- gemeente, een Kefas-gemeenschap en zelfs een Kerk van Christus (1 Korinthe 1:12).

In de eerste vier hoofdstukken van de brief gaat hij daar verder op in. Kijken we naar deze hoofdstukken dan zien we het volgende.

  • Eerst beschrijft hij hun relatie tot God en het feit dat ze in Christus alles ontvangen hebben wat nodig is. Ze zijn geroepen één gemeenschap te zijn, namelijk de “gemeenschap van Gods Zoon, Jezus Christus, onze Heer” (1:1-9)
  • Dan komt een oproep om “eensgezind te zijn in spreken, (…) één van denken en één van gevoelen” (1:10). Hoe eensgezind kun je zijn? Kun je nog meer eenheid hebben dan dit? Zo heeft de Heer Jezus het bedoeld en Paulus zegt het nog maar eens met zijn eigen woorden.
  • Daarna vermeldt hij de scheuringen en ruzies die er onder de gelovigen zijn.
Opmerkelijk

Er vallen meteen een paar dingen op, die wij vandaag de dag waarschijnlijk anders zouden doen en daar kunnen we dan direct al een paar lessen uit leren.

In de eerste plaats adresseert hij de brief niet aan een paar leiders van de gemeente, ook niet aan de voorgangers van de verschillende denominaties, maar aan alle individuele gelovigen samen. Daar mag je uit concluderen dat de vraag naar eenheid niet een vraag is voor de leiders van de gemeenschap, of voor een werkgroep van mensen met invloed, die de eenheid zouden moeten herstellen. Nee, iedere gelovige moet voor eigen hart en geweten de vragen die hier spelen beantwoorden en naar het inzicht dat God geeft, handelen.

In de tweede plaats geeft Paulus niet aan wat de oplossing is voor het probleem van de verdeeldheid. Hij heeft beschreven (in 1:10) hoe die eenheid eruit zou moeten zien, maar hoe je dat bereikt, laat hij onvermeld. Er is geen procesbeschrijving, geen stappenplan of route naar het doel. Paulus beschrijft op welke punten het fout gegaan is en wat de oorzaken waren dat er verdeeldheid is ontstaan. Hij stelt dat aan de gelovigen in Korinthe voor en laat de beslissing over herstel en de weg daar naar toe aan hen zelf over.

De grote lijn

Wanneer je de hoofdstukken 1-4 doorneemt komen de volgende zaken met betrekking tot de verdeeldheid bovendrijven.

  • Ze zijn Christus de Gekruisigde kwijtgeraakt (1:17, 18, 23; 2:2).
    • Hem heeft Paulus gepredikt en als fundament gelegd (3:11) en hier hadden ze bij moeten blijven.
  • Ze gaven de voorkeur aan menselijke wijsheid.
    • Christus is ‘de wijsheid van God’ (1:24,30). Als het bij alle vraagstukken in de Gemeente niet werkelijk om Christus gaat, dan wordt menselijke wijsheid leidend voor het handelen.
  • Ze waren vleselijk, niet geestelijk (2:14; 3:1-3).
    • Ze wisten kennelijk niet meer het onderscheid tussen ‘wandelen naar de Geest’ en ‘wandelen naar het vlees’ zoals Paulus dat in zijn evangelie had uitgelegd (Romeinen 8:6,7).
  • Ze meenden dat Paulus wel had afgedaan (4:1-4, 16).
    • Paulus had hen het evangelie verkondigd, dat was prima. Maar nu moesten ze verder en meenden ze dat het wel zonder Paulus kon. Daarmee namen ze ook afstand van het onderwijs dat Paulus hen had gegeven en gingen ze verder dan wat de Schrift hen leerde (4:6).
Vleselijk of geestelijk?

Deze dingen hangen samen. Een gelovige heeft de Geest van God inwonend die hem wil leiden in zijn liefde voor Christus, die voor hem gekruisigd is. Dezelfde Geest leidt hem ook in de waarheid, Gods Woord. Dit is het nieuwe leven. Maar de gelovige heeft ook nog de inwonende zonde (Romeinen 7:20), dit is het vlees, het oude leven.

eenheid-van-de-geest2

Het is Gods bedoeling dat een mens die wedergeboren is ‘naar de Geest wandelt’ (Romeinen 8:1 HSV, 8:4). Maar als hij dit niet doet, dan vervalt hij automatisch tot een ‘wandel naar het vlees’ en bedenkt hij de dingen van het vlees, dingen die tegen God in gaan (Romeinen 8:4-8). Het gevolg is dat zijn liefdevolle relatie tot de Heer Jezus verdwijnt, de broederliefde verkoelt en het Woord van God zijn kracht verliest.

De wortel van de verdeeldheid in Korinthe is gelegen in het feit dat ze vleselijk waren (3:1-4) en niet meer wisten wat het was om ‘naar de Geest te wandelen’.

De gevolgen

Ze waren vleselijk, niet geestelijk, en dat had de volgende dingen tot gevolg

  • Christus de Gekruisigde staat niet meer centraal in hun denken. Paulus had het hen wel zo geleerd, maar ze zijn het kwijtgeraakt (2:2; 3:10-11)
  • Natuurlijk, menselijk denken krijgt een plaats in het denken over ‘de dingen van God’ (2:11). Menselijke wijsheid wordt belangrijker dan de wijsheid van God (die voor de natuurlijke mens dwaasheid is). Dit thema van menselijke wijsheid tegenover Gods wijsheid speelt door al de hoofdstukken heen, zelfs tot in hoofdstuk 6 (vers 5). Dit heeft ook tot gevolg dat men gaat roemen in eigen wijsheid en eigen kunnen (1:28-31).
  • Ze raken het geheim kwijt, namelijk dat in Christus alle wijsheid en alle zegeningen verborgen liggen (2:7-10). De Geest van God is hen geschonken, opdat ze de dingen zouden weten die hen door God geschonken zijn (2:12). Maar dan moeten we wel de relatie met Hem onderhouden, zodat we geestelijke mensen zijn (2:13-16)
  • Ze raakten hierdoor het juiste zicht kwijt op het werk in en aan de Gemeente van God. Ze waren vergeten dat het God Zelf is Die het werk in en aan de Gemeente van Christus doet. De werkers zoals Paulus en Apollos zijn slechts hulpmiddelen, zodat God Zelf het werk in de harten kan doen (3:1-9). Van hun eigen werk aan de opbouw van de Gemeente, hadden ze niet in de gaten dat veel ervan niet zou standhouden. Gods tempel is heilig (3:17) en daar mag je niet lichtvaardig mee omgaan. Ze dachten dat ze verstandig waren in wat ze voor de gemeente deden, maar ze moesten juist dwaas worden (3:18-23).
  • Weerstand tegen Paulus en zijn onderwijs is een van de concrete gevolgen van vleselijkheid en menselijke wijsheid. In de 2e brief aan Korinthe komt dat nog nadrukkelijker aan de orde. Maar hier blijkt het ook al; ze beoordelen Paulus naar menselijke maatstaven en betichten hem van verkeerde motieven[1] (4:1-5).
  • Hun menselijke wijsheid stelden ze boven de Schrift. Maar Paulus vermaant hen dat ze “niets moeten bedenken boven wat er geschreven staat”. Paulus en Apollos hadden in hun onderwijs laten zien dat ze alleen toepasten ‘wat er geschreven stond’. De Schrift is de norm voor elke gelovige en niemand kan zich boven een ander verheffen (4:6). In Korinthe was het gevolg dan ook nog eens dat er waren die zich boven anderen stelden en probeerden te heersen over de gelovigen (4:7-8).

Ook vandaag de dag zien we helaas op grote schaal dezelfde dingen onder de gelovigen. Ik ga hier geen uitwerking en voorbeelden noemen, maar laat het aan jezelf over om deze dingen te overdenken en na te gaan.

De belangrijkste les

Voor elke gemeenschap van gelovigen is het allerbelangrijkste dat hieruit te leren valt dat iedere gelovige leert om te ‘wandelen naar de Geest’, zoals Paulus dat onderwijst in zijn brief aan de Romeinen. We moeten elkaar hierin onderwijzen vanuit de Schrift en elkaar opbouwen en bemoedigen om hierin voort te gaan.

Het belangrijkste is om alle gelovigen te onderwijzen en te bemoedigen in een ‘wandel naar de Geest’.

Doen we dit niet dan raken we dit geestelijke leven op individueel niveau kwijt en ontstaan er vleselijke christenen. Daar hoeven we niets voor te doen, dat gebeurt vanzelf. En daarmee leggen we de bijl aan de wortel van de eenheid van de gelovigen. Een gemeenschap van gelovigen kan alleen maar in de praktijk werkelijk ‘gemeenschap van Gods Zoon, Jezus Christus, onze Heer’ (1:9) zijn, wanneer de gelovigen weten en praktiseren wat een geestelijk leven is. Daarom zond Paulus Timotheüs ook naar de gemeente in Korinthe om ze opnieuw te herinneren aan wat Paulus hen had onderwezen over een wandel met Christus (4:17).

Een geestelijk leven houdt in
niets te weten, anders dan Jezus Christus en Die gekruisigd” (1 Korinthe 2:2)
niets te bedenken boven wat er geschreven staat” (1 Korinthe 4:6).

Een gezond geestelijk leven is boven alles tot eer van God, tot grote zegen voor de gelovige zelf en tot zegen van de gemeenschap waartoe hij behoort. Maar voor de wereld en voor de vleselijke gelovige is het dwaas en verachtelijk!

Verdere gevolgen

Wanneer de gelovigen niet meer naar de Geest wandelen en in een vleselijke wandel terechtkomen, staat niet alleen de eenheid van de gelovigen op het spel. Het heeft ook gevolgen zoals beschreven in de hoofdstukken 5 en 6 van de 1e brief aan Korinthe:

  • hoererij en ontucht (1 Korinthe 5; 6:13-20)
  • verziekte onderlinge verhoudingen. Ruzies onder broeders over alledaagse dingen met rechtszaken als gevolg (6:1-11).

“Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? (…) want de tempel van God is heilig en dat bent u” (1 Korinthe 3:16,17).

 

 

Als wij Jezus’ Woord bewaren
– want de Geest spreekt door het Woord –
zal Hij ook Zijn Woord verklaren
aan wie biddend er naar hoort.

Ja, dat rijke Woord van boven
toont ons Christus’ heerlijkheid,
waar het hart dat wil geloven
tot Zijn schat wordt ingeleid.

Geestelijke Liederen nr 170 (uitgave 2016)

 

 

 


[1] De ‘voornemens van het hart’ (1 Korinthe 4:5)