De kerk volgens Lukas

Toen ik onlangs min of meer ‘per ongeluk’ het laatste deel van het Evangelie naar Lukas doorlas, trof het me dat Lukas in dit gedeelte (Lukas 24:36-53) een aantal dingen noemt die je misschien wel ‘basiskenmerken van de kerk’ zou kunnen noemen. Of als je dat liever anders hebt ‘de kern van het gemeenschappelijk discipelschap’.

Na Zijn opstanding komt de Heer Jezus bij Zijn discipelen en Lukas schrijft een aantal dingen op die die bijeenkomst kenmerkten en die – dat is mijn stellige overtuiging – ook voor vandaag van groot belang zijn. Ik zal deze aspecten kort aanstippen.

Christus de Gekruisigde is het middelpunt

De Heer komt bij hen en stelt Zich aan hen voor als degene die aan het kruis van Golgotha gehangen heeft.

“Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. (…) En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun Zijn handen en voeten zien.” (Lukas 24:39,40)

Wanneer Christus de Gekruisigde niet meer de grootste is voor de harten van de individuele gelovigen verdwijnt Hij uit het middelpunt van de gemeenschap en verdwijnt Hij uiteindelijk geheel (Openbaring 3:20). Ook in Korinthe had het kruis van Christus zijn inhoud verloren (1 Korinthe 1:17 ev).

Christus de Gekruisigde en Gods levende Woord

Dat de gekruisigde Christus het middelpunt van de gemeenschap moet zijn is voor onze natuurlijke mens niet aangenaam. Want het herinnert ons er telkens aan dat we van ons zelf verloren zondaars zijn. Maar hoe heerlijk is de andere kant van deze medaille, namelijk dat Zijn werk van verzoening en verlossing zo groot was dat ieder die in Hem gelooft behouden wordt en deel krijgt aan Zijn heerlijkheid!

Blijdschap

Als Christus het gemeenschappelijke middelpunt is, dan kan het niet anders dan dat er blijdschap is. Zowel in vers 41 als in vers 52 is sprake van blijdschap. In het laatste vers zelf van ‘grote blijdschap’.

De Heer Jezus heeft het er met de discipelen over gehad voordat Hij naar het kruis ging. Hij zou Zijn blijdschap met hen delen zoals Hij het zegt in Johannes 15:11

Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zal blijven en uw blijdschap volkomen zal worden.”

Dat was wat Hij ook tot Zijn Vader voor Zijn discipelen gebeden heeft

Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben.” (Johannes 17:13)

Dit zijn de woorden …

De Heer Jezus verklaart voor de discipelen de hele Schrift[1] en legt hen uit dat deze over Hem sprak. Hij leerde hen persoonlijk de Schrift anders te lezen en liet hen zien dat Hij Zelf het middelpunt, het grote onderwerp van de Schrift is.

“En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag.” (Lukas 24:44-46).

In de gemeenschap van de discipelen en in de christelijke kerk staat het geschreven Woord van God centraal. Wij laten ons door Christus Zelf daaruit onderwijzen.

Wij hebben dat Woord lief en zijn bereid het te gehoorzamen en ernaar te handelen omdat het het Woord van de levende God is. En omdat daaruit ook onze liefde tot Christus blijkt, zoals Hij het Zelf tot Zijn discipelen heeft gezegd.

Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht. (…) Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf” (Johannes 14:15; 15:10).

Wanneer in de gemeenschap Gods Woord wordt losgelaten en niet meer serieus[2] wordt genomen, dan verdwijnt ook Christus de Gekruisigde. En omgekeerd.

Getuigen van deze dingen

De discipelen kregen de opdracht

En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. En u bent van deze dingen getuigen.” (Lukas 24:47,48).

Deze opdracht van de Heer hebben ze uitgevoerd, zodat Paulus het later kan zeggen dat “(…) het Evangelie en de prediking van Jezus Christus (…) door de profetische Schriften onder alle heidenen is bekend gemaakt, overeenkomstig het bevel van de eeuwige God (…) “ (Romeinen 16:25,26)

De discipelen van de Heer zijn daarin trouw geweest en dat is een aansporing voor de navolgers van Christus nu om ons geloof in Christus te delen met de mensen om ons heen. “(…) heilig God de Heere in uw hart; en wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en eerbied.” (1 Petrus 3:15).

Getuigen – je licht laten schijnen

De problemen in de wereld nemen toe en iedereen kan het waarnemen. Het is een tijd dat de mensen misschien meer dan ooit wanhopen aan de toekomst. Dan zullen wij hen deelgenoot maken van de hoop die in Christus is en oproepen tot bekering tot de levende God om vergeving van zonden en het eeuwige heil te ontvangen. We getuigen wat de Heer aan onze ziel gedaan heeft, zoals de Samaritaanse vrouw het deed in haar omgeving: “Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Hij niet de Christus zijn?” (Johannes 4:29).

De belofte van de Vader

En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden.” (Lukas 24:49)

De Heer Jezus wist dat de discipelen niet konden volharden en de opdracht volbrengen die Hij hen gegeven had, zonder dat de Heilige Geest werkzaam zou zijn in hun harten. In het uitgebreide gesprek van de Heer met Zijn discipelen, waarvan Johannes verslag doet in de hoofdstukken 14-16 van zijn evangelie, is de komst van de Heilige Geest een belangrijk thema.

En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.” (Johannes 14:16,17)

Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26)

Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen. En u zult ook getuigen, want u bent van het begin af bij Mij.” (Johannes 15:26,27)

“(…) maar als Ik heenga, zal Ik de Trooster naar u toe zenden. En als Die gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel: van zonde, omdat zij niet in Mij geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga naar Mijn Vader en u Mij niet meer zult zien; en van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is. Nog veel heb Ik tegen u te zeggen, maar u kunt het nu niet dragen. Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. Alles wat de Vader heeft, is het Mijne; daarom heb Ik gezegd dat Hij het uit het Mijne zal nemen en het u zal verkondigen.” (Johannes 16:7-14).

Gods eeuwige Zoon kwam naar deze aarde, werd mens om ‘Zelf de reiniging van onze zonden tot stand te brengen’ en heeft Zich daarna “gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen” (Hebreeën 1:3). En nu zendt Hij de Geest van God om te wonen bij hen die zich tot God hebben bekeerd en Hem als hun Heiland en Heer hebben aangenomen.

Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!” (Galaten 4:4-6).

God zond Zijn Geest
Ze loofden en dankten God

Toen de discipelen zagen dat de Heer in de hemel werd opgenomen,

“(…) aanbaden zij Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten.” (Lukas 24:52,53)

Dat is wat wij als gelovigen ook nu mogen doen: de Heer Jezus aanbidden! Zien hoe groot Hij is en hoe geweldig het werk dat Hij volbracht heeft! En we aanbidden de Vader om Zijn gedachten, Zijn plannen en de gave van Zijn Zoon. En we brengen lof en dank, de bewondering van ons hart. Daarvoor Zijn we een woning van God, als gemeente “Zijn tempel waarin de Geest van God woont” (1 Korinthe 3:16).

De kerk volgens Lukas

Heeft Lukas ons hier niet een prachtig plaatje gegeven van de eerste discipelen, waarin ook voor ons vandaag de dag een schitterend model verborgen ligt!

 

 

 


[1] Het Oude Testament, meer hadden ze niet.

[2] Er wordt aan toegevoegd of ervan afgedaan. ‘Bedenken boven wat er geschreven staat’ (1 Korinthe 4:6; Openbaring 22:18,19)