Een heidense wereld

Er is geen grotere tegenstelling denkbaar dan tussen ‘de wereld’ en ‘het koninkrijk’ van de Heer Jezus. Maar waar loop je dan als navolger van onze Heer tegen aan in deze wereld waarin we leven?

Is de wereld in de loop van de tijd veranderd? Uiterlijk wel natuurlijk, maar haar principes niet. Want de principes waarop de wereld – de seculiere en religieuze wereld zonder God – gebouwd is, zijn vanaf het begin hetzelfde en Johannes verwoordt ze uitermate kernachtig en herkenbaar. Maar iemand die Christus toebehoort heeft met deze wereld helemaal niks.
Hier volgt een kleine verkenning.

De wereld

In bijbelse termen is ‘de wereld’ van na de zondeval niet veranderd. Het is de wereld die staat onder de heerschappij van de satan, Gods tegenstander, die de “vorst van deze wereld” genoemd wordt (bijvoorbeeld Johannes 14:30; 16:11). Deze wereld heeft de volgende morele kenmerken volgens 1 Johannes 2:16

  • De begeerte van het vlees; dat is het verlangen en streven om te doen wat je zelf wilt; hoogste prioriteit is altijd het verlangen aan de eigen behoeften – lichamelijk of niet – tegemoet te komen. Wat ik wil en wat ik nodig heb, staat altijd in het centrum van het leven en het enige dat het waard is na te streven.
  • De begeerte van de ogen; de ‘ogen’ staan voor onze zintuigen waarmee we de werkelijkheid waarnemen; het houdt ook het waarnemen van de onzichtbare wereld in en het verlangen deze werkelijkheid te ervaren[1]. Je zou in z’n algemeenheid ook kunnen zeggen: de begeerte van de ogen is het verlangen om te ervaren (zien) wat je niet mag ervaren (zie over ‘de verborgen dingen’ Deuteronomium 29:29 en hier).
  • De hoogmoed van het leven; dat is het onbeschaamde vertrouwen op eigen macht en kunnen om zonder God te leven[2]. Je kunt kinderen niet opvoeden door ze voortdurend voor te houden dat ze dingen niet kunnen, maar om altijd maar ‘Je kunt het!’ te roepen, is het andere uiterste.  “Yes, we can!” was het toverwoord van Obama. Maar het was hetzelfde waarop de mensen van Babel gezamenlijk de toren bouwden en waarmee ze dachten de plaats van God in te kunnen nemen (zie Genesis 11).

Johannes heeft met deze drie kenmerken op een uitstekende wijze en uiterst kernachtig geformuleerd wat de principes van de wereld zijn. Van het begin tot nu anno 2021 waren en zijn ze geldig en het komt hier op neer: in de wereld gaat het erom wat ik wil, om de dingen die ik kan ervaren (dat is wat ertoe doet en dus waar is) en daarmee sla ik mezelf door het leven, waarbij ik God niet nodig heb.
Dit zijn vanaf het begin de drijfveren geweest waardoor de wereld gedreven werd en waarop de hele is maatschappij gebouwd. Het is goed om ons te realiseren dat dit de kenmerken zijn van een wereld zonder God. Dat is het altijd geweest, vanaf de zondeval, dat is het nu en dat zal het zijn totdat Christus regeert.

In welke tijd of cultuur je ook kijkt, altijd zijn dit de principes waarop mensen hun samenleving gebouwd hebben. Het geldt voor Kain, ten tijde van Noach maar ook in de tijd van Babel. Of het nu was in Ur der Chaldeeën of in Egypte, altijd waren het dezelfde drijvende principes. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de culturen ten tijde van Christus rondwandeling op aarde: de joodse cultuur[3], de Griekse of Romeinse cultuur. En alle culturen en maatschappijen daarna.

Altijd is het gebouwd op eigenwillige zelfverheffing en afgoderij van de mensen. De relatie met de ‘goden’ uit de onzichtbare wereld is daarin altijd een heel belangrijk element geweest. Dat is het nog steeds en zelfs in toenemende mate.

Gods aardse volk

Dit is de wereld waarvan de satan de ‘vorst’ is (Johannes 12:29; 14:29; 16:9). Maar in die wereld roept God mensen; “Adam waar ben je” klonk in het begin en dat klinkt eigenlijk nog steeds.

Uit de wereld, zeg maar rustig de heidenwereld van het afgodische Ur der Chaldeeën, roept God Abraham om hem tot een volk te maken; Gods volk hier op aarde. Maar de afgoderij blijft een voortdurend probleem. Ze zijn Egypte nog niet uit of ze maken al een afgodsbeeld omdat ze iets van God willen kunnen zien en ervaren. Onderweg naar het beloofde land blijven ze hun afgoden dienen (zie bijvoorbeeld Amos 5:25,26), ondanks het feit dat de Here hen de tabernakel gegeven had om bij hen te wonen. Wanneer ze in het beloofde land zijn, gaat – ondanks de waarschuwingen in het boek Deuteronomium – de afgoderij door. Soms is er een koning of richter die de dienst aan de Here herstelt, maar na een tijdje gaat het weer mis. Wat een ongelooflijk droevige geschiedenis. De Here heeft ze voortdurend gewaarschuwd dat Hij hen uiteindelijk uit het land zou verdrijven en onder de volken zou verstrooien. Lees alle profeten van het Oude Testament er maar op na: ze hebben het er allemaal over. Zo is het dan ook gegaan.

Even terzijde: het is Gods grote trouw dat Hij nu aan het einde van de dagen – na 2000 jaar – de geschiedenis met Israel weer opgepakt heeft en Zijn beloften aan het volk zal waarmaken. Door de oordelen heen zal het rijk van Christus komen!

God wordt mens

Tenslotte, wanneer zo te zien niets meer helpt en de mens niet meer uit de klauwen van de duivel te redden is doet God het ondenkbare: Hij, de Zoon van God, wordt Zelf mens. Hij wordt geboren als alle andere, niet om te leven maar om te sterven. Hij wilde het werk volbrengen dat de Vader Hem te doen heeft gegeven.

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.” ()

Johannes 3:16,17

Maar hoe bizar is het eigenlijk: Hij werd door Gods eigen volk verworpen – ‘Kruisig Hem, Kruisig Hem – en door de heidenen – de Romeinen – aan een kruis gehangen, samen met twee opstandelingen. De Heer Jezus zegt het zelf: “de wereld heeft Mij niet gekend” (Johannes[4] 1:10). Daar, tussen hemel en aarde, heeft Hij in de drie uren van diepe duisternis, het werk van verzoening volbracht. Zodat ieder die in Hem gelooft het eeuwige leven ontvangt!

Mijn koninkrijk

Het Johannesevangelie toont ons de Heer Jezus als de Zoon van God, maar geeft ook de relatie met ‘de wereld’ weer. In dit evangelie komt het woord ‘wereld’ het meest frequent voor. Het is het waard om het evangelie daarop eens door te nemen en te overdenken. We nemen er hier slechts een paar aspecten uit om te zien hoe de verhouding is van de wereld tot ons die in Hem geloven.

  • Wij horen niet meer bij de wereld, maar zijn door God de Vader aan Zijn Zoon gegeven; we behoren bij Hem en zijn Zijn eigendom.
    • Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht genomen.” (Johannes 17:6)
    • “Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt (…)Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan” (Johannes 17:11,12)
  • We horen niet meer bij de wereld die ons om die reden haat en verdrukt.
    •  “18 Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. 19 Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u.” (Johannes 15:18,19)
    • In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.”(Johannes 16:33)
    • Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Johannes 17:14)
  • We zijn wel in de wereld, maar we horen er niet bij. We zijn geheiligd (=apart gezet) voor de Heer Jezus.
    • “(…) omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. 15 Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze. 16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Johannes 17:14-16)
    • “(…) opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid.” (Johannes 18:19)
  • Wij zijn uit deze wereld overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde, dat niet van deze wereld is.
    • 36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” (Johannes 18:36)
    • “(…) de Vader (…) Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.” (Kolossenzen 1:13)

Een hemels volk

Deze door de Heer Jezus Zelf genoemde kenmerken van Zijn gemeente zijn ontzettend belangrijk. Het is een gemeenschap met een hemels karakter en met een plaats in de hemel, niet hier op aarde. We horen bij Hem die in de hemel is. Paulus schrijft aan de Efeziërs dat God ons met Christus levend heeft gemaakt en “ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet heeft in Christus Jezus” (Efeze 2:4-6). In Filippi 3:20 zegt hij het op een andere manier “Ons burgerschap is echter in de hemelen (…)”.

Natuurlijk zijn we in de wereld, maar we zijn niet van de wereld, we horen er niet bij en we worden niet geregeerd door dezelfde drijfveren. Dat is om te beginnen een belangrijk uitgangspunt voor onze positie in de wereld als het gaat om verantwoordelijkheid.

De wereld gaat voorbij met haar begeerte” zegt Johannes (1 Johannes 2:17) en we weten hoe het met de wereld zal aflopen wanneer we Openbaring 18 lezen. Gods oordeel zal haar treffen.

Voor de gemeente van Christus is daarom geen plaats in het bestuur van deze wereld om te pogen haar in een betere richting te krijgen of haar te ‘verbeteren’. De Heer Jezus heeft hier geen politieke ambities getoond en Zijn discipelen duidelijk gemaakt dat ze hier beneden niet thuishoren, maar juist horen bij een hemels koninkrijk.
Ook de apostelen geven nergens in het Nieuwe Testament een opdracht om hier op aarde te ‘regeren’. Integendeel, we moeten volharden in het volgen van de Heer Jezus, zodat we straks als Christus regeert in Zijn rijk, met Hem zullen regeren (zie 2 Timotheüs 2:12). Nergens is een opdracht te vinden dat wij hier op aarde een “rijk van God” zouden moeten vestigen. Christus Zelf vestigt Zijn rijk wanneer Hij zichtbaar terugkomt op de Olijfberg om Zijn vijanden te oordelen en daarna Zijn rijk te vestigen.

Voor de christen is er geen enkele aanwijzing in het Nieuwe Testament te vinden die erop wijst om (mede-)verantwoordelijkheid te dragen voor deze wereld.

De Heer Jezus was hier op aarde om de wil van God te doen en te sterven op het kruis van Golgotha. Hij is hier geen koning geworden en heeft ook niet een ‘bestuurlijke functie’ aanvaard, maar werd door de wereld juist verworpen.
Johannes zegt het kernachtig: “Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld” (1 Johannes 4:17)

De liefde van de Vader

De drijfveren en motieven van de wereld zijn ‘niet uit de Vader’ (1 Johannes 2:16). Het is de ‘liefde van de Vader’ dat ‘wij kinderen van God worden genoemd’ (1 Johannes 3:1) en dat betekent voor ons, als kinderen van God, dat de liefde van God, van de Vader, ons drijft en motiveert. Dat is het grote verschil met de wereld!

Iemand die zich tot God heeft bekeerd en de Heer Jezus als zijn Heiland en Heer heeft aangenomen, ontvangt de Heilige Geest inwonend, die vervolgens de liefde van God in zijn hart uitstort (Romeinen 5:5). We hebben elders al eens beschreven dat je dan de Heer Jezus liefhebt, de Vader liefhebt, Gods Woord liefhebt en ook allen die uit God geboren zijn. Dat is het werk van de Heilige Geest in ons en zoals Moody het eens gezegd heeft: ‘… dan is er geen ruimte voor de wereld en geen ruimte voor jezelf’

Overwinning over de wereld

Overwinning is één van de ‘kleinere’ thema’s in de 1e brief van Johannes[5] en in het laatste hoofdstuk staat het volgende:

4 Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. 5 Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is?

1 Johannes 5:4,5

Kenmerkend voor een overwinning is dat de overwinnaar de tegenstander de wapenrusting ontneemt, zodat hij de strijd niet meer kan voortzetten (zie Lukas 11:22). Nu kunnen wij van onszelf niet de wereld overwinnen, maar er staat dat ‘ons geloof’ dat wel kan. Dan is de wereld waarin we leven geen bedreiging meer en zijn haar motieven en drijfveren wapens waarvoor we als het ware ‘immuun’ geworden zijn.
Het staat er in de voltooide tijd: ‘het geloof heeft de wereld overwonnen’ en dat geeft aan dat het een overwinning is die al heeft plaats gehad en waarvoor je niet meer hoeft te strijden. Toen we tot geloof kwamen en wedergeboren werden, is op dat moment voor ons ‘de wereld overwonnen’. Het geloof heeft scheiding gemaakt tussen ons en de wereld.

Het 5e hoofdstuk van 1 Johannes gaat dieper in op dat ‘overwinnende geloof’.

  • Ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren (…)” (5:1)
  • “(…) want dit is het getuigenis van God dat Hij van Zijn Zoon getuigd heeft. 10 Wie gelooft in de Zoon van God, heeft het getuigenis in zichzelf; wie God niet gelooft, heeft Hem tot leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft het getuigenis dat God van Zijn Zoon getuigd heeft. 11 En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. 13 Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God.” (5:9 -13)

Hieruit mag wel blijken dat het ‘overwinnende geloof’ direct te maken heeft met het geloof in wat God over Zijn Zoon heeft getuigd; Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft. Dan zijn we uit God geboren en hebben we ‘het eeuwige leven’. Dat geloven en daaraan vasthouden is onze opdracht: “(…) opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God”.


Voetnoten


[1] De ogen, als beeld van al onze zintuigen waarmee we dingen kunnen ‘ervaren’ (zien), inclusief de onzichtbare wereld. De zonde van afgoderij is een belangrijk thema in de 1e brief van Johannes.

[2] Strong G0212 – 1) loze, opschepperige praatjes; 2) een onbeschaamde en loze zekerheid, die op haar eigen macht en middelen vertrouwt en op schandelijke wijze de goddelijke wetten en de rechten van de mens veracht en schendt; 3) een goddeloos en loze aanmatiging, die op de stabiliteit van aardse dingen vertrouwt

[3] Dat deze drie principes – en met name de afgoderij – ook in de joodse cultuur belangrijk waren heb ik niet onderzocht, maar dit (https://goddienen.nu/2020/11/10/judas-iskariot-en-het-verraadsel/) wijst wel in die richting.

[4] Het Evangelie naar Johannes is het bijbelboek waar het woord ‘wereld’ (kosmos) het meest voorkomt. De Heer Jezus gebruikt het bijna voortdurend als tegenstelling tot (de ‘wereld’ van) Zijn Vader.

[5] 1 Joh. 2:13,14;4:4; 5:4,5