Een ongelijk span

De oproep van Paulus “Vorm geen ongelijk span met ongelovigen (…)” (2 Korinthe 6:14) is veel toegepast op het huwelijk. Een waarschuwing om niet met een ongelovige te trouwen. Nu mag dat wat mij betreft wel, maar als je verder leest in dit gedeelte dan blijkt dat het Paulus om de christelijke gemeente gaat. In vers 16 wordt het volk van God genoemd “(…) de tempel van de levende God” en daarin is het niet de bedoeling dat gelovigen met ongelovigen samengaan.

Gelovig en ongelovig

In het tegenwoordige spraakgebruik wordt iemand al gauw ‘gelovig’ genoemd. In de praktijk komt het er vaak op neer dat wanneer iemand zich christen noemt en kerkelijk meelevend is, we hem ook als ‘gelovig’ bestempelen. Op die manier wordt iedereen die bij een christelijke gemeenschap hoort als gelovige betiteld en zeker als ze daar een of andere dienst doen.

Sterk drong dat tot me door toen ik via livestream een bijeenkomst op Opwekking 2017 zat te bekijken[1]. Een grote schare van misschien wel een paar duizend mensen die zat te luisteren naar een preek over de Heilige Geest.

De aanwezigen werden aangesproken als ‘de kerk’ en met ‘wij’; als een homogene groep gelovigen. ‘De Geest is in ons en bij ons’ werd er meerdere keren gezegd. Maar wat bij me opkwam was: “Deze mensen zullen misschien allemaal wel iets geloven, maar zouden ze ook wedergeboren zijn?”.

Een onmogelijke vraag

Veel christenen zijn wel gelovig, maar of ze ook wedergeboren zijn is een andere vraag. Ik vermoed dat er nauwelijks nog gemeenschappen zijn waar men die vraag stelt. Stel je voor dat je dat zou betwijfelen, dan zou je toch de bodem onder de gemeenschap uit trekken? Je zou kunnen zeggen dat het niet ‘religieus correct’ (‘relicor’) is om deze vraag te stellen. Toegegeven, het is ook lastig. Maar het feit dat we het niet doen is misschien een van de grote drama’s in de christenheid. Het leidt ertoe dat de gemeenschappen bestaan uit gelovigen en ongelovigen. Ze zijn allemaal christen, allemaal gelovig, maar niet allemaal wedergeboren.

Het volk van God in het land

God leidde Zijn volk Israel uit Egypte door de woestijn in het beloofde land. In het land hadden ze hoofdzakelijk met twee soorten tegenstanders te maken.

  • De Filistijnen (zie bijvoorbeeld hier) die evenals het volk Israël van elders in het land Kanaän zijn komen wonen[2]. Ze woonden dus in het land en hebben Israël voortdurend willen overheersen (bv Richteren 13:1 en 14:4). De Heere gebruikte de Filistijnen als tuchtmiddel om Zijn volk terug te brengen van hun afgoderij (bv Richteren 10:6-7). Kenmerkend voor de Filistijnen zijn de vernielzuchtige plunderingen die ze uitvoerden (Ezechiël 25:15). Tussen Israël en de Filistijnen bestond een ‘een eeuwige vijandschap’ (Ezechiël 25:15).
    De Filistijnen waren de tegenstanders die Gods volk bestreden en hen Gods zegeningen ontroofden.
  • De Kanaänitische volken die er woonden toen Israël in het land ging wonen. God gaf Zijn volk de opdracht hen uit te roeien en te verdrijven, omdat ze anders de goden van deze volken zouden gaan dienen (zie bijvoorbeeld Deuteronomium 20:16-18). Maar er zijn Kanaänieten overgebleven in het land en deze zijn Israël tot een valstrik geworden, precies waarvoor Jozua het volk gewaarschuwd heeft (zie bv Jozua 23). Kenmerkend hier is het gevaar van huwelijksbanden (Jozua 23:12), nauwe en intieme relaties dus, waardoor ze de Heere hun God zouden loslaten en afgoden zouden gaan dienen.
    De Kanaänieten waren dus tegenstanders die probeerden door nauwe relaties met Gods volk hen te verleiden de afgoden te gaan dienen.
Korinthe anno 2017

Ook al deze geschiedenissen van Israël zijn beschreven “(…) tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is” (1 Korinthe 10:11). In Korinthe waren al allerlei denominaties ontstaan en praktijken en leringen die niet deugden, waar Paulus uitgebreid over schrijft (zie ook de samenvatting van 1 Korinthe).  Veel heeft het waarschijnlijk niet geholpen, want in zijn tweede brief vermaant hij de gelovigen om te vertrekken uit de gemeenschappen waar gelovig en ongelovig samengaat en waar christenen de afgoden dienen.

Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, (…) Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God (…) Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen (…)” (2 Korinthe 6:14-18)

De gelovigen in Korinthe waren vermengd met ongelovigen en met christenen die afgoden dienden. Wat dat betreft zou je kunnen zeggen dat er in Korinthe veel ‘Filistijnen en Kanaänieten’ waren. Mensen die niet werkelijk wedergeboren zijn, maar slechts uiterlijk belijdende christenen waren. Ze gaan anderen voor in het loslaten van de Here God en Zijn Woord en verleiden hen tot afgodendienst. Beide aspecten – ongeloof en afgoderij – gaan in de praktijk veelal hand in hand.

Het is triest om te moeten vaststellen dat het in Korinthe al zo snel bergafwaarts was gegaan. De christelijke gemeenschap was in denominaties verdeeld en ongeloof en afgoderij vierden hoogtij. En dat alles in minder dan veertig jaar nadat Gods Geest was uitgestort op de pinksterdag.

Hoe herkenbaar is dit beeld ook vandaag de dag. Gemeenschappen die goed beginnen zie je binnen enkele tientallen jaren tot geestelijke ruïnes vervallen, waarin ongeloof en afgodendienst normaal zijn geworden.

De zichtbare en onzichtbare kerk

Er zijn in het verleden wel allerlei bespiegelingen gehouden over ‘de zichtbare en de onzichtbare kerk’, maar de laatste jaren hoor je die uitdrukkingen eigenlijk niet meer. Het is helemaal van de radar verdwenen en het overheersende gevoel is: ‘we zijn allemaal christen, dus we zijn samen de Kerk’. Tot voor een jaar of wat geleden hoorde je nog wel de uitdrukking ‘a born again christian’ (een wedergeboren christen), maar tegenwoordig hoor ik het niet meer. De vraag of iemand die zich christen noemt ook werkelijk wedergeboren is, is kennelijk voor de massa niet meer relevant.

Toch is het de meest belangrijke vraag die er is en we moeten ons realiseren dat datgene wat zich in de wereld manifesteert als ‘de Kerk’ niet ‘de Gemeente van God[3] is.

De echte Kerk, de ‘Gemeente van de levende God’ (1 Timotheüs 3:15) bestaat uitsluitend uit die mensen die zich tot God bekeerd hebben en wedergeboren zijn.

Het is zoals de Heer Jezus Zelf in wat andere woorden gezegd heeft: “Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien” (Johannes 3:3). ‘Opnieuw geboren worden’ betekent hier ook ‘van boven geboren worden’ en het duidt op het ontvangen van de Heilige Geest bij de bekering. Dan verandert alles! Elders hebben we al gezien wat het betekent om wedergeboren te zijn. Zo iemand heeft bij zijn bekering de Heilige Geest ontvangen en deze heeft de liefde van God in zijn hart uitgestort (Romeinen 5:5). Dat onbegrijpelijke wonder heeft tot gevolg dat de gelovige

  • God de Vader en de Heer Jezus liefheeft
  • Gods Woord liefheeft en
  • allen die uit God geboren zijn liefheeft.

Maar als dit in een christelijke gemeenschap niet meer gezien wordt, krijg je vermenging van gelovigen en ongelovigen. En dat is het ergste wat er is:

  • voor de persoon zelf. Je kunt christen zijn, meedraaien in de christelijke gemeenschap, maar niet wedergeboren zijn. Dan ben je uiteindelijk toch nog steeds verloren. Je denkt er te zijn, maar je bestemming zal niet de hemel zijn. Vreselijk is dat!
  • voor de gemeenschap. Want het betekent dat die uiteindelijk geestelijk in verval raakt.
Efeze – de eerste liefde verlaten

Dat laatste wordt geïllustreerd door de korte beschrijving die in Openbaring 2 (vers 1-7) gegeven wordt van de gemeente in Efeze. Het is een gemeente die van de Heer alle lof krijgt. Je zou je er als gelovige echt thuis voelen. Vleselijke christenen konden ze niet verdragen en ze ontmaskerden valse apostelen. En toch zegt de Heer

Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.” (Openbaring 2:4,5)

Ze deden weliswaar de goede dingen, maar niet meer vanuit de liefde die ze in het begin hadden. De liefde tot de Heer Jezus was niet meer de drijfveer. Die liefde was steeds minder geworden en dat zou ook gevolgen hebben voor hun liefde tot het Woord van God en de broederliefde.

Ze moesten zich hiervan bekeren en als ze dat niet deden zou de Heer Zelf de kandelaar bij hen weg nemen. Met andere woorden ze zouden dan geen licht meer uit Gods Woord ontvangen en in geestelijke duisternis terecht komen. Ze zouden dan zeker hun onderscheidingsvermogen kwijtraken en niet meer zien wie er niet werkelijk tot de Gemeente behoorden. We zien hieruit hoe ‘het verlaten van de eerste liefde’ uiteindelijk leidt tot geestelijke duisternis. Het zijn ernstige waarschuwingen, ook voor ons Anno 2017!

Bewaar uzelf in de liefde van God!

Judas, de broer van de Heer Jezus, schrijft een korte maar stevige brief aan de gelovigen, die hij drie keer ‘geliefden’ noemt (vers 3, 17, 20). Hij schrijft over en waarschuwt tegen de mensen die de gemeente zijn binnengekomen, maar niet werkelijk wedergeboren zijn. Ze worden in heftige woorden beschreven en ook het oordeel wordt hen aangezegd. Het zijn ‘ongelovigen’ (zie vers 5), ‘natuurlijke mensen die de Geest niet hebben’ (vers 19).

Eén van de dingen die de gelovigen moesten doen is ‘zichzelf bewaren in de liefde van God’ (vers 21). Dat is bijzonder, want het betekent

. . . dat de liefde van God die door de Heilige Geest in hun hart was uitgestort, levend gehouden moest worden. Heel concreet: blijf de Heer Jezus, je Zaligmaker liefhebben, heb het Woord van God lief en heb je broeders en zusters in de Heer lief! Zorg dat je hart vol is van de Heer Jezus Christus!

Volgens Judas is dat de enige manier om ‘in deze laatste tijd’ (Judas :18) overeind te blijven.

Het verlaten van de eerste liefde en het niet onszelf bewaren in de liefde van God leidt uiteindelijk tot geestelijke duisternis in ons persoonlijk leven en in het leven van de gemeenschap.

Tot slot

Eigenlijk is het opmerkelijk dat je begint na te denken over de vermenging van gelovigen en ongelovigen in de christelijke gemeenschap en de gevolgen daarvan en dat je dan als oorzaak bij jezelf uitkomt. Dat wij die de Heer Jezus toebehoren, vaak verflauwen in onze liefde tot Hem!

Het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard” (Hebreeën 4:12)

 

 


[1] Ik heb het hier maar niet over de ‘kwaliteit’ van de toespraak; een hoog emotioneel niveau gepaard aan een on-Bijbelse inhoud.

[2] Ze woonden in het gebied dat tegenwoordig de Gazastrook is en dat nu Palestijns gebied is. Zouden de overeenkomsten toevallig zijn?

[3] Bijvoorbeeld Handelingen 20:28 en vele andere plaatsen.