Dit artikeltje gaat dwars door de brief aan Efeze. Maar verwacht geen complete verhandeling over de brief.
Samengevat gaat het over:
Het begint met Gods geheimenissen, Zijn eeuwig voornemen in Christus. De gemeente heeft daarin een speciale plaats en voor hier en nu een opdracht, een roeping. Het vraagt van het leven in de gemeente (en daarbuiten) onderdanigheid als centraal kenmerk. Het is de enige manier om de vrede en de eenheid van de Geest te bewaren. Dat levert een geestelijke strijd op waarvoor het nodig is gesterkt te worden in de Here en in de sterkte van Zijn macht.
Er is een geestelijke strijd die een christen te strijden heeft, zoals dat naar voren komt in de brief van Paulus aan de Efeziërs. De brief zelf maakt duidelijk waarom deze strijd er is en met wie. In dit blog behandelen we niet de hele Efezebrief, maar lichten er een rode draad uit met betrekking tot de strijd met de machten in de hemelse gewesten. Een soort van ontdekkingstocht.
“10 Verder, mijn broeders, word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht.
11 Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.
12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.
13 Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden.
14 Houd dan stand, uw middel omgord met de waarheid, en bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid,
15 en de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede.
16 Neem bovenal het schild van het geloof op, waarmee u alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen.
17 En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,
18 terwijl u bij elke gelegenheid met alle gebed en smeking bidt in de Geest en daarin waakzaam bent met alle volharding en smeking voor alle heiligen.”
(Efeze 6:10-18)
De hele wapenrusting van God
De hele wapenrusting van God – de uitdrukking staat er twee keer en opmerkelijk is dat het gaat om de hele wapenrusting en dat het de wapenrusting van God is. Het eerste (de hele) geeft aan dat het bij elkaar hoort en dat we niet een stuk van de uitrusting kunnen missen. Het tweede geeft aan dat het Gods wapenrusting is. Niet dat God een wapenrusting aan heeft die Hij nu ook aan ons geeft of zo, maar in die zin dat die wapenrusting van God komt. Hij heeft het bedacht en ‘in elkaar gezet’; het is niet iets dat we als mensen zelf kunnen bedenken.
Mensen kunnen veel bedenken – en natuurlijk, de bedoeling is goed, maar het zal altijd blijken te falen. De catechismus of belijdenisgeschriften zijn niet voldoende en een of andere toerusting van een deel van de gemeente zal de duivel ook niet zo erg afschrikken. Als we bestand willen zijn tegen de slimme listen van de duivel, dan valt daar niks tegen te bedenken, anders dan dat we de wapenrusting van God aandoen. Bovendien zal iedere gelovige dat moeten doen: er staat ‘broeders’, dat betekent iedereen in Efeze moet zich toerusten met Gods wapenrusting.
Want er is een strijd te strijden. Niet dat wij die zoeken, maar ze wordt ons als het ware opgedrongen en we worden er mee geconfronteerd. Het is opmerkelijk dat er drie keer sprake is van ‘standhouden’ (verzen 11,13 en 14). Het is dus niet een strijd waarin we moeten aanvallen en tegenstanders uit de weg moeten ruimen. Maar wij worden aangevallen en dan moeten we ons niet onderuit laten blazen, maar overeind blijven en standhouden.
De tegenstander
Er zijn mensen die ons ‘met inhoudsloze woorden’ proberen te misleiden (Efeze 5:6). Maar we strijden niet met mensen, maar tegen wat erachter zit. De verzen 11 en 12 maken het duidelijk:
“(…) opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.”
Efeze 6:11,12
De werkelijke tegenstander is de duivel met zijn machten. Het zijn de overheden en machten, geestelijke machten van het kwaad in de onzichtbare wereld. Dit is niet zomaar een aanduiding van ‘het kwaad’ in een of andere mystieke vorm, zodat je deze verzen zou kunnen opvatten als een of andere algemene ‘strijd tussen goed en kwaad’. Maar het gaat hier wel degelijk om geestelijke wezens, die ooit door God geschapen zijn, maar in opstand zijn gekomen en achter satan aan zijn gegaan (zie bijvoorbeeld Jesaja 14:12-14). Zij proberen de mensen te verleiden, aangevoerd door de duivel zelf. En ook de gelovigen zijn z’n doelwit.
Zijn wapen – listige verleidingen
Er staat dat de duivel ons probeert onder uit te halen met ‘listige verleidingen’. Dat is in het origineel één woord, dat verder alleen nog in Efeze 4:14 voorkomt. Als je zoekt naar de betekenis van het woord dan stuit je op begrippen als ‘methode’, ‘list en bedrog’, maar ook ‘reis’ of ‘weg’. Ik interpreteer het maar zo dat ons, gelovigen, een weg wordt aangeboden, die je kunt gaan, of ook wel een andere manier van ‘je geloof beleven’, die zich mooi voordoet, maar die ondertussen een groot bedrog is. Voorbeelden zijn
- Je kunt de Bijbel meer gaan ervaren wanneer je dat doet op de manier van de ‘Lectio Divina’;
- Je kunt de Geest ervaren als je eerst gedoopt wordt in de Geest of als je de handen worden opgelegd,
- en meer van dat soort opvattingen en leringen waardoor we verleid worden om de ‘contemplatieve weg’ of de ‘charismatische weg’ op te gaan.
Paulus noemt het ‘listige verleidingen’ en ze komen van de duivel. Wanneer we erop in gaan, lopen we in zijn valstrik. Daarom moeten we standhouden.
De hemelse gewesten
De machten die ons bestrijden, de ‘geestelijke machten van het kwaad’, bevinden zich in de hemelse gewesten. ‘Hemelse gewesten’ betekent zoiets als ‘hemelse gebieden’, ‘hemelse (konink)rijken’. Het is de onzichtbare wereld waar
- onze geestelijke zegeningen zich bevinden; “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, (…)” (Efeze 1:3)
- Christus is aan Gods rechterhand; “(…) toen Hij Hem (Christus) uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten” (Efeze 1:20)
- ook wij geplaatst zijn in Christus; “Hij heeft ons met [Hem] opgewekt en met [Hem] gezet in de hemelse gewesten in Christus Jezus” (Efeze 2:6)
- zich ook de geestelijke machten van het kwaad bevinden; “de overheden en machten in de hemelse gewesten” (Efeze 3:10) en “” de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten” (Efeze 6:12).
Het is opmerkelijk; onze geestelijke zegen die we in Christus gekregen hebben is daar, maar ook Christus Zelf door Wiens werk en Zijn verheerlijking God ons die zegen kon geven. Verder zijn wij zelf daar ook geplaatst, dat wil zeggen geestelijk hebben we toegang tot Christus en de aan Hem verbonden zegeningen. Maar ook zijn daar – en dat is de tegenstelling – in die onzichtbare wereld de machten van het kwaad, tegen wie we de strijd hebben (Efeze 6:12).
Christus ver boven alle machten …
Gelukkig lezen we in 1:20 dat God “Christus uit de doden heeft opgewekt en heeft gezet aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomstige (…)”.
Als het gaat om de strijd die wij te strijden hebben is er die geweldige bemoediging, dat de Heer Jezus door God gezet is aan Zijn rechterhand op een plaats, ver boven alle denkbare machten!
Christus is geplaatst boven alle machten, dat zijn de machten die in opstand zijn tegen Hem en Zijn gezag. De machten – ‘geestelijke machten van het kwaad’ zoals ze ook worden genoemd – die ook de strijd voeren tegen hen die van Christus zijn, Zijn gemeente.
Dit is toch een bijzondere situatie: Christus gesteld boven alle ‘machten van het kwaad’ zoals ik ze kort maar even noem, en de Gemeente als het lichaam van Christus (Efeze 1:22,23). De machten van het kwaad zijn onmachtig als het gaat om Christus die boven hen gesteld is. Maar het lichaam, de gemeente, zullen ze te vuur en te zwaard bestrijden – met ‘listige verleidingen’ zoals ze worden genoemd (Efeze 4:14 en 6:11).
Waarom deze strijd er is proberen we nu te achterhalen.
Het geheimenis en de gemeenschap van het geheimenis
De brief aan de Efeziërs maakt duidelijk dat Gods verlangen is dat ‘in de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeengebracht wordt, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is’ (Efeze 1:9 en 10). God verlangt er naar – het is Zijn welbehagen dat Hij in Zichzelf voorgenomen had – dat er een tijd komt dat gezien zal worden dat Christus Heer en Hoofd is van alles en dat alles, zowel in de hemel als op de aarde, in harmonie aan Hem ondergeschikt is. Hij noemt dat ‘het geheimenis van Zijn wil’ (1:9) en Paulus is door God uitgekozen om dit geheimenis bekend te maken (zie bijvoorbeeld Efeze 3:2-7).
Maar er hoort nog iets bij dit geheimenis en dat is wat we lezen in Efeze 1:11, namelijk dat wij, de gemeente, deelhebben aan dit geheimenis. Of zoals Paulus zegt, we hebben er ‘een erfdeel in gekregen’ (vertaling Telos, KJV). Aan het eind van het hoofdstuk wordt het op een andere manier gezegd:
“En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult.”
Efeze 1:22-23
God heeft nu al alle dingen aan Christus onderworpen. Dat is nu al zo, ook al zien wij dat nog niet (Hebreeën 2:8). Maar Christus is nu ook hoofd van Zijn lichaam, de gemeente.
Je zou kunnen zeggen dat er twee ‘hoofdschappen’ zijn:
- Christus hoofd over alles
- Christus hoofd van Zijn lichaam, de gemeente.
Het eerste is nog niet zichtbaar, alhoewel het wel zo is, maar het tweede is wel zichtbaar. Althans, het zou zichtbaar moeten zijn. De gemeente van Christus zou de gezamenlijke onderworpenheid aan Christus moeten laten zien. Dat is precies de opdracht die we als gemeente(n) hebben. We lezen in deze zelfde Efezebrief het volgende:
“(…) wat de gemeenschap aan het geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus, 10 opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden, 11 volgens het eeuwige voornemen dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Heere.”
Efeze 3:9-11
Wat ik hieruit begrijp is dat de gemeente nu al laat zien aan de boze machten in de hemelse gewesten hoe het is dat de gemeente in gezamenlijkheid[1] onderworpen is aan Christus. De gemeente maakt hen daarmee de veelvuldige wijsheid van God bekend van Zijn eeuwig voornemen in Christus, namelijk dat Hij Hoofd zou zijn over “alles wat in de hemel als wat op de aarde is” (1:10).
Een ‘boodschap’ aan de overheden en machten in de hemelse gewesten
De eenheid met en onderworpenheid van de gemeente aan Christus is duidelijke taal voor de overheden en machten in de onzichtbare wereld. Het is een boodschap die ze verstaan en die hen duidelijk maakt dat straks alles in de hemel en op de aarde in Christus bijeengebracht wordt.
Dat dit Gods voornemen met de gemeente is, is deel van ‘het geheimenis van Gods wil’ (1:9) en wordt ook ‘de gemeenschap aan het geheimenis’ (3:9) genoemd. Het is iets heel bijzonders, dat weinig aandacht krijgt en waar we nauwelijks bij stilstaan.
De overheden en machten die deze bekendmaking door de gemeente ontvangen zijn daar zogezegd ‘niet blij mee’. Het herinnert hen eraan dat ze met hun overste, de duivel, uiteindelijk het onderspit zullen delven. En dat verklaart dat ze onophoudelijk zullen proberen om de gemeente van haar Hoofd te scheiden. Immers, als dat zou lukken, dan zou Gods uiteindelijke doelstelling ook wel eens onderuitgehaald kunnen worden (denken ze ongetwijfeld).
Het is geen wonder dat ze vanaf het begin van de gemeente al bezig zijn om op alle mogelijke manieren de gemeente te verdelen en los te weken van het Hoofd. Het resultaat na 2000 jaar christendom zien we om ons heen en je kunt niet anders dan constateren dat het een grote puinhoop is geworden. Het grootste deel van de christenheid is binnengelopen bij de afgoderij van de contemplatie en van de charismata. Wat nog over is brokkelt steeds verder af en weinig blijft er over. Hoe moet je dan overeind blijven? In hoofdstuk 6 somt Paulus de wapenrusting van God op die we moeten aandoen om stand te houden. We komen er aan het eind nog op terug.
Onze wandel
Hoe kunnen we aan de overheden en machten in de hemelse gewesten laten zien hoe God de gemeente als lichaam van Christus bedoeld heeft? De hoofdstukken 4 t.e.m. 6 geven ons het antwoord op deze vraag. Het gaat daarbij om ‘onze wandel’, de praktische en zichtbare uitwerking van dat wat in de eerste 3 hoofdstukken uiteen is gezet als ‘onze roeping’. Zowel hoofdstuk 4 als hoofdstuk 5 begint met ‘de wandel’:
“(…) een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen (…)”
Efeze 4:1 en 5:2
“(…) en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft (…)”
Datgene wat in de laatste drie hoofdstukken uiteen wordt gezet, wordt een aantal keren afgezet tegen wat we ‘uw vroegere wandel’ zouden kunnen noemen. De aanwijzingen hebben betrekking op het persoonlijk leven van de gelovige en op het leven in en van de gemeente.
Waardig aan de roeping
Het begint met de belangrijke verzen aan het begin van het vierde hoofdstuk.
“Zo roep ik (…) u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping (…)”
Efeze 4:1-4
Deze teksten zijn mijns inziens cruciaal; de oproep van Paulus begint en eindigt met onze ‘roeping ’ (verzen 1 en 4) en wordt daardoor verbonden aan de eerste drie hoofdstukken, die juist gaan over dat waartoe God ons geroepen heeft (zie bijvoorbeeld 1:18). Kort gezegd zijn we geroepen om als gemeente een eenheid te laten zien onder Christus, onder Zijn hoofdschap. Dat wordt zichtbaar wanneer Hij geopenbaard zal zijn; dat is toekomstig en is ‘de hoop van de roeping’ (1:18; 4:4). Maar nu al moet onze gemeenschappelijke wandel datzelfde laten zien: samen een eenheid onder Christus.
De kern van die roeping is dat iedere gelovige in de praktijk van het leven laat zien onder het directe gezag van Christus te staan. Daarbij hoort dat ze in de gemeente hetzelfde laten zien: ook samen staan we in eenheid onder het directe gezag van Christus. Dat is een ‘wandel die waardig is aan de roeping’. De Heer Jezus Christus is ons gemeenschappelijk Hoofd, wij allen leden van Zijn lichaam en we wandelen in overeenstemming met wat Hij zegt.
Nu kunnen we dat makkelijk zeggen, dat we onder het directe gezag van Christus, ons Hoofd, staan, maar de vraag is natuurlijk hoe je dat in de gemeente vertaalt in praktisch gedrag. Hoe wordt dat zichtbaar en hoe kun je dat toetsen? Welnu, daarvoor moeten we terug naar ‘de roeping’ waarin zoals we hebben gezien, het woord ‘onderdanig’[2] (of ‘onderworpen’) de hoofdrol speelt.
Wandelt in de liefde
Voordat we verder ingaan op het begrip ‘onderdanigheid’ hebben we het nog over die andere wandel zoals die in het begin van hoofdstuk 5 wordt genoemd.
“Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God.”
Efeze 5:1,2
We worden opgeroepen ‘navolgers van God’ te zijn; oftewel, net als Hij jezelf wegcijferen (weggeven) voor de ander. Zelfs voor ons die ‘kinderen van de toorn’ waren (2:3) heeft Hij dat gedaan. Ook de Heer Jezus heeft dezelfde goddelijke liefde laten zien door ‘Zichzelf voor ons over te geven ’. Als wij opgeroepen worden te wandelen in liefde, dan is God Zelf ons voorbeeld.
Je kunt het meemaken dat er ernstige problemen zijn in een christelijke gemeenschap en als de oplossing wordt gezien dat ‘we elkaar meer moeten liefhebben’. Dat klinkt mooi, maar het zal niet helpen. Want waarin uit zich dat dan? Ook hier moeten we opnieuw de vraag stellen waarin een ‘wandel in de liefde’ zich uit en hoe dat in de praktische omgang zichtbaar wordt.
Onderdanigheid
Het is mijns inziens niet voor niets dat in de hoofdstukken 5 en 6 vervolgens meerdere keren ‘onderdanigheid’ aan de orde gesteld wordt.
- “Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods.” (5:21)
- “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, (…) Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.” (5:22,24)
- “Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist.”(6:1)
- “Slaven, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, met vrees en beven, oprecht van hart, (…)” (6:5)
Aan kinderen en slaven wordt gezegd dat ze moeten gehoorzamen en natuurlijk zit daar onderdanigheid onder. Maar beide staan onder formeel gezag van ouders of werkgever, die dan ook indien nodig dit met hun gezag kunnen afdwingen.
Maar dat is niet het geval in de gemeente (net als in het huwelijk). Daar wordt onderdanigheid gevraagd, zonder dat gehoorzaamheid kan worden geëist of afgedwongen[3]. Iedereen behoort onderdanig te zijn aan de anderen en niemand kan gezag doen gelden. Dat is juist het kenmerk van de gemeente van Christus, omdat ieder lid van dat lichaam direct staat onder het Hoofd Zelf.
Wanneer ons wordt gezegd dat we zouden wandelen ‘waardig aan de roeping’ (4:1,2) en ‘in de liefde’ (5:2) dan is onderdanigheid hèt gemeenschappelijke kernmerk ervan. Een ‘wandel in de liefde’ heeft niet te maken met hoeveel ik voor een ander over heb, maar hoe ik mij in onderdanigheid verhoud tot die ander. Onderdanigheid is eenvoudig als iedereen het met elkaar eens is. Maar als er verschillende opvattingen zijn, dan is onderdanigheid aan elkaar een welhaast onmogelijke opgave. Toch wijst Gods Woord ook daarin wel de weg, denk ik (zie hier).
Dan wandelen we ook in overeenstemming met onze roeping, zodat we ‘in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, elkaar in liefde verdragen en ons beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede’ (4:2,3).
Onderdanigheid is dus de sleutel om de eenheid en de vrede in het lichaam van Christus te bewaren en ons in verbondenheid aan elkaar aan Christus verbonden te houden. Het is de moeilijkste opgave die er is voor de gelovigen, maar ook de mooiste. Want alleen op die manier wordt de eenheid onder Christus zichtbaar zoals God die bedoeld heeft. Zodat we op die manier ook de veelvuldige wijsheid van God bekend kunnen maken aan de overheden en machten in de hemelse gewesten.
De wapenrusting
Tenslotte blijft er nog een wapenrusting aan te doen. Want zonder die wapenrusting is onderdanigheid een onbegonnen zaak. Het gedeelte van de wapenrusting begint met de aanmoediging
“Verder, mijn broeders, word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht”.
Efeze 6:10
We dragen de wapenrusting niet om zelf een fantastische strijder te kunnen zijn, maar opdat we onze kracht alleen maar vinden in de Heer en ons realiseren dat Hij de macht heeft, zoals ook staat in het eerste hoofdstuk: “(…) de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht, die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, (…)” (Efeze 1:19,20). Zijn geweldige opstandingskracht is beschikbaar voor ons die geloven, hoe wonderlijk is dat! De sterkte van Zijn macht kan slechts werkzaam zijn wanneer wij van onze kant ons bekleden met de hele wapenrusting van God.
Het middel omgord met de waarheid
We omgorden ons met de waarheid van Gods Woord, waardoor we ook geheiligd, dat is afgezonderd van de wereld, kunnen leven (Johannes 17:17,19).
Bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid
We staan alleen maar recht voor God vanwege het werk van de Heer Jezus Christus. Door het geloof in Hem, rekent God ons Zijn gerechtigheid toe (Romeinen 4:6). Niet onze eigen daden! ‘Niet uit werken, opdat niemand roeme” (Efeze 2:9)
De voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede
De bereidheid om aan eenieder ‘rekenschap af te leggen van de hoop die in ons is’ (1 Petrus 3:15), zodat we het Evangelie van de vrede kunnen delen in een wereld die barst van de onvrede.
Neem bovenal het schild van het geloof op
Hier staat ‘bovenal’ het is daarmee wellicht het meest belangrijke uitrustingsstuk. Immers in alle dingen is ‘geloof’ het belangrijkste. De pijlen van de boze zijn erop gericht ons geloof in de brand te steken en ons te doen vertrouwen op ‘ervaringen’. Maar we wandelen door geloof, niet door aanschouwen (2 Korinthe 5:7).
De helm van de zaligheid
De helm beschermt ons hoofd, ons denken van waaruit ons leven bestuurd wordt. Dat mogen we niet laten beïnvloeden door de tegenstander. We zullen ons bewust moeten zijn van het heil, de zaligheid die God ons gegeven heeft. Dat wat we nu al hebben gekregen en het erfdeel dat we straks nog zullen ontvangen.
Het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord
We moeten ons niet uitstrekken naar de Geest, maar naar het Woord van God. Dan zal Gods Geest dat kunnen gebruiken en in harten werken tot eer en glorie van God. De Geest van de waarheid (Johannes 14:17; 15:26) Die het Woord van de waarheid (Efeze 1:13) toepast. En daarmee zijn we weer terug bij het begin.
We hebben een roeping om als gelovigen samen te laten zien aan de machten in de onzichtbare wereld wat het is om in eenheid aan ons Hoofd, Christus verbonden te zijn. Onderdanigheid aan elkaar is daarvoor de belangrijkste en moeilijkste noodzakelijke voorwaarde. De duivel zal proberen ons van onze roeping af te brengen, maar om stand te houden in deze strijd hebben we van God een wapenrusting gekregen. Zodat we het niet van onszelf hoeven te verwachten maar “gesterkt worden in de Here en in de sterkte van Zijn macht” (Efeze 6:10)
Voetnoten
[1] Dat de gemeente gezien wordt als een eenheid, wordt vooral duidelijk door het feit dat in de gemeenten zowel joden als heidenen zijn opgenomen. De vijandschap die tussen hen bestond, is in de gemeente opgeheven. “Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft” (Efeze 2:14). We werken dat punt in dit artikel niet verder uit.
[2] Strong G5293 – hypotassō. 1. Stellen onder, ondergeschikt maken 2. Onderwerpen 3. Zich onderwerpen, gehoorzamen 4. Zich aan iemands heerschappij onderwerpen 5. Gehoor schenken aan iemands vermaning of raadgeving 6. Gehoorzamen, zich onderwerpen [Een Griekse militaire uitdrukking met de betekenis ‘[afdelingen troepen] op militaire wijze onder het bevel van een leider plaatsen’. In niet-militair gebruik was het ‘een vrijwillige houding van zich schikken, samenwerken, verantwoordelijkheid aanvaarden en een last dragen’.]
[3] Over gezag, nederigheid hebben we al eerder geschreven. Zie hier en hier en de sub-pagina’s.