Wat voorafging
Formeel gezag in de Gemeente
Niemand heeft in de Gemeente van God formeel gezag. Dat betekent dat niemand, hoe geleerd en/of geestelijk ook – beslissingen kan nemen in de Gemeente. Ook niet een bepaalde groep (kerkenraad, broedergroep of hoe het allemaal heten mag) kan haar wil opleggen aan de gemeente. De argumentatie hiervoor hebben we al eerder besproken.
Eensgezindheid
Maar dit betekent wel dat er eensgezindheid moet zijn. De zusters in Filippi hadden daar moeite mee en worden door Paulus opgeroepen eensgezind te zijn in de Heer. Hij maakt aan de Filippenzen duidelijk dat eensgezindheid alleen maar mogelijk is wanneer we als gelovigen
- Ons denken richten op de Heer Jezus, de hemelse dingen en de heerlijkheid die voor ons ligt. Oftewel, wanneer we niet ‘de aardse dingen bedenken’.
- Naar elkaar toe ons in nederigheid en onderdanigheid gedragen.
We hebben dit hier al verder uitgewerkt. De kern daarvan is dat we als gelovigen de ‘gezindheid van Christus’ zouden moeten hebben, die zich uit in en gekenmerkt wordt door nederigheid en gehoorzaamheid (Filippenzen 2:5,8)
Bij eensgezindheid hoort dus ook de nederigheid en onderdanigheid en dat is in de praktijk van het gemeenschappelijk geloofsleven een moeilijk punt, misschien wel het aller moeilijkst.
Nederigheid en onderdanigheid
In alle relaties
Nederigheid en onderdanigheid horen bij elkaar. Als je kijkt naar de teksten waar ‘onderdanigheid’ voorkomt (zie bv bijlage voor een aantal), dan wordt duidelijk dat het altijd gaat om een gezags-relatie. Tussen man en vrouw, oudere en jongere, werkgever en werknemer, overheid en burger, etc. De vraag is dan altijd: wie heeft het gezag van God ontvangen en aan wie moet je je onderschikken? Daarbij is het bovendien zo dat onderschikken altijd vrijwillig is (zie bijvoorbeeld de voetnoot in de bovengenoemde bijlage en op christipedia).
In de gemeente van de Heer Jezus is dat een spannende vraag. Er is geen formeel gezag van wie dan ook, er moet eensgezindheid in de Heer zijn, maar wat doe je dan als je het toch niet met elkaar eens bent? Wanneer je over een bepaald punt van mening verschilt en ieder toch meent dat zijn opvatting op de Bijbel gefundeerd is. Of dat een bepaalde opvatting niet op de Bijbel is gefundeerd. Hoe moet je in zo’n geval handelen?
Hoe het niet moet
Boven is al aangegeven dat het niet zo kan zijn dat iemand (of een aantal dat het met elkaar eens is) zijn mening ‘doordrukt’ of oplegt omdat er nu eenmaal een beslissing genomen moet worden. Ook niet met het argument ‘dat dit is wat de Bijbel ons zegt’.
Wat in elk geval ook niet moet is dat we onze emoties een rol laten spelen in het gesprek (de ‘discussie’). Door emoties in een discussie wordt de ziel bovenmatig geactiveerd en zijn we niet goed meer in staat om de dingen geestelijk te beoordelen. Bovendien gaan we door emoties sneller op de man spelen, dan op de bal, om het zo maar eens te zeggen. Van emoties moeten we dus verre blijven.
Als het gaat om de weg van de Heer te zoeken en daar opvattingen over te hebben, is dat natuurlijk niet zonder dat ons gevoel daarbij betrokken is. Al was het maar omdat we de Heer, Zijn Woord en de broeders en zusters liefhebben. Maar van vleselijke gevoelens moeten we verre blijven.
Ook kun je meestal niet zeggen dat als je het niet eens bent, je dan maar moet wachten tot de Heer duidelijkheid geeft. Veel beslissingen laten dat eenvoudigweg niet toe; de gelovigen van de gemeente hebben ‘recht’ op duidelijkheid. Bovendien leert de ervaring dat het niet ‘helpt’. Hoe maakt de Heer dat daarna dan duidelijk? En maakt Hij dat duidelijk als wij verder niks doen? ‘k Heb het vermoeden van niet.
Jongeren – onderdanig zijn
Wanneer het gaat om ouderen en jongeren in de gemeente is het normaal dat de jongeren onderdanig zijn ten opzichte van ouderen.
“Evenzo, jongeren, wees aan de ouderen onderdanig; en wees allen elkaar onderdanig. Wees met nederigheid bekleed, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.” (1 Petrus 5:5)
Jongeren worden rechtstreeks aangesproken op onderdanigheid en gemaand om nederig te zijn. Nederigheid, wanneer ik me realiseer dat de ouderen uiteindelijk meer ervaring hebben in hun leven met de Heer dan ik. Het is niet altijd eenvoudig om te praktiseren, maar wel nodig. Niet nederig zijn is volgens de tekst ‘hoogmoed’ en dat is een houding, waarin je God tegen je krijgt.
Ouderen – onderdanig zijn
Ook voor ouderen geldt dat ze onderdanig moeten zijn. Immers het is een houding die van iederéén gevraagd wordt en niemand is daarvan uitgezonderd.
- “(…) wees allen elkaar onderdanig. Wees met nederigheid bekleed (…)” (1 Petrus 5:5)
- “Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods.” (Efeze 5:21)
De tekst in 1 Petrus 5 wordt voorafgegaan door een vermaning aan de ouderen.
“De ouderlingen (Telos: oudsten) onder u roep ik ertoe op, (…). Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn.” (1 Petrus 5:1-3)
Ouderen mogen leidinggeven door voorbeelden voor de anderen te zijn. Daarbij is heersen uitgesloten en nederigheid geboden. In de praktijk is dit even lastig als de onderdanigheid die van jongeren gevraagd wordt en gemakkelijk loopt het ‘hoeden’ uit op heersen. Je vergeet dan dat het ‘de kudde van God’ is en ‘het erfdeel van de Here’. Uiteindelijk kan dit in een Diotrefes-toestand resulteren (3 Johannes 1:9-10).
Het moeilijkste en het mooiste
In de praktijk kan er een situatie ontstaan dat er niet tot een gemeenschappelijk inzicht en besluit gekomen kan worden. Stel dat men een beslissing wil nemen waarvan ik meen dat dit niet de weg is die de Schrift aanwijst. Geeft de Bijbel mij dan aanwijzingen hoe ik mij te gedragen heb?
- Om te beginnen zal ik de gemeente moeten uitleggen waarom ik meen dat een bepaald inzicht en besluit onbijbels is. Dat is een eerste verantwoordelijkheid naar de Heer en naar de broeders en zusters toe. Desnoods zal ik dat een paar keer moeten herhalen om dingen duidelijk te maken.
- Wanneer de gemeente andere inzichten blijft houden, rest mij niets anders dan me te schikken. Uiteindelijk is een besluit van de gemeente ook een besluit en zal ik me aan dat besluit moeten onderschikken
Nederigheid en onderdanigheid is een opdracht voor alle gelovigen. Het is als het ware het zichtbare bewijs dat we de broeders en zusters – ‘allen die uit God geboren zijn’ – liefhebben. We spreken vaak over ‘de liefde’ als voorwaarde voor het gemeenschappelijke gemeenteleven, terwijl onderdanigheid en nederigheid minstens even belangrijk zijn. Je zou kunnen zeggen dat ‘de liefde’ van Gods zijde komt (Romeinen 5:5), maar dat nederigheid en onderdanigheid onze bijdrage is. Zonder nederigheid en onderdanigheid komt er van een gezond gemeenteleven niets terecht. Daarom is het Gods bedoeling dat we in gemeente laten zien wat nederigheid en onderdanigheid is (Efeze 5:20).
Je zou het ook nog anders kunnen zien: de liefde van God hebben we nodig als de gemeente van buiten onder druk staat. Zodat we om elkaar heen staan en vasthouden. Nederigheid en onderdanigheid is echter nodig wanneer de gemeente van binnenuit ‘onder druk’ staat. Dat is de
“ … wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is,
om in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld,
elkaar in liefde te verdragen, en u te beijveren
om de eenheid van de Geest te bewaren
door de band van de vrede”.
(Efeze 4:1-3)
Nederigheid en onderdanigheid zijn om zo te zeggen onze ‘bijdrage’ aan het welzijn en de eenheid van de gemeente. Maar het is ook verreweg het moeilijkste dat van ons gevraagd wordt, vooral in onze tijd waar iedereen in de wereld om ons heen zich zo anders en tegengesteld gedraagt. Jongeren die onderdanig zijn aan de ouderen, mannen aan vrouwen, iedereen aan elkaar. Dat is zoals God het in Zijn Gemeente bedoeld heeft en dat is wat we zouden moeten laten zien aan de ‘overheden en machten in de hemelse gewesten’ (Efeze 3:10).
Nederigheid en onderdanigheid: het moeilijkste om te doen, maar ook het mooiste!
- Het mooiste, omdat die onderlinge onderworpenheid en nederigheid Gods veelvuldige wijsheid tonen aan de onzichtbare machten die juist niet aan God onderworpen zijn en satans heerschappij bevorderen.
- Het moeilijkste, omdat we onze oude natuur nog in ons hebben en die is nu juist niet onderworpen. “Immers, het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet.” (Romeinen 8:7)
In onderdanigheid opzijgaan
We gaan hier niet allerlei casuïstiek1 bespreken, want dat zal ons niet verder helpen. Bovendien kunnen en mogen we niet verder gaan dan wat God ons in Zijn Woord duidelijk maakt.
Wanneer aan het eind van de rit er op een bepaald punt geen eenstemmigheid is in de gemeente, kan het zijn dat ik het niet eens ben met de opvatting van een aantal andere broeders, terwijl ik toch meen dat mijn opvatting volledig bijbels is en die van de anderen niet.
In zo’n geval komt bij mij een uitdrukking in beeld die Paulus in Galaten 2:5 gebruikt en die in de HSV zo mooi vertaald is. Het gaat erom dat Paulus “geen ogenblik in onderdanigheid opzij gegaan is” voor ingedrongen valse broeders in Jeruzalem.
“Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzij gegaan, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven.” (Galaten 2:5)
Hij had ook simpel kunnen zeggen dat hij ze weerstaan heeft, zoals hij even verderop schrijft dat hij ‘openlijk tegen Petrus in ging’ (Gal.2:11). Maar dat doet hij niet, hij verwoordt het op een bijzondere manier. Hij gebruikt een negatieve uitdrukking en dat geeft aan dat er andere situaties zijn waarin hij wèl ’in onderdanigheid opzij gaat’. In de HSV-vertaling valt de uitdrukking erg op en krijgt ze een bijzondere inhoud, waarvan ik denk dat die erg waardevol is.
Wat we van deze uitdrukking kunnen leren is dat er situaties zijn waarin ik een opvatting heb die stààt en die op de Bijbel is gebaseerd. Ik heb ze ook kenbaar gemaakt aan de broeders; wellicht zelfs meerdere keren maar we zijn het er niet over eens geworden. Toch ga ik opzij, onderschik mij aan de gelovigen en geef hun de ruimte.
Over deze houding valt nog wel wat te zeggen.
- Standpunten worden met hun bijbelse basis uit Gods Woord gedeeld. Dat is altijd, hoe dan ook, tot zegen, want ‘Gods Woord keert niet ledig weer’ (Jesaja 55:11). Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in Handelingen 15, waar na de nodige onenigheid eerst Petrus het woord neemt (Hand.15:7). Dat maakte veel indruk: “heel de menigte zweeg” (Hand.15:12-13). Na het getuigenis van Barnabas en Paulus, neemt Jakobus het woord waarin hij Gods Woord centraal stelt en met een afrondend voorstel komt. Daarover was men het eens en later getuigde men: “(…) het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht (…)” (Hand.15:22;15:25;15:28). De Heilige Geest bewerkt eenheid daardoor dat men de woorden van Petrus en Jakobus accepteert, zich daaraan onderschikt en eensgezind is.
- ‘Onderdanig opzijgaan’ betekent misschien wel als eerste de onderdanigheid aan de Heer; in de zin van gehoorzamen aan Zijn opdrachten tot nederigheid en onderdanigheid en het ‘niet heersen’. Je laat zien een navolger van de Heer Jezus te zijn, die datzelfde deed. Zie ook Johannes 13:15-17.
- Dit is – voor zover ik kan zien – wel het meest belangrijke punt. Het is ongeestelijk om te proberen je opvattingen aan je broeders en zusters op te leggen. Misschien ‘lukt’ dat, maar het zal vroeg of laat blijken ‘stro of stoppelen’ te zijn geweest. Immers dit kan alleen maar met natuurlijke middelen tot stand gebracht worden. Pas wanneer we niet van onze menselijke ‘kwaliteiten’ gebruik maken en ons nederig en onderdanig opstellen, dan is dat ‘naar de Geest’ en kan Gods Geest in de harten van de gelovigen werken.
- Het is gemakkelijker om onze natuurlijke ‘gaven’ te gebruiken, dan om ‘nederig en onderdanig’ te zijn. Voor het eerste hebben we Gods Geest niet nodig, maar het tweede gaat absoluut niet zonder. Deze houding van persoonlijke nederigheid en onderdanigheid is niet alleen voor de eigen ziel zegenrijk, maar ook een gezonde voedingsbodem voor het werk van Gods Geest in de harten van de mede-gelovigen.
- ‘Onderdanig opzijgaan’ betekent – in relatie tot het vorige punt – dan ook dat we de uitkomst aan de Heer overlaten. Hij is het Hoofd van de Gemeente en we maken als het ware plaats voor Hem om Zelf met de gemeente te handelen. Hoe dat zal aflopen, weet Hij alleen.
Samenvatting
Wanneer we proberen samen te vatten hoe het zit met gezag in de Gemeente komen we op de volgende belangrijke kenmerken:
- Christus Zelf is het Hoofd van de Gemeente, Zijn lichaam, en Hij is de enige die het gezag over haar heeft
- Wat Hij voor en met de gemeente wil, heeft Hij in Zijn Woord uiteengezet. Dat Woord van God is in alles richtsnoer voor de gemeente.
- Formeel gezag heeft God aan geen mens gegeven in de gemeente
- Er is alleen moreel gezag, met name een kenmerk van diegenen die werkelijk oudsten zijn. Moreel gezag is gezag dat geen bevoegdheid eist, maar erkenning oproept.
- Gezag kan niet worden opgelegd of afgedwongen; dat leidt tot heersen over de gewetens van je broeders en zusters.
- Het grootste probleem in de gemeente is het niet nederig zijn, het je niet willen onderwerpen aan het gezag van de anderen. Dit is bij iedere gelovige een probleem omdat dit een wezenskenmerk is van het vlees, de oude natuur in ons. Laat niemand van ons menen dat dit hem of haar voorbij gaat. “Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?” (Jeremia 17:9)
- Uiteindelijk gaat het erom dat we “in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, elkaar in liefde verdragen en ons beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede” (Efeze 4:2,3)
Ongetwijfeld valt er over ‘gezag in de gemeente’ nog veel meer te zeggen, maar we laten het hierbij omdat we denken dat we de belangrijkste aspecten besproken hebben2.
Voetnoten
- In de wetenschap betekent casuïstiek in het algemeen de behandeling van individuele gevallen (casussen) in een specifiek gebied. ↩︎
- Een onderwerp dat hier uiteindelijk wel mee te maken heeft – maar hier niet besproken wordt – is hoe een gemeente bijbels gezien moet omgaan degenen die in zonde leven, met valse leraars, etc. Hoe passen we de twee tuchtmaatregelen (‘tekenen’ en ‘uitsluiten’) toe in de praktijk van het gemeenteleven. ↩︎