Aantekeningen bij de 1e brief aan Timotheus
Paulus beschrijft in de eerste brief aan Timotheüs de strijd die gevoerd moet worden tegen een ontwikkeling die ertoe leidt dat christenen hun geloof verliezen (1:6,19; 4:1; 6:21). Dat laatste is wat we vandaag de dag in ongekende mate zien gebeuren. Daarom is deze brief zo ontzettend belangrijk.
- In het midden van de brief staat wat de oorzaak van deze afval van het geloof is: leugenaars die bezig zijn mensen achter zich te trekken en ze te brengen naar misleidende geesten en leringen van demonen. Voor Timotheüs was – en voor ons is – het absolute noodzaak te begrijpen wat hier aan de hand is.
- Van hieruit moest Timotheüs de gelovigen onderwijzen en hen dienen. Hij moest ze bevelen alleen bij de gezonde leer te blijven en zich niet in te laten met al die verzinsels en zinloos gepraat van de ‘leugenaars’.
- Om de gelovigen in de rechte sporen te leiden heeft Paulus ook het nodige te zeggen over de taak van mannen en vrouwen. Daar wordt best veel aandacht aan gegeven en ze zijn nodig in de strijd tegen het ‘afvallen van het geloof’.
- Dat we met een strijd te doen hebben, wordt nog benadrukt door het gebruik van de woorden ‘bevel’ en ‘gebod’, alsof het een militaire strijd is.
- Voor de strijder die dient zijn er twee geheimen om ‘succesvol’ te zijn. Het ‘geheimenis van het geloof’ en het ‘geheimenis van de godsvrucht’.
Je zou de brief als volgt in schema kunnen zetten.
De begrippen die Paulus in zijn brief gebruikt en die te maken hebben met de onzichtbare wereld van de goden (demonen) zijn geweten (bewustzijn), mythen, oefening, geheimenis, misleidende geesten en leringen van demonen. In dit bericht zullen we een aantal van deze begrippen verkennen en zien hoe zij te maken hebben met wat we elders al afgodendienst hebben genoemd.
Als eerste zullen we moeten zien wie ‘de leugenaars’ zijn en wat daarover gezegd wordt.
De leugenaars en hun werk
Paulus omschrijft deze mensen (in 4:1-3) als ‘leugenaars, die hun eigen geweten met een brandijzer hebben toegeschroeid. Zij verbieden te trouwen en gebieden zich te onthouden van voedsel (…)’. Verder staat er van hun werk dat zij mensen op een weg zetten die hen in contact brengt met ‘misleidende geesten en leringen van demonen’.
Wanneer hier mensen aan het werk zijn die anderen op de weg van de demonen zetten, dan mag je rustig aannemen dat zij zelf ook door demonen geïnspireerd zijn. De tekst maakt dat ook verder duidelijk wanneer we inzoomen op het begrip ‘geweten’. Dit moeten we opvatten als ‘bewustzijn’, op dezelfde manier zoals Paulus er ook elders over spreekt: ‘een bewustzijn van de afgod’ (1 Korinthe 8:7). We zullen zien dat een zogenaamd ‘hoger bewustzijn’ op veel manieren bereikt kan worden en dat op christelijk erf ‘meditatie’ in allerlei vormen een van de meest verbreide manieren is.
Het tweede wat deze leugenaars kenmerkt, is dat zij ascese, dat is de onthouding van seks en voedsel, nodig achten in hun verlangen en streven om ‘vroom te leven’.
Wat we hier zien is dat er in de tijd van de apostelen al een beweging was begonnen, die we vandaag ‘het contemplatieve christendom’ noemen. Vanaf het begin is dit verderf doorgegaan en door (voornamelijk) de roomse kerk verbreid en gedragen tot in de huidige tijd. Momenteel is ze zo krachtig dat het alle protestantse kerken en kringen binnen komt.
Paulus kende het contemplatieve christendom, ook al heette dat toen nog niet zo. Hij heeft er al uitgebreid tegen gewaarschuwd!
Deze dingen zijn wat de Bijbel afgoderij noemt en waarvan we elders al het nodige hebben gezien (zie o.a. hier). Paulus is door God aangesteld als prediker en apostel, als ‘een leraar van de heidenen’ (1:7). Daarom wist hij als geen ander hoe het zit met de afgodendienst van de heidenen (zie 1 Korinthe 8-11) en de invloed die dat ook in de christelijke gemeente kan hebben. Paulus wist hoe het werkte en dat blijkt ook weer uit deze brief aan Timotheüs.
Hieronder gaan we in op twee kenmerken van ‘het contemplatieve christendom’. We beginnen bij de ascese en behandelen daarna het bewustzijn.
Ascese en meditatie
Degenen die in 1 Timotheüs 4:2 ‘leugenaars’ worden genoemd worden gekenmerkt doordat zij menen dat ascese hoort bij een ‘vroom leven’, een godgewijd leven.
In religieuze zin is ascese het streven naar beheersing of onderdrukking van natuurlijke verlangens om tot een vorm van reinheid te komen. Vasten en seksuele onthouding zijn in die zin vormen van ascese. ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Ascese).
Met name in de roomse kerk wordt in de monastieke traditie niet alleen de contemplatie maar ook de ascese in leven gehouden en gepraktiseerd. Over ascese zeggen zij bijvoorbeeld het volgende in een paragraaf, getiteld “Gebed en ascese: de geestelijke strijd”:
“(…) In de praktijk vraagt dat een grote trouw aan het liturgisch en persoonlijk gebed, aan de tijden voor overwegend en beschouwend gebed, de aanbidding van het Allerheiligste, de maandelijkse bezinningsdagen en de geestelijke oefeningen. Ook de voor de geestelijke traditie van de kerk en van ieder instituut typerende ascetische praktijken dienen weer ontdekt te worden. Ze waren en zijn nog steeds een krachtige steun tot ware vooruitgang op het pad der heiligheid. Daar de ascese de neigingen van de door de zonde gewonde menselijke natuur helpt beheersen en verbeteren, is ze voor de godgewijde mens werkelijk onmisbaar om trouw te blijven aan zijn roeping en Jezus op de kruisweg te volgen. (…)“[5]
Ascese helpt dus om in de contemplatieve toestand (het beschouwend gebed) te komen. Bij de ascese gaat het erom dat we loskomen van het lichaam met zijn begeerten, los van de wereld (onthechting). Los van het lichaam, het lichaam van de zonde, dat ons verhindert geestelijk op te stijgen[6].
Maar deze opvatting wordt door Paulus weerlegd in de 1e brief aan Korinthe waar hij zegt dat het eten van voedsel ons niet dichter bij of verder van God af brengt (1 Korinthe 8:8).
Het geweten
Met het geweten is het wat ingewikkelder. Het is opvallend dat het woord ‘geweten’ meerdere keren in deze brief voorkomt.
- ‘Het einddoel nu van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof’ (1:5)
- ‘En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden’ (1:19)
- ‘(…) het geheimenis van het geloof vasthouden in een zuiver geweten’ (3:9)
- ‘(…) door huichelarij van leugenaars, die hun eigen geweten als met een brandijzer hebben toegeschroeid’ (4:2).
Het geweten is een normale menselijke eigenschap of functie waardoor hij weet wat goed en kwaad is. Hij kan zichzelf daardoor afmeten aan een innerlijke norm, maar het helpt hem ook om goed en kwaad in zijn omgeving te beoordelen. Dit is het ‘geweten in enge zin’, dat je op veel plaatsen in het Nieuwe Testament zo kunt vertalen/uitleggen. Bijvoorbeeld in Johannes 8:9, Handelingen 24:16 en Romeinen 2:15.
Daarnaast zijn er ook Schriftplaatsen waar het woord ‘geweten’ in ruime zin moet worden geduid, namelijk als ‘bewustzijn’. Neem bijvoorbeeld 1 Korinthe 8:7, dat spreekt van sommigen die ‘een bewustzijn van de afgod’ hebben. Daar wordt een bewustzijn bedoeld dat zich bewust is van de onzichtbare wereld van de goden. Dat is wat wij tegenwoordig een ‘hoger bewustzijn’ noemen. In dat geval is er een ‘normaal bewustzijn’ en een ‘hoger bewustzijn’ en beide hebben veel te maken met het bewustzijn in enge zin.
Toestand van normaal bewustzijn
Het is Gods bedoeling dat we leven in een toestand van normaal bewustzijn, waarin we ons verstand gebruiken en de werkelijkheid waarnemen zoals zij werkelijk is. Dat is ook de basis voor ons menselijk samenleven, namelijk dat we de dingen op dezelfde wijze waarnemen en daarover kunnen communiceren. In die toestand van normaal bewustzijn heeft ook ieder het bewustzijn van het eigen ‘zelf’. Ik ben ik en jij bent jij en we zijn duidelijk van elkaar onderscheiden. Bovendien kan ik in die toestand onderscheiden wat goed en fout is en tegen mezelf zeggen: ‘wat je net deed, dat was fout’. Daar komt het ‘geweten’ in enge zin om de hoek kijken. In de situatie van normaal bewustzijn hebben we dus de mogelijkheid om goed en kwaad te onderscheiden[1]. Als ook de noodzaak om waarneming van het gedrag van de ander te beoordelen.
Toestand van hoger bewustzijn
Satan verleidt mensen om te komen tot een toestand van hoger bewustzijn. Dat is een situatie waarin een mens de werkelijkheid anders waarneemt en andere dingen waarneemt, die hij in een toestand van normaal bewustzijn niet kan waarnemen. In die situatie staan ze open voor beïnvloeding door zijn handlangers, de demonen. In de waarneming van de mens verandert het nodige: de werkelijkheid vervaagt, vervormt en verkleurt (soms tot psychedelische proporties). Er ontstaat een nieuwe en andere werkelijkheid, die men vanwege de intensiteit aanziet als de echte werkelijkheid.
Ook het bewustzijn van het ‘zelf’ vermindert. Onderscheid tussen ik en jou vermindert en men ervaart eenheid met anderen en de omgeving. Alles is van het goddelijke doortrokken. Het onderscheid tussen ik en de omgeving verdwijnt. Bovendien ontstaat een gevoel van harmonie en liefde, en de behoefte om eigen gedrag en dat van de ander te beoordelen verdwijnt. Het morele kompas raak je kwijt.
Schema van bewustzijn
Je zou de twee bewustzijnstoestanden in een schema kunnen zetten dat er dan als volgt uitziet. Daarbij dienen we wel te bedenken dat er niet één (1) staat van een hoger bewustzijn is. Het is een glijdende schaal, waarbij je door oefening uiteindelijk in de ‘contemplatie’ terechtkomt.
Bezien we nog een keer een paar van de teksten waar sprake is van het geweten.
Geloof en geweten
- ‘Het einddoel nu van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof’ (1:5)
- ‘En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden’ (1:19)
- ‘(…) het geheimenis van het geloof vasthouden in een zuiver geweten’ (3:9)
Wat nu meteen opvalt is dat in verband met het ‘geweten’ ook elke keer ‘het geloof’ genoemd wordt. Het is niet voor niks, beide hebben nogal met elkaar te maken.
Wanneer we ervan uitgaan dat Paulus met ‘een goed en zuiver geweten’ de normale door God gewilde bewustzijnstoestand bedoelt, dan staat dit in tegenstelling tot die andere, hogere bewustzijnstoestand, waartoe satan ons wil verleiden.
Liefde is het doel
Het doel van Paulus’ bevelen (1:3) is dat we God de Vader en de Heer Jezus zouden liefhebben. Die liefde (1:5) moet voortkomen uit
- een rein hart; een hart dat door de Heilige Geest in staat is om God groot te maken.
- een goed geweten; vanuit het normale bewustzijn en niet vanuit een of andere innerlijke ervaring van ‘God’.
- een ongeveinsd geloof; dat is een echt, persoonlijk geloof in de Heer Jezus Christus, de Gekruisigde. Dit ongeveinsde geloof is niet vaag en abstract, maar gaat om de betekenis van Christus en Zijn heilswerk.
Een goed geweten verwerpen
Als een christen de weg van de contemplatie[3] opgaat, dan werpt hij als het ware het goede geweten van zich. Zelfs Timotheüs moest ertoe opgeroepen worden om ‘het geloof te behouden en een goed geweten’. Doen we dat niet, dan zullen we ‘in het geloof schipbreuk lijden’, net als Hymeneus en Alexander. Dat waren, als je afgaat op de betekenis van hun namen[4], achtenswaardige mannen met een hoogstaande moraal wat betreft de menselijke relaties. Maar in het geloof hebben ze schipbreuk geleden.
Het geheim van het geloof
Als we ons afvragen hoe het kan dat iemand de weg van de contemplatie opgaat, dan ligt er mogelijk een sleutel in de uitdrukking “het geheimenis van het geloof vasthouden in een goed geweten”. Diakenen moesten – voordat ze konden dienen – hierop eerst beproefd worden (3:8-10). Maar de opdracht geldt natuurlijk voor elke ware gelovige, niet alleen voor diakenen.
Ons geloof is gebaseerd op de Schrift en het is rationeel. Je kunt erover lezen en nadenken. Je kunt het aan elkaar uitleggen en bespreken. Je kunt ervan genieten het is steeds opnieuw reden om God te eren en te danken.
Maar er zit ook iets wonderlijks, iets onbegrijpelijks in. Iets dat we niet echt kunnen vatten en dat je ‘een geheim’ zou kunnen noemen. Elders noemt Paulus dat ‘een raadsel’:
“Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen zoals ik gekend ben“ (1 Korinthe 13:12).
Zolang we in dit lichaam zijn blijft het geloof in zekere zin dan ook een ‘een geheimenis’ en blijven er vragen – ook levensvragen – die je ten diepste niet kunt beantwoorden. Zolang we hierbeneden zijn zullen we daar mee moeten leven. Maar we mogen ons niet laten misleiden om de kennis van het geheim – of de oplossing van het raadsel – elders te zoeken, in het domein van het hogere bewustzijn.
Satan heeft in de hof van Eden Eva daarmee wel verleid. ‘Kennis van goed en kwaad’ bood hij haar aan en zo zag Eva ‘een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden’ (Genesis 3:5,6). Je hoort het satan bijna fluisteren: “er is meer!”
Zo werkt hij nog steeds. Steeds meer christenen die menen dat ‘het geloof’ hen voor dit leven te weinig biedt en dat er ‘meer’ moet zijn. Dus gaan ze op zoek naar meer en komen terecht op de contemplatieve of charismatische weg. Immers, daar vind je waar het bij het geloof kennelijk echt om gaat, de ervaring van de ‘echte werkelijkheid’. Wat een drama dat ze niet in de gaten hebben wat er aan de hand is!
Mythen en andere verzinsels
Paulus vermaant Timotheüs meerdere keren om te blijven bij de leer van de apostelen. Deze nadruk op de gezonde leer is nodig vanwege al het verkeerde gepraat dat er – ook toen al – op christelijk erf te horen valt. Als we de uitdrukkingen die Paulus in deze brief gebruikt in een schema zetten, krijgen we het volgende beeld.
Aan de ene kant staat de gezonde leer, die gegrond is in het Woord van God, geloof bewerkt in het hart en de Heer Jezus Christus centraal stelt in het leven van de gelovige. Het hele leven door.
Daartegenover staan de leringen die van de demonen komen, mythen[7] (verhalen uit en over de onzichtbare godenwereld), woorden zonder inhoud of betekenis. Ze zijn lasterlijk voor de Heer Jezus omdat ze Hem Zijn eer ontnemen.
De tegenstelling tussen ‘de gezonde leer’ en het ‘andere evangelie’ (2 Korinthe 11:4) is zo groot dat een gelovige aan het betrouwbare Woord van God vast móet houden (zie ook ‘Een ander evangelie‘). Het is bittere noodzaak en zaak van leven of dood, omdat je anders verzand in het moeras van allerlei leringen die je geheid de verkeerde kant optrekken. Dat leidt uiteindelijk tot een afwenden en verliezen van het geloof. Terwijl je denkt dat je goed bezig bent.
Het geloof verliezen
De weg van het verstand verlaten leidt ertoe dat een christen het geloof verliest.
- “En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden”. (1:19)
- “Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen, (…)” (4:1)
- “Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn van het geloof afgeweken” (6:21)
De reden is dat andere opvattingen zich in het hart (de ziel) nestelen, hetgeen met zoveel ervaring van gevoel gepaard gaat, dat het niet anders kan dan dat deze nieuwe opvattingen als waarheid worden aangezien.
Het lijkt erop dat zich hier afspeelt wat we ook in Lukas 8:11 vinden. Mensen die het Woord eerst met vreugde ontvangen, “maar voor een bepaalde tijd geloven, hebben geen wortel en in een tijd van verzoeking worden zij afvallig[8]”.
‘U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na. Strijd de goede strijd van het geloof’ (1 Timotheus 6:11,12)
(wordt DV vervolgd)
[1] Het komt mij voor dat deze situatie een gevolg is van de zondeval (‘goed en kwaad kennend’, Genesis 3:5). Zonder dit geweten in enge zin is na de zondeval het menselijk leven niet leefbaar.
[2] Cognitie is het vermogen tot kennisverwerving door waarneming en het verwerken van de daarmee opgedane informatie door het denken. Dit kan meer of minder ontwikkeld zijn, afhankelijk van het voorstellingsvermogen, geheugen, de rede, ervaring en het vermogen tot gewaarwording en hypothesetoetsing van ideeën of overtuigingen. Een sterke cognitie draagt bij tot het vermogen tot probleemoplossing en besluitvorming (wikipedia.nl).
[3] Hetzelfde geldt ook voor ‘de weg van de charismata’
[4] Hymeneus= ‘behoort tot het huwelijk’; Alexander= ‘verdediger van mensen’
[5] https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=758&id=6376
[6] Een andere vorm van ‘versterving’ is de zelfkastijding die in Kolossenzen 2:23 genoemd wordt ‘kastijding van het lichaam’ en waarvan we in 1 Koningen 18:28,29 een voorbeeld vinden. Het is bedoeld om contact met de godheid te maken door in geestvervoering te raken. Uiteraard is dit iets geheel anders dan wanneer je je dingen ontzegt voor de dienst aan de Heer, zoals Paulus deed (1 Korinthe 9:27).
[7] Dit woord komt voor in 1:4 en 4:7. De HSV vertaalt ‘verzinsels’, maar het oorspronkelijke woord is ‘mythen’.
[8] Hetzelfde woord afval als in 1 Timotheüs 4:1.