Bij veel mensen leeft tegenwoordig de vrees dat ze ‘ontburgerd’ zullen worden. Maar mensen die de Heer Jezus Christus toebehoren hebben daar geen last van. Want die zijn al ‘ontburgerd’.
We leven in een bijzondere tijd; je zult waarschijnlijk geen mens tegenkomen die het daar niet mee eens is. Sinds een tijdje lijkt er een nieuwe tweedeling in de maatschappij te ontstaan. De ene groep mensen die vindt dat we zo snel mogelijk gevaccineerd moeten worden, zodat we – zonder angst voor ‘het virus’ – weer terug kunnen naar ‘normaal’. Maar daar tegenover is er ook een groep die alles wat er gebeurt zo bizar vindt dat ze bang zijn dat het oude ‘normaal’ nooit meer terug komt. Ze menen dat de vrijheid van hun kinderen en kleinkinderen op het spel staat en willen voorkomen dat het land in een dictatuur terecht komt.
Heel simpel gezegd heb je aan de ene kant de ‘comfortdenkers’ en daar tegenover de ‘complotdenkers’. Daar ga ik verder niets over zeggen, behalve dat de laatste groep vreest dat het zogenaamde ‘vaccinatiepaspoort’ een splitsing in de maatschappij tot stand zal brengen. Aan de ene kant de burgers met een vaccinatiepaspoort en aan de andere kant de niet-gevaccineerden. Van deze laatste werd gezegd dat ze ‘ontburgerd’ zouden raken. Ze zouden geen burgers met normale burgerrechten meer zijn.
De ontburgering
Het nieuwe woord ‘ontburgering’ deed me denken aan het feit dat ik eigenlijk al ‘ontburgerd’ ben. Paulus zegt dat ‘ons burgerschap in de hemelen is’ (Filippi 3:20). Voor christenen is het ‘normaal’ wanneer ze als burger geen rechten hebben. We leven immers in een wereld waar we niet bij horen en die ons haat, zoals ze de Heer Jezus gehaat hebben (Johannes 17:14, zie ook hier). Op de meeste plaatsen op deze aarde is dat ook de harde werkelijkheid en dat we dat in dit land nog niet of nauwelijks ervaren, is alleen maar onverdiende genade van onze Heer.
Een christen
stelt niet zijn vertrouwen op zogenaamde burgerrechten en verwondert zich niet als hem rechten worden ontnomen.
Maar principieel hebben we hier op aarde geen wetten of rechten die ons beschermen. We zijn uit de wereld overgegaan in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde (zie nog hier).
Misschien moeten we er wel aan wennen dat we in een tijd terechtkomen waarin we minder ‘rechten’ hebben, zodat we worden teruggeworpen op de bijbelse werkelijkheid. En dan is het goed om ons te realiseren hoe de Bijbel daarover spreekt.
We zijn op weg naar ons hemels vaderland
“Deze allen zijn in het geloof gestorven. (…) zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. (…) Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland.” (Hebreeën 11:13-16)
Het geloof van Abraham hield in dat hij zich bewust was van het feit dat hij hier op aarde niet thuishoorde. Hij is gehoorzaam uitgetrokken naar het land dat God hem beloofd heeft, zonder dat hij wist waar hij zou komen. In datzelfde geloof is hij gestorven, zonder dat hij de belofte heeft ontvangen. Terwijl hij toch wist dat hij op weg was naar de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is (11:10).
Een vreemdeling is iemand van elders, iemand die ‘anders’ is, aan wie je op allerlei manieren kunt merken dat hij anders is. Een bijwoner is iemand die wel ergens woont, maar eigenlijk een ander thuisland – zijn vaderland – heeft. Dit kon je aan Abraham, Izak en Jakob merken en ze hebben het beleden; ze verlangden naar een toekomstig vaderland.
Hoeveel te meer moet dit niet voor ons gelden: dat we anders zijn en verlangen naar ons hemelse vaderland?
Huisgenoten van God
“Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,” (Efeze 2:19)
Maar we hoeven hierbeneden niet sikkeneurig rond te lopen, want we zijn ’medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God’.
We zijn niet alleen, maar God heeft ons in Zijn genade ‘medeburgers‘ gegeven; heiligen, mensen die ook voor de Heer afgezonderd, toegewijd leven. Het is een groot voorrecht wanneer we zulke medeburgers kennen met wie we samen kunnen optrekken.
Vervolgens zijn we samen ‘huisgenoten van God’. We horen samen tot hetzelfde huisgezin van God. We zijn nauw aan elkaar verbonden doordat we hetzelfde leven ontvangen hebben; als kinderen in hetzelfde Godsgezin.
“Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.” (Hebreeën 13:14-15)
En zo kunnen we samen optrekken en terwijl wij op weg zijn naar de toekomstige stad, voortdurend een lofoffer brengen aan God. Iets beters kunnen we onderweg niet doen! Het doet je denken aan de pelgrimsliederen die de Israelieten zongen onderweg naar Sion (de Psalmen 120-134).
Kom, loof de HEERE, alle dienaren van de HEERE,
u die nacht aan nacht in het huis van de HEERE staat.
Hef uw handen op naar het heiligdom en loof de HEERE.
De HEERE zegene u uit Sion, Hij Die hemel en aarde gemaakt heeft. – Psalm 134 –
Zonder rechten hier beneden,
maar zingend op weg naar het vaderhuis!
We verwachten onze Zaligmaker
“Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.” (Filippenzen 3:20,21)
Zo zijn we op weg naar het vaderhuis. Ondertussen zien we op naar de hemel van waaruit we onze Heiland, de Heer Jezus Christus verwachten!
We leven in bijzondere, noem het maar gerust spannende tijden, waarin er veel gebeurt en de duisternis steeds groter wordt. Veel mensen voelen op een of andere manier een naderend onheil aankomen. Laten we bidden dat nog velen het evangelie van onze Heer Jezus Christus aannemen en behouden worden!
Maar voor ons is het een tijd waarin ‘de morgenster opgaat in onze harten’ (2 Petrus 1:19).