Deze keer een kort artikel over een onderwerp waar veel meer van te zeggen valt. De vraag wie een valse Bijbelleraar is en wie niet, is natuurlijk een heel ongemakkelijke vraag. Vooral als je ziet wat de Bijbel zegt over valse leraars. Petrus en Judas schrijven daarover in termen die wij niet of nauwelijks op iemand zouden durven toepassen (zie 2 Petrus 2 en de Judasbrief).
Het grote meerderheid in de christenheid huldigt het standpunt dat ‘je niet mag oordelen’ en een preek over deze gedeelten zul je niet gauw horen. Want wie zou de vreselijke dingen die in deze gedeelten beschreven worden, op een ‘gerespecteerd Bijbelleraar’ durven toepassen? Je kunt niet zomaar elke Bijbelleraar die een andere opvatting over iets heeft een ‘valse leraar’ noemen. Het is dan ook heel lastig om de criteria wie een valse leraar is uit deze Schriftgedeelten te halen.
Gelukkig wijst Petrus ons de weg naar het Oude Testament en dan vinden we daar de sleutel.
Valse leraar = valse profeet
Petrus begint het 2e hoofdstuk met de volgende tekst:
“Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren” (2 Petrus 2:1).
Hier wordt voor de valse leraars op christelijk erf verwezen naar de valse profeten die in Israel optraden. Op die manier komen we bij de sleutel in Deuteronomium 13 –
“Als in uw midden een profeet opstaat of iemand die dromen heeft, en u een teken of wonder geeft, en dat teken of dat wonder waarvan hij tot u gesproken had, komt en hij zegt: Laten we achter andere goden aan gaan, die u niet kent, en laten we die dienen, luister dan niet naar de woorden van die profeet of naar hem die die dromen heeft! Want de HEERE, uw God, stelt u dan op de proef om te weten of u de HEERE, uw God, liefhebt met heel uw hart en met heel uw ziel. Achter de HEERE, uw God, moet u aan gaan, Hem moet u vrezen, Zijn geboden moet u in acht nemen en Zijn stem gehoorzamen; Hem moet u dienen en u aan Hem vasthouden.” (Deuteronomium 13:1-4)
Dit gedeelte maakt een aantal dingen duidelijk met betrekking tot de vraag wat de kenmerken van een valse profeet zijn.
- Hij spreekt dingen die de toets van Deuteronomium 18:21-22 kunnen doorstaan. Wat hij zegt gebeurt en dus is het iemand die de woorden van de Here spreekt. In zijn algemeenheid mag je zeggen dat het hier gaat om iemand die ‘een woord van God spreekt, die dingen zegt waar je het mee eens kunt zijn omdat ze bijbels zijn. Maar het goede wordt door de duivel altijd vermengt met het gif en dat komt hierna.
- De valse profeet is te onderscheiden doordat hij de weg naar de afgoderij wijst! Dit is voor zover ik het kan zien het belangrijkste kenmerk van een valse profeet.
De valse leraar wijst je naar de charismatische of contemplatieve weg
Ook bij de valse Bijbelleraren van vandaag de dag kun je vaststellen dat ze altijd hun toehoorders de weg wijzen richting afgoderij. Concreet betekent dit dat ze charismatische en/of contemplatieve leringen en praktijken verkondigen en aanbevelen als goed of noodzakelijk voor je geestelijke leven als christen.
Daarnaast verkondigen ze ook dingen die je niet altijd als on-Bijbels kunt wegzetten. Maar door dat laatste mag je je niet laten misleiden. De hamvraag is steeds wat hij leert over het ervaren van God, over de (doop met de) Heilige Geest, over de charismatische verschijnselen, enzovoorts enzovoorts. De bedoeling van de valse leraar is dat je dit soort opvattingen en de daarbij behorende praktijken overneemt en zo terechtkomt in de afgoderij die God zo haat.
Gemeenschap van mensen met demonen
Dat het ook in het genoemde hoofdstuk in de 2e Petrusbrief gaat om valse leraars die zelf afgoderij bedrijven en anderen daarin willen meeslepen blijkt uit al de voorbeelden die hier genoemd worden en die alle met afgoderij te maken hebben.
Het hoofdstuk maakt duidelijk dat deze valse leraren onder het oordeel van God vallen (vers 3, 17). Dit is hetzelfde oordeel dat God ook bereid heeft voor
- de engelen die gezondigd hebben (vers 4). Judas vers 6 maakt duidelijk dat het engelen zijn die gemeenschap hadden met mensen. Zie ook wat Genesis 6:1-5 daarover zegt.
- de oude wereld; deze is vergaan door de zondvloed (vers 4). De engelen waren verantwoordelijk, maar de mensen hadden zelf ook hun eigen verantwoordelijkheid en werden daarom geoordeeld. Slechts acht mensen op de hele oude wereld waren hiervan uitgezonderd, die zich niet aan de afgoderij hadden schuldig gemaakt!
- Sodom en Gomorra; zij kwamen onder het oordeel van God. Dat het mensen waren die gemeenschap hadden met demonen (en dus in afgoderij leefden) mag wel blijken uit het feit dat zij dit ook met de engelen die bij Lot op bezoek kwamen wilden doen (Genesis 19:1 en verder).
Ook de ‘weg van Bileam’ (2:15) duidt op afgoderij. Het was de raad van Bileam (Numeri 31:16) waardoor de Israëlieten hoererij pleegden met de Moabitische vrouwen, waardoor ze vervolgens tot afgoderij vervielen (Numeri 25:1-5).
We zien hier dat de valse leraars in 2 Petrus 2 nadrukkelijk verbonden worden met afgoderij en daarom door Petrus terecht met de valse profeten in het Oude Testament vergeleken worden.
In de hele Bijbel wordt de ‘valse profeet’ (= dus ‘valse leraar’) direct verbonden aan het beoefenen en propageren van afgoderij, het op een heidense manier tot God naderen en uiteindelijk ‘God’ lichamelijk ervaren.
Ze zijn goed begonnen
Het is opvallend hoe van de valse leraars in 2 Petrus 2 wordt beschreven dat ze goed begonnen zijn maar de weg zijn kwijtgeraakt en toen in de afgoderij zijn terechtgekomen, die ze daarna zijn gaan vergoelijken en promoten. Let maar eens op de volgende uitdrukkingen.
- ‘de Heere heeft hen gekocht’ staat in vers 2. We zien hier even af van de vraag wat dit precies betekent; er staat bij dat ze Hem nu verloochenen en een snel verderf over zichzelf brengen.
- ‘zij hebben de rechte weg verlaten en zijn verdwaald (…)” (vers 15)
- Ze hadden ‘de besmettingen van de wereld ontvlucht door de kennis van de Heere en Zaligmaker Jezus Christus (…) (vers 20)
- “zij hebben de weg van de gerechtigheid leren kennen (…) (vers 21)
Het zijn mensen, bijbelleraars die vroeger ‘de rechte weg’ bewandelden, maar ergens in hun leven een grote verandering hebben meegemaakt waardoor ze op het dwaalspoor van de afgoderij zijn terechtgekomen. Dit is ook precies wat je vindt bij veel van de charismatische en contemplatieve leraren. Ik herinner me Sam Storms (als voorbeeld) die ergens het verhaal verteld dat hij een echte calvinist was en tegenstander van alle charismatische leringen en praktijken, maar door een of andere ervaring overtuigd is door de ‘charismatische waarheid’ en sindsdien in dat spoor verder gaan.
Je komt dit fenomeen bij velen ‘bijbelleraars’ tegen, ook in Nederland. Dat is niet alleen opmerkelijk, maar het is precies wat de Bijbel ons hier in 2 Petrus 2 zegt.
Ze zijn toch wedergeboren?
Vaak hoor je dan de opmerking ‘Maar het zijn toch gelovigen? Ze zijn toch wedergeboren?”. Als we 2 Petrus 2 lezen staan daar over hun lot de volgende dingen:
- Het vonnis over hen is reeds lang in werking en hun verderf sluimert niet (vers 3)
- De onrechtvaardige wordt bewaard tot de dag van het oordeel om gestraft te worden (vers 9)
- Zij zullen in hun verdorvenheid ten verderve gaan (vers 12)
- Mensen voor wie de diepste duisternis tot in eeuwigheid bewaard wordt (vers 17)
Mijn conclusie is vreselijk, temeer daar de meesten van ons wel een of meer van hen persoonlijk kennen. Maar op grond van wat Petrus hier schrijft, kan ik met de beste wil van de wereld niet zeggen dat ze werkelijk wedergeboren en kinderen van God zijn.
Het Oude Testament ondersteunt dit, want met de valse profeet uit Deuteronomium moest je als volgt handelen:
“En die profeet (…), moet gedood worden, omdat hij heeft opgeroepen afvallig te worden aan de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte heeft geleid en u uit het slavenhuis verlost heeft; en omdat hij u wilde afbrengen van de weg die de HEERE, uw God, u geboden heeft daarop te gaan. Zo moet u het kwaad uit uw midden wegdoen.” (Deuteronomium 13::5)
Je moest hem ombrengen, zodat zijn kwade invloed gestopt werd en het kwaad uit de gemeenschap van Israel werd weggedaan. Hetzelfde geldt voor de afgodendienaar (laat staan de valse leraar) in de christelijke gemeente; die moest je niet letterlijk doden natuurlijk, maar je kunt met hem niet meer de christelijke gemeenschap oefenen (1 Korinthe 5:11,12). Je moet je aan zijn invloed onttrekken en je kunt zo iemand niet meer een ‘broeder’ noemen.
Is het hard?
Als je me vraagt of dit niet erg hard is, dan ben ik dat wel met je eens. Voor ons mensen, met onze gevoelens, is dit een harde zienswijze. Maar het is wel Gods zienswijze: afgoderij, gemeenschap met demonen van satan (en dan ook nog menen dat je ‘God ervaart’) is het ergste dat we Hem kunnen aandoen. Hij noemt het een ‘misdaad’ en ‘Hem haten’ (Exodus 20:5).
Afgoderij is de ergste zonde die een christen kan begaan en als we er geen afstand van nemen (ook van hen die het beoefenen en propageren) dan zullen we vroeg of laat in diezelfde weg meegaan.
Het was geen wonder dat 2 Petrus 2:2 zegt “En velen zullen hen (de valse leraars) (…) op hun verderfelijke wegen navolgen”. Vandaag de dag gaan velen deze weg en volgen hun valse leraars op de weg van de charismata of van de contemplatie[1].
Om ons behouden aan het einde te brengen is Gods Woord zo hard in zijn uitspraken: opdat we ze ons zouden aantrekken en ernaar zouden luisteren:
“Achter de HEERE, uw God, moet u aan gaan, Hem moet u vrezen, Zijn geboden moet u in acht nemen en Zijn stem gehoorzamen; Hem moet u dienen en u aan Hem vasthouden” (Deuteronomium 13:4).
Een bemoediging
Toch zit er in dit sombere hoofdstuk in 2 Petrus nog een grote en positieve bemoediging. Als we zien dat alles om ons heen de weg van Bileam gaat en in afgodendienst terecht komt, dan is er voor degenen die aan de Here willen vasthouden (zie bovenstaande tekst uit Deuteronomium 13:4) nog de bemoediging dat
“(…) de Heere ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking weet te verlossen (…)” (2 Petrus 2:9),
net zoals Hij Noach en de zijnen en zelfs Lot en zijn familie heeft bewaard en verlost (verzen 5 en 7).
“Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit meer struikelen. Want zo zal u in rijke mate de toegang worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus” (2 Petrus 1:10,11)
——————————————————————-
[1] Probeer aan de hand van dit huidige artikel zelf maar eens enkele voorbeelden te vindenvan ‘valse leraars’ in Nederland.