Wanneer er in een plaatselijke gemeente problemen zijn, hoor je allerlei vaak tegenstrijdige ‘verhalen’. Vaak is het chaos over wat er aan de hand is of waarover ‘men’ het niet eens is. Wat moet je dan als ‘gewone’ gelovige? Simpel maar volgen wat de meerderheid vindt en doet? Of de Bijbel raadplegen en de Heer vragen of Hij je wil leiden? Dat laatste zouden we inderdaad altijd moeten doen.
Toch kun je daarbij nog wel een vraag stellen en dat is: naar wie moet je luisteren? Zijn er geen ‘leiders’ (of ‘oudsten’) in de chaos die de gemeente de juiste weg wijzen? Laten we eens kijken hoe het in de gemeente in Korinthe toeging.
Korinthe – een brief aan iedereen
In een gemeente als Korinthe met zoveel problemen, verkeerde leer en praktijken zou je naar de mens gesproken, een brief sturen naar de verantwoordelijke oudsten over de problemen en de oplossing ervan. Immers van hen verwachten we toch dat zij als herders de gemeente in eenheid verder leiden en de weg wijzen.
Maar niets daarvan; Paulus adresseert zijn brief aan “aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen (…)” (1 Korinthe 1:2). Hiermee wordt iedereen in de gemeente aangesproken; iedereen moet de woorden van Paulus ter harte nemen en overwegen wat de consequenties hiervan zijn. Persoonlijke geestelijke oefening is nodig en daarvoor stelt Paulus eenvoudigweg Gods waarheid aan elk individueel geweten voor. Iedereen moet voor Gods aangezicht naar zijn eigen geweten handelen (2 Korinthe 4:2b).
We hebben al een keer betoogd dat er in de gemeente van God geen formeel gezag is (zie hier). Dus ook niet in Korinthe en ongetwijfeld was dat de reden dat Paulus hen geen specifieke opdrachten geeft.
Maar stel nou eens dat er wel oudsten zouden zijn aangesteld als mensen die formeel gezag in de gemeente hebben, broeders die ‘beslissingsbevoegd’ zijn. Zou dat een verschil gemaakt hebben? Hoogst waarschijnlijk niet, omdat de verschillen van inzicht zo groot zijn dat die niet te overbruggen waren. Uit de tweede brief aan Korinthe blijkt wel dat er mensen in Korinthe waren die meenden dat ze evenveel gezag hadden als de apostel. Paulus noemt ze ‘valse apostelen, bedrieglijke arbeiders’ (2 Korinthe 11:12-15). Dit soort mensen accepteren niet wat Paulus gezegd en geschreven heeft. Ze verwerpen het Woord van God en ‘vervalsen het’ (2 Korinthe 4:2).
Kijk wie je oudsten zijn
Het is interessant dat Paulus aan het eind van de 1e brief aan Korinthe toch nog aanwijzingen geeft aan iedere gelovige die horen wil.
“En ik roep u ertoe op, broeders – u weet dat het huis van Stefanas de eersteling van Achaje is en dat zij zichzelf ten dienste van de heiligen beschikbaar hebben gesteld – dat u zich ook aan zulke mensen onderwerpt, en aan ieder die meewerkt en zich inspant. En ik verblijd mij over de komst van Stefanas en Fortunatus en Achaïcus, want zij hebben aangevuld wat mij van uw kant nog ontbrak, want zij hebben mijn geest verkwikt en die van u. Erken zulke mensen dan.” (1 Korinthe 16:15-18)
Hij noemt niet het woord ‘oudsten’, maar hij stelt de echte werkers van de Heer (in tegenstelling tot de bedrieglijke arbeiders uit de 2e brief aan Korinthe) aan de gelovigen voor en noemt een aantal van hen bij de naam. De gelovigen worden opgeroepen zich aan hen te onderwerpen en hen te erkennen. Dat is de opdracht voor elke gelovige die naar Gods Woord wil handelen: zien wie van God moreel gezag hebben ontvangen, hen te erkennen en je aan hen te onderwerpen. Als het gaat om de weg die je als gelovige hebt te gaan in en samen met de gemeente, dan moet je bij deze mannen zijn[1]. Hun opvattingen moet je ter harte nemen en naar hen moet je luisteren.
Kenmerken
Paulus beschrijft van Stefanas en de anderen een paar belangrijke kenmerken.
- In de eerste plaats zijn het mannen die met hun gezinnen (‘huis van Stefanas’) de Heer trouw dienen doordat ze de gelovigen dienen.
- In de tweede plaats zijn het mannen door wie Paulus’ ‘geest verkwikt werd’ (1 Korinthe 16:17,18). Dat kan niets anders betekenen dan dat ze met Paulus gesproken hebben over de Heer Jezus en de dingen van God. Het zijn mannen die de Heer Jezus liefhebben en het Woord van God.
- Impliciet lijkt er nog een derde kenmerk te zijn en dat is dat deze mannen zich niet opdringen aan de broeders en zusters om de onderlinge problemen ‘op te lossen’. Sterker nog het is andersom, het ‘onderwerpen en erkennen’ moet een kenmerkende gezindheid zijn van elke gelovige, die zoekt naar de wil van God. Watchman Nee heeft eens ergens geschreven dat wanneer je als gelovige (bijvoorbeeld bij een verhuizing) in een andere gemeente komt, je op zoek gaat naar hen die van God het (morele) gezag ontvangen hebben. Zodat je weet naar wie je moet luisteren en aan wie je je moet onderwerpen.
Ook voor onze tijd zijn dit belangrijke vragen:
- Dient iemand de Heer doordat hij de gelovigen dient en
- Merk je dat zo iemand vol is van (de dingen van) de Heer. Kun je met hem over de Heer Jezus spreken en houdt hij je Christus de Gekruisigde voor? Hanteert hij uitsluitend het Woord van God?
De keuze uit twee soorten leiders
Opmerkelijk vind ik dat de 1e brief op deze wijze eindigt met de kenmerken van ware dienstknechten van de Heer in de gemeente. Nog opmerkelijker vind ik dat de 2e brief een karakteristiek geeft van de ‘bedrieglijke arbeiders’ (2 Korinthe 11:13) en daarmee de tegenstelling aangeeft.
In de 2e brief aan de Korinthiërs stelt Paulus zijn eigen dienst tegenover degenen die in Korinthe hun verkeerde invloed aanwenden om de gelovigen van Christus weg te trekken. Hij schrijft van hen
- Dat ze handel drijven met het Woord van God (2:17; in tegenstelling tot 11:7 – ‘om niet’).
- Dat ze schandelijke praktijken hebben, wandelen in bedrog en het Woord van God vervalsen (4:2)
- Dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind (4:4)
- Dat ze zichzelf prediken (4:5)
- Dat ze roemen in het uiterlijke en niet in wat er in het hart leeft (5:12)
- Ongelovigen, wettelozen, duisternis (6:14,15)
- Dat ze Paulus in een kwaad daglicht stellen (10:1,2,10,11)
- Dat ze zichzelf aanbevelen, zichzelf tot maatstaf en onverstandig zijn (10:12,18)
- Dat ze in zichzelf roemen ‘zonder grenzen’ (10:13-15)
- Dat ze een andere Jezus, een andere geest en een ander evangelie prediken (11:4)
- Dat ze vonden dat ze niet minder waren dan Paulus (11:12);
- Het zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus (11:13) en Paulus noemt hen: dwazen (11:19)
Ook voor ons gelovigen in onze tijd is de vraag bij wie we ons oor te luisteren leggen. Bij hen die eenvoudig de gelovigen – en daarmee de Heer – dienen en misschien onopvallend en in nederigheid hun dienstwerk doen. Of bij hen die Paulus tegenstaan, het Woord van God verdraaien en zichzelf erg belangrijk vinden. Mannen die zich voordoen als arbeiders van de Heer, maar het in werkelijkheid niet zijn.
Het is van groot belang dat we kunnen onderscheiden wie werkelijk
dienstknechten van de Heer zijn en wie niet,
om te weten naar wie we moeten luisteren.
[1] Paulus beschrijft het zo dat je hier ‘meervoudig leiderschap’ uit kunt opmaken, wat in lijn is met wat elders over oudsten en opzieners geschreven wordt.