De afgodenfabriek van de hoofdredacteur

Een krantenartikel over afgoden is aanleiding voor wat ‘losse gedachten’ over de afgoderij die in de Bijbel zo vaak genoemd wordt. En waarom ook vandaag de dag zoveel christenen hun toevlucht nemen tot hun ‘gevoel’ en daardoor op drift raken met hun geloof. En hoe moeilijk het is om als gelovige te blijven leven met wat ik maar even een ‘half evangelie’ noem.
Komt het je voor als los zand? Dan toch maar even verder lezen! Hieronder staan de kopjes van de inhoudsopgave. Ik bid dat je er wat aan hebt.

De ontdekkingsreis van de hoofdredacteur

Op zaterdag 17 juni jl stond er in het Reformatorisch Dagblad (RD.nl) een artikel over een ontdekkingsreis naar de afgodenfabriek. De aanleiding was een boek van de recent overleden Tim Keller over ‘namaakgoden’. Dit boek – uit 2010 – was voor de hoofdredacteur van de krant aanleiding om eens in de gereformeerde gezindte en in het eigen hart op zoektocht te gaan, waar overal de afgoden zouden kunnen zitten.
Het krantenartikel begint met de ‘definitie’ die Keller geeft van afgodendienst: ‘alles wat je hart en verbeelding meer in beslag neemt dan God is afgodendienst’.

Maar helaas is dit een ‘definitie’, die niet echt een definitie is [zeg ik], omdat ieder dit heel subjectief voor zichzelf kan invullen wat daarom tot heel verschillende resultaten zal leiden. Het is dus niet objectief, niet meetbaar. En nog erger is dat het geen Bijbelse definitie is, het is niet wat God er onder verstaat. Wat het echt is blijft dan in nevelen gehuld.

In de ontdekkingsreis van de hoofdredacteur komt dan een lange lijst van dingen aan de orde, die allemaal onder het label ‘afgod’ worden geplaatst en dus kennelijk een afgod voor je kunnen worden.

  • De smartphone
  • Social media
  • Games
  • Drie dagen vliegvakantie Barcelona met stikstofuitstoot
  • Voor de derde keer een groter huis kopen
  • Elke maand uit eten
  • Een koffiemachine van 1000 euro
  • Een imposante kast vol boeken
  • Een onberispelijke stropdas
  • Een prachtige zondagse hoed
  • Leerstellige zuiverheid
  • Pastorale prestaties
  • Morele eigendunk
  • Je vlotte babbel
  • Je scherpe geheugen

Het is kennelijk lastig om iets bij jezelf te ontmaskeren als afgod en daarom worden er wat handvatten voor gegeven. Maar omdat dat ook geen echte oplossing biedt, wordt afgesloten met de enige remedie die naar de mening van de schrijver overblijft:

“… radicale bekering: het de rug toekeren van die afgoden en het zoeken van de dingen die boven zijn, ‘de levende God, Die, als je Hem vindt, werkelijk je leven vervullen kan’ “.

Waarom geen bijbelse definitie?

Nu hebben we het bovenstaande niet beschreven om er op een of andere manier de draak mee te steken. Maar om te laten zien waar het toe kan leiden wanneer we niet begrijpen waar het bij afgoderij om gaat. Want zonder te weten hoe God Zelf afgoderij definieert, komen we in een woud van subjectiviteit terecht, waarin iedereen de weg kwijtraakt. Want of een smartphone nu een afgod is of niet, daar zou je oeverloos over kunnen discussiëren. En wat voor jou een afgod is hoeft dat voor een ander helemaal niet te zijn. Zodat je op een gegeven moment denkt: ‘laat maar zitten’.

Volgens de Bijbel is afgoderij heel simpel gezegd: ‘tot God naderen op de wijze waarop de heidenen tot hun goden naderen’ (zie ook hier). Of je zou het ook zo kunnen zeggen: ‘tot God naderen op een manier dat je Hem kunt ervaren’. Want het ‘ervaren’ van de onzichtbare wereld is wat de mensen nastreven. Ze willen ‘God’ of ‘dat wat groter is dan wijzelf’ ervaren (zie hier).

Het staat in groot contrast met de manier waarop de God van de Bijbel gediend wil worden. Wanneer we tot God naderen, moeten we ‘geloven dat Hij is en dat Hij beloont wie Hem zoeken’ (Hebreeën 11:6). Geloven is compleet anders dan en juist tegengesteld aan ervaren. Het verlangen ‘God’ te ervaren stuurt mensen in de verkeerde richting en brengt ze onder demonische invloed.
Helaas is dat iets wat helaas de meeste christenen niet weten. Maar juist daarom is het nodig om te zien wat God Zelf zegt over afgoderij en wat daarmee verbonden is.

Neocalvinistische bekering

Aan het eind van het artikel wordt gezegd dat radicale bekering de enige mogelijkheid is om de afgoden kwijt te raken.

“… radicale bekering: het de rug toekeren van die afgoden en het zoeken van de dingen die boven zijn, ‘de levende God, Die, als je Hem vindt, werkelijk je leven vervullen kan’ “.

Als ik het artikel goed begrijp is dit een citaat uit het boek van Keller, die in het artikel trouwens ook ‘neocalvinist’ genoemd wordt. Dan wordt ook duidelijk dat dit eigenlijk net zo’n soort bekeringsoproep is als we bij John Piper gezien hebben (zie hier) en bij ‘Zie uw God’ zijn tegengekomen (zie hier).
Het komt er steeds op neer dat je eerst al het zondige radicaal verwijdert uit je leven, voordat je ‘de vervulling’ kunt vinden; voordat je God als het hoogste kunt genieten.

Opvallend is de korte tussenzin ‘als je Hem vindt’. Dat laat zien dat het een zoektocht is en dat niet zeker is dat je ook vindt wat je zoekt. Waarschijnlijk hangt het ervan af hoeveel afgoden je in staat bent radicaal te verwijderen.
Zo langzamerhand begrijp ik dat bij al deze neocalvinisten dit het ‘evangelie’ is – en ik geef het weer in mijn eigen woorden – ‘strek je uit naar God, verlang naar Hem, en verwijder elke zonde uit je hart en leven, dan zal God je genadig zijn en je verhoren’. Maar dit is niet het evangelie, hoogstens een ‘half evangelie’.

Bekering volgens de Bijbel

De Bijbel laat ons een andere weg van bekering zien.

  • Begrijp dat je een zondaar bent en op weg naar het eeuwige oordeel van de heilige God.
  • Begrijp dat Christus – door God gezonden – mens geworden is en op Golgotha de zondaarsdood gestorven is, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
  • Als je deze dingen gelooft, moet je de Heer Jezus Christus persoonlijk aannemen als je Heiland en Heer.

Dat is geloof: geloven wat God in Zijn Woord zegt over jou en je eeuwige bestemming. Geloven wat God zegt over Jezus Christus en Zijn plaatsvervangend lijden. Die dingen zijn waarheden – zoals God het ziet en beoordeelt –  die je voor jezelf in geloof moet aannemen.
Dat is bekeren: je omkeren naar God en deze dingen voor jezelf aannemen en dan kun je dat nieuwe leven gaan leven. Dan kun je je verheugen in het eeuwige heil dat nu ook voor jou is.
Dan kun je God danken voor Zijn onuitsprekelijke gave en de Heer Jezus danken voor Zijn werk van verzoening op het kruis.

Dan ben je een kind van God en ontvang je van Hem de Heilige Geest. Vanaf dat moment hoor je niet meer bij deze wereld die in het boze ligt, maar bij de hemel en mag je dat nieuwe geestelijke leven uitleven hier op aarde (zie ook hier). Dan mag je God dienen, Zijn Woord lezen en groeien in de kennis van onze Heer Jezus Christus.

Dat is het nieuwe leven dat je ontvangen hebt, zoals het er staat ‘Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.’ (2 Korinthe 5:17). Voor je bekering leefde je voor jezelf, voor de zichtbare dingen, maar nu is Christus je leven. Nu zijn Hij, Zijn dingen en Zijn toekomst het belangrijkste voor je. Dat zijn de dingen waar je het meest en het liefst mee bezig houdt. Het zijn de dingen die de blijdschap in je hart geven en de lofzang uit je hart doet opstijgen tot Hem.

Je oude leven verandert ook – het oude is voorbijgegaan. Het wordt anders omdat je fundamenteel anders in het leven staat: primair gericht op de hemel – waar Christus is – en dat heeft invloed op je dagelijkse leven hier op de aarde.

En de zonde dan?

Maar hoe zit het dan met de zonde? Ben je dan een ‘beter mens’ of een heilige geworden? Nee, helaas niet, want je moet je goed realiseren dat je je zondige natuur nog steeds hebt. Dat is ‘de zonde in ons’ die verbonden is met het sterfelijke lichaam. Die zondige natuur heb je nog steeds en die is ook niet veranderd. Sterker nog, die kan ook niet veranderd of verbeterd worden. Paulus zegt het zo: dat ‘het vlees [dat is de zondige menselijke natuur] zich niet onderwerpt aan de wet van God, want het kan dat ook niet’ (Romeinen 8:7).

Maar gelukkig bepaalt ‘het vlees’ niet meer het leven van de gelovige zoals vroeger en het beheerst hem niet meer. Anders gezegd: je bent geen slaaf meer van de zonde: ‘Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.’ (Romeinen 6:6).

Het woord ‘tenietdoen’ betekent niet dat iets niet meer bestaat, maar dat ‘zijn macht/invloed/kracht is ontnomen’. Dat is ook precies wat de tekst zegt: we dienen de zonde niet meer als slaaf.

Maar ieder gelovige zal als hij eerlijk is, moeten erkennen dat hij nog zondigt. De apostel Johannes zegt het zo: ‘Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Johannes 1:8-9). Ook wanneer we gezondigd hebben, hebben we vrijmoedigheid om tot God te gaan en te belijden: ‘En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God’ (1 Johannes 5:14).

Een Vader die het beste met ons voor heeft

Bovendien is het zo dat iedere gelovige de hand van God de Vader in zijn leven kan zien, omdat Hij ons ‘niet met rust laat’ om het zo maar eens uit te drukken. Je leest erover in Hebreeën 12 vanaf vers 4. Wanneer je een kind van God bent – en geen bastaard – dan zal onze Vader correcties aanbrengen. Hij voedt ons op opdat we aan Zijn heiligheid deel zouden krijgen. Of anders gezegd: opdat we meer God toegewijd zouden leven; meer gericht op de hemelse dingen en minder op de aardse.
Zonde en de gevolgen ervan kunnen ons als gelovige nogal in de weg zitten. Het maakt dat je steeds weer naar de Here terug moet. Dit bewustzijn van ‘onvolmaaktheid’ [laten we het zo maar even noemen] houdt ons ook nederig en maakt ons er van bewust dat we genade nodig hebben. Genade om te leven tot eer van God en van de Heer Jezus. Daarom is de Heer Jezus ook onze Hogepriester, die mee kan lijden met onze zwakheden.

“Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (Hebreeën 4:16).

“Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade,
opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.”
– Hebreeën 4:16 –

Daarbij heeft genade te maken met Gods zegeningen die we ontvangen, ook al verdienen we ze niet. En de barmhartigheid heeft er mee te maken dat we van God niet ontvangen wat we eigenlijk wel verdiend hebben. Dan ontfermt Hij Zich over ons.

Dit leven uit genade moeten we leren en we moeten daarin voortgaan, want zo blijven we afhankelijk van onze grote God en Heiland, Jezus Christus. We moeten als gelovigen elkaar aanmoedigen opdat “… niemand achteropraakt in de genade van God” (Hebreeën 12:15).

Een groot struikelblok

De aanwezigheid van de zonde in de gelovige is voor veel christenen een groot probleem. Voor zover ik kan zien is dat de oorzaak van dat velen afhaken van het geloof dat ze eenmaal hebben beleden. En veel anderen komen terecht in een ‘leven van godservaringen’ waardoor ze menen dat het daarom tussen hen en God goed zit. 

Er is hierover weinig gezond bijbels onderwijs voorhanden, er wordt weinig over gepreekt en er is wat deze dingen betreft weinig onderlinge bemoediging op je weg als christen. Het gevolg ervan is dat velen òf helemaal afhaken òf op dwaalwegen terecht komen door eenzijdig onderwijs.

Aan de ene kant is er de bekende opvatting dat je bij de bekering Gods Geest en een nieuw leven krijgt. Dan kom je er vanzelf een keer achter dat je nog steeds kunt zondigen en het ook doet. Het gevaar is dan groot dat je in het charismatische verstrikt raakt, want dan ervaar je toch dat God je liefheeft en dat Hij zelfs in en door jou heen werkt! Maar dan kan het ook nog zo zijn dat de ontdekking dat het in je leven niet alleen maar ‘van de Geest’ is, een zo’n grote teleurstelling is dat je het geloof maar achter je laat.

De andere opvatting is dat je de zonde moet uitroeien, liefst met wortel en tak. Dat is hard werken en vechten tegen de zonde, maar ook dan kom je erachter dat het niet werkt en dat het niet beter wordt. Ook bidden en Bijbellezen helpt je niet verder; het geloofsleven blijft somber en dor.
Maar ook dan is er het grote gevaar dat je misleidt wordt door te verlangen naar een ‘godservaring’. Iets mystieks in ieder geval, waardoor je zeker weet dat het tussen jou en God toch wel goed zit en dat Hij toch wel van je houdt.

De weg naar de afgoderij

Wanneer ik zo wat over deze dingen nadenk, komt bij mij het onderwijs uit de brief aan de Hebreeën naar boven. We hebben het daar al eerder over gehad (zie hier) en moeten daarover binnenkort nog een keer uitgebreider schrijven.
Maar voor nu beperken we ons door te constateren dat we als gelovigen moeten leren om te leven in het geloof dat

  • …. we een volmaakte Hogepriester in de hemel hebben, die een volmaakt offer gebracht heeft en eens voor altijd met Zijn eigen bloed is ingegaan in het binnenste heiligdom.
  • …. Christus en Zijn offer voldoende is voor ons leven hier op aarde
  • …. Christus Jezus zelf de genadetroon is, tot Wie we gaan om genade en barmhartigheid te verkrijgen (4:12-14).
  • …. We een Vader hebben die in ons leven bezig is om ons meer toegewijd aan Hem te maken (12:5-11).

Het gaat in de brief aan de Hebreeën om onderwijs waarvan de schrijver zegt dat het ‘vervolgonderwijs’ is (6:1-2). Dat zou wel eens het vervolg kunnen zijn op het evangelie dat hij in de brief aan de Romeinen uiteenzet. Het zijn dingen die je moet weten voor een leven in geloof. Ze hebben te maken met het vertrouwen op de volmaaktheid van Christus’ werk met het oog op onze eigen ‘onvolmaaktheid’ [om het maar eens eufemistisch uit te drukken].

vertrouwen op de volmaaktheid van Christus en zijn werk
met het oog op onze eigen ‘onvolmaaktheid’

Wanneer we deze dingen niet leren in de praktijk van ons leven, lopen we groot gevaar in afgoderij terecht te komen. Want dan hebben mensen behoefte aan een ervaring van God die hen overtuigd dat ‘het goed zit’ en ‘dat je geliefd bent’.  Zonder dat we op Christus vertrouwen voor ons leven hier beneden.

Christus is de Leidsman en Voleinder van het geloof

Je kunt van alles wat er in de wereld te koop is en van alles wat je denkt en vindt zeggen dat het een afgod kan zijn, maar daarmee versimpelen we de werkelijkheid wel heel erg. Je krijgt dan een wereldbeeld waarin een christen de (Bijbelse) weg niet meer kan vinden. Het is heel verwarrend en alles wordt subjectief. Want wat voor de één een ‘afgod’ is hoeft dat voor een ander niet te zijn.  Het maakt mensen onzeker over de weg van het behoud.

Als we van alles een ‘afgod’ kunnen maken, blijft bovendien in de  mist wat Gods Woord eigenlijk bedoelt met al de waarschuwingen tegen afgoderij. Dan is het ook geen wonder dat mensen gaan  verlangen naar het moment dat ‘het je gegeven wordt’ en de mystieke ervaring van ‘het goddelijke’ je  overkomt.

Elke christen zal na zijn bekering ervaren ‘niet volmaakt’ te zijn. We ontdekken wie we ‘van nature’ zijn en wat ‘ons vlees’ is en dat noodzaakt ons tot een nederig leven en een leven uit Gods genade.
Maar we ontdekken dan ook dat Christus – Zijn Persoon en Zijn werk – volmaakt is en meer dan voldoende is om ons te behouden en te brengen in Zijn heerlijkheid.

En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt,
terwijl wij het oog gericht houden op Jezus,

de Leidsman en Voleinder van het geloof.
Hebreeën 12:1-2


Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht.
De dood van Christus voor de zonden, van eeuwigheid als grond gelegd.
Die grond zal vast, onwrikbaar staan, als aard’ en hemel ondergaan.

Het is het eeuwige erbarmen, dat mijn besef te boven gaat,
het zijn de liefdevolle armen, het is Zijn hart dat openstaat.
Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft die zich geheel Hem overgeeft.

O, afgrond waarin alle zonden verzinken en niet meer bestaan!
O, diep geheim van Christus’ wonden, – het oordeel is teniet gedaan!
O, Heer, Uw bloed roept voor altijd: barmhartigheid, barmhartigheid!

Daarop wil ik gelovig bouwen, getroost, wat mij ook wedervaart;
mij aan Gods Vaderhart vertrouwen, wanneer mijn zonde mij bezwaart.
Steeds vind ik daar opnieuw bereid oneindige barmhartigheid.

Geestelijke Liederen 277 – Johannes de Heer 641