Een charismatisch avondmaal

De Heer Jezus heeft ‘het avondmaal’ ingesteld voor Zijn discipelen als een herinneringsmaaltijd. Hij wilde graag dat ze bij voortduring zich zouden herinneren wat Hij op het kruis van Golgotha voor hen heeft gedaan. Dat is de christelijke eredienst waarin het gaat om het werk van Christus. Eenvoudig ‘het brood breken’ en Hem gedenken; “Doe dit tot Mijn gedachtenis”.

Jammer genoeg wordt in grote delen van de christenheid het avondmaal opgevat als een sacrament, een heilig ritueel, waardoor God of het goddelijke te ervaren zou zijn. Twee citaten daarover geven dat denk ik wel goed weer.

Voor de een staat het gedenken van Zijn leven, Zijn lijden en sterven centraal, anderen ervaren Zijn aanwezigheid bij de maaltijd of zelfs het verenigd worden met Christus, omdat Hij Zichzelf geeft in dit sacrament. Het kan ervaren worden als een lichamelijke en rituele ontmoeting met God Zelf.” (Bron)

Het christelijke ritueel van avondmaal of eucharistie is een specifiek voorbeeld van zo’n heilige maaltijd waarin contact met het goddelijke plaatsvindt (…)” (Bron)

Dat de rooms-katholieke mis hier een bijzonder voorbeeld van is, waarin zelfs ‘de éénwording met God’ ervaren kan worden, hebben we eerder al gezien.

Maar nu komt er dan plotseling iemand met een bizar voorbeeld uit de charismatische wereld en maakte me attent op een boek van Joseph Prince. Prince – prediker van het welvaartsevangelie uit Singapore – belooft genezing en gezondheid als je weet hoe je het avondmaal moet eten. Dan kun je de kracht van die maaltijd ervaren en zijn de gevolgen geweldig.

Prince is niet de enige die dit tegenwoordig onderwijst, ook aan de andere kant van de wereldbol wordt het geleerd en heeft Bill Johnson – de super-charismaat uit Californië – er een boek over geschreven. Maar nog mooier, zelfs ‘onze’ Nederlandse Jan Zijlstra heeft het er over.

Kennelijk gaat men er tegenwoordig in de charismatische christenheid van uit dat er een soort van ‘magische kracht’ uitgaat van het avondmaal. Alleen noemen ze het niet ‘magische kracht’, maar bijvoorbeeld ‘goddelijke genezing” of ‘leven en gezondheid’.

Jan Zijlstra beweert ook dat wanneer je het Avondmaal op de goede manier gebruikt, je ‘goddelijke genezing’ zult ontvangen. De beschrijving in de webshop omvat bijvoorbeeld de volgende tekst.

“Als wij die volle zegen willen ervaren, dan zullen wij allereerst de betekenis van het Avondmaal moeten weten. Weten wij dit niet, dan zal de zegen van het Avondmaal maar zeer beperkt tot ons komen of geheel door ons gemist worden.
Jezus had een sterk verlangen om met Zijn discipelen het eerste Avondmaal te vieren. Hij verlangde dat de zegen die daaraan verbonden is, tot hen zou komen. Voorafgaand aan het Avondmaal had Jezus in Johannes 6:54 gezegd: ‘Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige leven.’
Zoals Israël door het bloed van het Pascha verlost werd, zo worden ook wij door het bloed van Jezus verlost. Zoals Israël door het Pascha te eten genezen werd waardoor zij Egypte niet gebogen, maar rechtop en gezond verlieten, zo zullen ook wij door het Avondmaal genezing ontvangen.”.

Het lijkt er wel op dat ze elkaar hun ‘dromen vertellen’ zoals de profeten destijds (zie Jeremia 23:27), waardoor ze allemaal dezelfde verhalen aan hun toehoorders voorhouden. Maar omdat het ‘leugenprofeten’ zijn, weten we uit welke bron ze deze opvattingen putten.

Recent las ik dat ook Tom de Wal zijn ‘collega’s’ napraat en dezelfde opvatting verkondigt in zijn boek ‘Jezus aanraken’ (zie hier voor een kritische beoordeling van het boek)

“Volgens de Wal geneest de ceremonie van het avondmaal, het maakt dat ‘de kracht ter genezing’ je bereikt. (p. 103-108). Dit is verbijsterend.  Ik citeer: “Ook wij mogen vandaag beseffen hoe groot de genezende kracht van Jezus Zijn lichaam is en dat die kracht vrijkomt als we deelnemen aan het avondmaal, als wij vandaag onder het Nieuwe Verbond de verbondsmaaltijd tot ons nemen, ontvangen wij ook de genezende kracht in ons lichaam …” (pp. 105,106).
De kracht komt vrij als we deelnemen aan het avondmaal.”

Een magisch ritueel

Als je probeert op internet een beeld te krijgen van de vraag of het een bekend gegeven is dat je van eten een mystieke ervaring kunt krijgen, dan kom je er al gauw achter dat het antwoord daarop ‘ja’ is. Bij de mysteriegodsdiensten behoorden maaltijden tot de rituelen en ook vandaag de dag kom je het tegen. Zo is er een site ‘Mindful-eten‘ waarop ik het volgende gedicht vond.

Voor de maaltijd
In het brood,
is het graan,
is de akker,
is de wassende maan,
is de brandende zon,
is de ploegende boer,
is de hand van de bakker,
is de Bron.
Etend proef ik het geheimenis,
dat in al het Ene is.

Gedicht van Hein Stufkens, uit: Waarvoor ik dien.

Opmerkelijk is dat hier verwoord is dat God (‘de Ene’) in alles is. Dat is de zienswijze van het pantheisme, inhoudend dat ‘god’ in alles, dus ook in de materie zoals het eten, aanwezig is. Wanneer dat je zienswijze (of je ‘geloof)’ is, dan kun je ook, als je je daarvoor openstelt, in alles dat ‘geheimenis proeven’, oftewel die mystieke ervaring opdoen.

Die mystieke ervaring wordt niet veroorzaakt door het voedsel of door enige andere materie, zelfs niet door het ritueel, maar door ‘de god’ in de onzichtbare wereld voor wie de mens zich openstelt. Immers, het is je verlangen en je zoeken naar die ervaring, die dan ingevuld wordt door demonen. Het is de manier ‘waarop de volken hun goden dienen’ om met Mozes te spreken (Deuteronomium 12:30).

Het is dan ook goed te begrijpen dat allerlei dingen of gebeurtenissen in de fysieke wereld bij mensen die zich daarvoor openstellen een mystieke ervaring oproepen, die ze dan ‘God’, de ‘Geest’ of ‘Jezus’ noemen. Voor iemand met een niet-christelijke achtergrond is het ‘magisch’, ‘energie’, ‘liefde’ of misschien wel ‘de Kracht’.

Het eten van voedsel is dus een van de vele dingen die mensen op een zodanige manier (als ritueel) kunnen doen, dat ze de onzichtbare werkelijkheid lichamelijk ervaren. Geen wonder dat christenen verleid worden om ook het avondmaal op soortgelijke wijze te gebruiken.

Wat we van Paulus kunnen leren

Paulus heeft in de eerste brief aan de Korinthiërs wel wat over het onderwerp te vertellen. De gemeente in Korinthe leefde in een heidense wereld en stond dus onder invloed daarvan. Het gevaar was dat allerlei heidense opvattingen en praktijken de gemeente zouden binnensluipen. Wat dat betreft is onze huidige tijd daar goed mee te vergelijken.

Onwaardig aan het avondmaal

In hoofdstuk 11 maakt Paulus duidelijk dat het “Avondmaal van de Heer” niet bedoeld is om te voorzien in onze eigen behoeften en verlangens. De Heer Jezus heeft het uitsluitend ingesteld opdat we aan Hem zouden denken: “Doe dat tot Mijn gedachtenis” (11:23-26), Elders is al een korte uitleg over 11:17-34 gegeven en deze gaan we hier niet herhalen (zie document, pagina 3).

Wanneer we de ‘maaltijd van de Heer’ – dat is de eredienst – gebruiken om te voorzien in onze eigen behoeften, dan misbruiken we haar en Paulus noemt dat ‘op onwaardige wijze’ aan de maaltijd deelnemen (vers 27,29). De Here kan dat niet laten voorbijgaan. zodat Hij moet oordelen, zoals ook in Korinthe gebeurd is (vers 29-34). Zo ernstig is dat.

Voedsel brengt ons niet dichter bij God

In 1 Korinthe 8 gaat Paulus in op een vraag over het eten van afgodenoffers (vers 1). De vraag was hoogstwaarschijnlijk of je als gelovige wel mocht eten van dat wat aan de afgoden geofferd was. Sommige gelovigen vonden kennelijk van wel, anderen meenden van niet. Paulus maakt duidelijk dat het mag (hij noemt het ‘vrijheid’ in vers 9), maar dat we het niet doen omdat sommige van onze broeders daardoor ten val zouden kunnen komen en zelfs ‘verloren gaan’ (vers 11).
Nu gaat het ons hier niet om het hele betoog, maar dat Paulus in zijn argumentatie iets belangrijks zegt dat we hier even willen uitlichten. Het gaat om de tekst in vers 8, die luidt “Voedsel nu brengt ons niet dichter bij God, want hetzij wij eten wij hebben geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij lijden geen gebrek“.

Klik op de afbeelding voor een uitgebreidere behandeling van 1 Kor. 8:8

In de heidense offerdiensten was het normaal om voedsel aan de goden te offeren, dan wel om rituele maaltijden te houden. Het werd in ieder geval gebruikt om dichter bij ‘het mysterie’ te komen. Het heidense idee is dat materie (in dit geval voedsel) de mens dichter bij de godheid brengt, tenminste als je de rituelen in acht neemt die daarvoor gelden.
Dat idee nu bestrijdt Paulus met zijn uitspraak in vers 8; hij zegt dat dit heidense idee niet geldt voor het christelijk geloof. Daar is het niet zo dat er materiele of zichtbare dingen zijn waardoor je God meer zult ervaren. En ook is het niet zo dat God verder weg is als deze materiele dingen er niet zijn.

Paulus maakt hiermee duidelijk dat het – in tegenstelling tot het heidendom – in het christelijk geloof gaat om een geestelijke relatie met God, de Vader en de Heer Jezus Christus. Een geestelijke relatie waar geen materiele middelen of rituelen voor zijn om die relatie tot stand te brengen of te bevorderen.

In het christendom is de relatie tussen de mens en God een geestelijke relatie met God de Vader en de Heer Jezus Christus.

Paulus onderstreept dit wanneer hij uiteenzet hoe die relatie in elkaar steekt:

  • het is een relatie van liefde; de gelovige: “heeft God lief en wordt door Hem gekend is” (vers 3); over ‘God liefhebben’ hebben we elders op de site al het nodige gezegd;
  • de gelovige weet dat “er geen andere God is dan Één” (vers 4), ook al hebben de mensen hun eigen goden;
  • de gelovige weet dat deze enige ware God is “de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heer: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem” (vers 6).

Paulus gaat er in dit gedeelte van uit dat de gelovige een relatie met God heeft (het wederzijds kennen; vers 3) en het juiste ‘geloofssysteem’ heeft. Dat laatste is vooral hoe de mens zich verhoudt tot de enige ware God en Jezus Christus (verzen 4 en 6). Dan weet zo iemand ook dat de relatie tot God een geestelijke relatie is, die niet door fysieke middelen – zoals afgodenoffers, bijvoorbeeld vlees – beïnvloed kan worden (vers 8). Dan weet je dat zo’n geestelijke relatie niet lichamelijk te ervaren is. Wanneer dit je overtuigingen zijn, dan loop je door het nuttigen van afgodenoffers in een afgodstempel geen gevaar. Want het probleem van de afgoderij zit op zichzelf niet in de fysieke, zichtbare dingen.

Maar Paulus maakt ook duidelijk waar het probleem dan wèl zit: in het bewustzijn. Hij noemt het ‘een zwak geweten’ of ‘geweten van de afgod’ (vers 7). Het woord ‘geweten’ (HSV) betekent ook ‘bewustzijn’ zoals het in het Engels ook door één woord ‘conscience’ weergegeven wordt, zodat je mijns inziens beter kunt zeggen dat Paulus het heeft over een ‘zwak bewustzijn’ (vers 10,12) en een ‘bewustzijn van de afgod’ (vers 7). Even tussendoor: zie voor de relatie tussen geweten (in enge zin) en bewustzijn ook deze blog.

Er waren in de gemeente in Korinthe broeders (vers 13) die een ‘zwak bewustzijn‘ hebben, waardoor ze weer in het oude patroon van afgoderij zouden kunnen vervallen. Wanneer ze een (‘sterke’) gelovige in de afgodstempel van de offers zouden zien eten, dan zou dit voor hen een signaal kunnen zijn dat dit iets is wat een gelovige kan doen. Wanneer zo iemand dan ook van de afgodenoffers zou eten, zou hij met zijn ‘zwakke bewustzijn’ gemakkelijk in een staat van ‘hoger bewustzijn’ terechtkomen. Dan komt hij opnieuw in contact met en onder invloed van de onzichtbare godenwereld en volgens Paulus gaat zo iemand dan verloren (vers 11). Voor Paulus is dat reden genoeg om dan geen afgodenoffers te eten, want dan zondigt hij tegen de broeders. Hij noemt het zelfs ‘zondigen tegen Christus’ (vers 12).

Samengevat

Paulus maakt duidelijk dat:

  • wat je denkt over je relatie tot God moet op de Bijbel gefundeerd zijn. Onze God is anders dan alle goden en kan niet lichamelijk ervaren worden;
  • er geen middelen of rituelen zijn waardoor je God meer zou kunnen ervaren;
  • de ‘maaltijd van de Heer’ niet misbruikt mag worden voor onze eigen behoeften.

Wat mij betreft is het charismatische avondmaal een gevolg van de charismatische dwaalleer dat we de geestelijke dingen lichamelijk kunnen ervaren. Dan krijgen op een gegeven moment alle heilige dingen een onbijbelse en zelfs heidense inhoud en ontkomt ook het avondmaal er niet aan.

Laten we simpel ‘de dood van de Heer verkondigen’ als we bij elkaar zijn en doen wat Hij ons nadrukkelijk gevraagd heeft: “Doe dit tot Mijn gedachtenis!”

Het brood, de beker spreken
van U, Die hebt geboet.
U toont ons in dit teken
Uw lichaam en Uw bloed.
U hebt Uzelf gegeven,
U stierf voor onze schuld,
en nu bent U ons leven,
wij zijn met dank vervuld.

Wij denken aan Uw lijden,
terwijl wij aan Uw dis
ons, Heer in U verblijden,
daar 't heil ons zeker is.
Een zingen wij hierboven
het lied dat nooit verstomt;
en op de aarde loven
wij U totdat U komt!

Uit Geestelijke Liederen 2016, nr. 202