Worstelen met de Openbaring

Als je er niet tegen kunt om iets te lezen wat echt anders is dan wat je al dertig jaar of langer gelooft, dan moet je dit niet lezen. Dan kun je maar beter de Bijbel blijven lezen zoals altijd, de Heer Jezus Christus liefhebben, de mensen vertellen van het Evangelie en uitzien naar de spoedige komst van de Heer Jezus. Maar ik moet hier toch iets kwijt. Het gaat niet over de essentiële dingen van ons gemeenschappelijk christelijke geloof, dus wat dat betreft hoef je je niet ongerust te maken. Het gaat ook niet over de opname van de Gemeente. Maar het gaat over hoe we een heel specifiek punt dat met de opname te maken heeft interpreteren.

De opname van de Gemeente is een geheimenis

Dat de Gemeente van de Heer Jezus door Hem van deze aarde wordt opgehaald is een geheimenis (1 Korinthe 15:51). Het was in het Oude Testament door God niet bekend gemaakt. Paulus was degene die het mocht onthullen. Over de leer van de opname is veel te doen en er wordt onder christenen zelfs pennenstrijd over gevoerd.
Maar wat mij betreft is de Bijbel duidelijk: de Heer Jezus komt terug komt om Zijn gemeente op te halen en wij Hem zullen ontmoeten in de lucht. Ook geloof ik dat dat gebeuren zal zonder dat er daarvoor een aankondiging zal worden gegeven. Ten slotte geloof ik ook dat we daardoor bewaard blijven voor de toorn van God die over deze wereld komen zal. Op onze eigen pagina staan nog een paar linkjes over dit onderwerp.

Maar toch zit er aan de opname iets dat ik nooit heb begrepen en bij mij de laatste jaren steeds meer vragen oproept. Dat heeft te maken met de opvatting dat de aanwezigheid van oudsten in Openbaring 4 en 5 betekent dat de gemeente in de hemel is opgenomen. Op die manier wordt Openbaring chronologisch gelezen. Eerst de tijd van de gemeente op aarde in de hoofdstukken 2 en 3, dan het visioen in de hoofdstukken 4 en 5 waarbij de gemeente in de hemel is en dan de oordelen in de hoofdstukken 6 en verder.

De schema’s en de consequenties

Deze opvatting leidt ook tot allerlei schema’s waarin deze volgorde in de tijd wordt weergeven. Bovendien wordt dan in de meeste schema’s ook nog de laatste jaarweek van Daniel getekend. We hebben dan een compleet plaatje waarin de profetieën van het Oude en Nieuwe Testament mooi passen. Bovendien hebben we daarin de opname mooi gepositioneerd.

Bij deze uitleg en schema’s kreeg ik in de loop van de tijd steeds meer twijfels.
Het eerste is hoe het kan dat de hele beschrijving van Openbaring 6-19 in een periode van 7 jaar kan verlopen. Ik heb altijd veel moeite om me dat voor te stellen. Nu is dat op zich geen argument, want als de Bijbel beschrijft dat dit zo is, dan accepteer ik dat graag. Maar het idee bleef wringen. Dat werd nog versterkt toen ik twee jaar geleden het boek ‘De voetstappen van de Messias’ van Arnold Fruchtenbaum las. Dat is zeker een informatief en knap geschreven boek met veel waardevolle informatie, maar het kon mijn twijfel op dit punt niet wegnemen. De schrijver weeft allerlei profetieën uit het OT kunstig in het schema van de Openbaring en maakt er één geheel van. Waardoor de complexiteit van de gebeurtenissen in de jaarweek wordt alleen nog maar groter.

Het tweede probleem van het chronologisch lezen van Openbaring was dat ik daarin dingen tegenkwam die op elkaar leken, maar gezien de veronderstelde chronologie kennelijk op een later moment ook nog een keer zouden gebeuren. De logica en samenhang daarvan ontging me. Maar de uitleg van br J. Buddingh die we al een keer eerder genoemd hebben, loste dat probleem in zekere zin wel op. Hij is simpel gezegd van mening dat de verschillende oordelen parallel gelezen moeten worden. In die optiek komt na de zeven zegels het oordeel van Christus, de Koning der koningen en de Heere der heren (Openbaring 19). Eigenlijk zegt hij dat we Openbaring zouden moeten lezen als verschillende verhaallijnen over hetzelfde grote thema en over dezelfde periode. Net zo als we de vier Evangeliën lezen, waarbij elk Evangelie zijn eigen specifieke kenmerken heeft.
Deze manier van lezen is mijns inziens belangrijk en we komen er verderop op terug.

Over de opname van de Gemeente

Alle schema’s over Openbaring vertellen ons dat de Gemeente wordt opgenomen voordat de zegels van de boekrol worden geopend. Want zij wordt in Openbaring 4:4 en verder symbolisch voorgesteld in de 24 oudsten die in de hemel zijn. Dan is dus de gemeente in de hemel opgenomen, zo is de algemene uitleg.
De schema’s zijn meer of minder ingewikkeld, maar het basispatroon is steeds hetzelfde. Fruchtenbaum komt tot hele ingewikkelde schema’s – zie hierboven- maar ook hij is van mening dat vanaf hoofdstuk 4 de gemeente in de hemel is en de jaarweek is begonnen.
Ook H.L. Heijkoop was deze mening toegedaan en zo heeft hij dat onder andere ook verwoord in het oude boekje ‘De Toekomst’. Op pagina 28 zegt hij: ‘Alles wat we dus na Openbaring 5 vinden zal gebeuren nadat de gemeente in de hemel is.’ Maar in de aanvullende opmerkingen aan het eind van het boekje (pagina 96) wringt het kennelijk en laat hij op z’n minst ruimte voor een andere visie. Want hij schrijft daar dat nergens in de Bijbel letterlijk staat dat de gemeente voor het begin van de jaarweek wordt opgenomen. Dat was eigenlijk ook wel een aanmoediging om verder te blijven zoeken naar een uitleg die voor mij meer te begrijpen was.

Over de oudsten in de hemel bestaan veel verschillende opvattingen. Ik ga ze hier niet allemaal weerleggen, er is elders genoeg over geschreven (Bijvoorbeeld Ouweneel ‘De Openbaring van Jezus Christus’ Deel I). Zelf denk ik dat de 24 oudsten een representatie zijn voor de 12 stammen van Israël en van de 12 apostelen van de gemeente. De namen van de 12 stammen van Israël en de namen van de 12 apostelen komen ook voor op de poorten en fundamenten van het nieuwe Jeruzalem – de bruid van het Lam (Openbaring 21:12,14).
Of dit nu juist is of niet, elke uitleg is interpretatie en in alle gevallen staat er niet een directe uitspraak dat de gemeente in de hemel is.

  • Perspectief A (PA): de gebeurtenissen van Openbaring 6 vinden plaats na de opname van de gemeente
  • Perspectief B (PB): de gebeurtenissen van Openbaring 6 zouden (voor een deel) plaats kunnen vinden voor de opname van de gemeente.

De vraag of de gemeente al in de hemel is of niet, is ook van groot belang voor de vraag hoe we met de profetie van dit boek omgaan. Wanneer Openbaring 6 en verder gebeurt na de opname (PA), zijn het dus gebeurtenissen die wij hier op aarde niet meer zullen meemaken. Dan zijn nog steeds sommige dingen in deze hoofdstukken wel goed te duiden, vooral als ze een sterke relatie hebben met profetieën uit het Oude Testament. Maar andere dingen blijven gissen en zijn lastig te duiden. Zo zijn er veel verschillende opvattingen over wat de oordelen bij de zegels wel zouden zijn. Ik bedoel het niet oneerbiedig, maar je krijgt dan een soort van Bijbelse waarzeggerij.

Profetie in de bijbel is er niet opdat wij de toekomst zouden kunnen voorspellen. Bijbelse profetie is in eerste instantie bedoeld om te laten zien Wie God is en hoe betrouwbaar Zijn Woord is; hoe betrouwbaar Zijn beloften zijn. Dat betekent dat je terug kunt kijken en kunt zien hoe de Here de dingen die nu gebeuren al heeft voorzegd. Petrus deed dat bijvoorbeeld op de pinksterdag toen hij de dingen die er toen gebeurden en met de Heer Jezus gebeurd waren, uitlegde met verwijzing naar de profetieën van het Oude Testament (Handelingen 2).
En wat te zeggen van de kerkgeschiedenis die we zien in Openbaring 2 en 3? Alleen wij die terugkijken kunnen zeggen dat dit voorzeggingen zijn die we in de geschiedenis werkelijkheid hebben zien worden. Maar als je leefde in de tijd van de apostelen was het onmogelijk om deze brieven profetisch te duiden. Voor hen hadden ze alleen een directe betekenis, die ze trouwens voor ons ook nog hebben en waar we wellicht te weinig aandacht aan geven.

Wanneer de gebeurtenissen met de zegels nog moeten geschieden – omdat de gemeente nog niet is opgenomen (PA) – dan zijn de symbolen lastig te duiden. Maar zou dat andere perspectief (PB) ook mogelijk zijn: dat we er misschien midden in zitten of een deel al ongemerkt voorbij is gegaan? En dat we ook kunnen terugkijken en op die manier zien wat er gebeurd is? Deze vraag stellen is compleet onmogelijk vanuit het eerste perspectief (PA), maar logisch en zinvol vanuit het tweede perspectief (PB).

Voordat we verder gaan om perspectief B te verkennen, toch eerst nog iets over de opname uit de brieven aan de gelovigen in Thessalonica.

De opname in de brieven van Paulus aan Thessalonica

Een tijdje geleden liep ik tegen 2 Thessalonicenzen 2 aan en las ik iets waar ik kennelijk altijd over heen gelezen had. Paulus gaat daar in op de vraag naar het tijdstip van de opname (2:1). De gelovigen in Thessalonica werden vanaf het begin vervolgd en verdrukt (1 Thessalonicenzen 1:6) en dat ging nog steeds maar door (2 Thessalonicenzen 1:4). Daarbij werden ze misleid door mensen die meenden dat de oordeelsdag van de Here al was aangebroken (2 Thessalonicenzen 2:2,3). Maar als dat zo was, hoe zat het dan met de opname van de gemeente waarvan Paulus hen eerder verteld had (zie 1 Thessalonicenzen 4:16,17)? Zou dat dan niet waar zijn, hadden ze het niet goed begrepen of – nog erger – hadden ze de opname misschien gemist? Kortom, hoe zit het met de opname gezien de vele vervolgingen?

Paulus beantwoordt deze vraag in de tweede brief aan de Thessalonicenzen en zegt dat de (oordeels-)dag van de Here nog niet gekomen is omdat de volgende dingen eerst moeten gebeuren: eerst moet de afval komen (2:3) en dan moet de antichrist zich in de tempel vertonen en zeggen dat hij God is (2:4). Daarna zal hij het oordeel van de Here ondergaan (2:8); dat is de (oordeels-)dag van de Here.

Paulus koppelt de opname van de gelovigen dus aan de openbaring van de wetteloze, dat is wanneer hij zich als God in de tempel van God vertoont. Maar eerst moet de gemeente dus opgenomen worden, want daarmee wordt ook de woonplaats van de Heilige Geest op aarde weggenomen. Dan woont Gods Geest – die de weerhouder wordt genoemd – niet meer op de aarde.
Die openbaring van de wetteloze, de antichrist, is zoals we weten op de helft van de 70e jaarweek. Hij trekt dan zijn masker af en laat zien wie hij in werkelijkheid is.

Wanneer het zo zou zijn dat de gemeente voor het begin van de 70e jaarweek zou worden opgenomen, dan zou Paulus dat toch gezegd hebben? Dan had hij kunnen refereren aan het 7-jarig verbond dat met Israël gesloten zal worden of aan de tempel die weer herbouwd zou worden. Maar hij doet dat niet; hij noemt heel expliciet en heel concreet het midden van de jaarweek en wat er dan in de tempel in Jeruzalem gebeuren zal. Ik denk dat dat van grote betekenis is.

Even het oude idee loslaten: zou dat gaan?

Op grond van al deze overwegingen

  1. kan ik uit het boek Openbaring niet concluderen dat de opname van de gemeente plaats vindt voordat de zegels van de boekrol geopend worden.
  2. meen ik uit de 2e brief aan Thessalonica op te kunnen maken dat Paulus de opname van de gemeente positioneert voor de gebeurtenissen op het midden van de 70e jaarweek.

Het kan best zijn dat je het voorgaande niet overtuigend vindt; misschien gezocht of mogelijk zelfs verwerpelijk. Dat mag en daar heb ik niet zoveel moeite mee. Maar dan zou ik je toch vriendelijk willen vragen om nog even mee verder te gaan in de zoektocht.

Want stel nou toch eens dat het waar is en dat er dan onvermoede vergezichten opdoemen?
Stel nu eens dat we nu in de tijd leven waarin een of meer van de zegels al verbroken zijn, dan is dat toch heel bijzonder? Wat zou ons dat niet te zeggen hebben?

Maar goed, als je dan na de volgende artikelen nog steeds niet overtuigd bent, nou, dan ga je gewoon weer terug naar de opvatting dat eerst de opname moet komen voordat de zegels verbroken worden.

Toch hoop ik dat je de zoektocht met me wilt meemaken en je bedenkingen even aan de kant kunt zetten.

In het volgende artikel proberen we te ontdekken wat de betekenis kan zijn van de boekrol die geopend wordt. Daarna gaan we zien of de gebeurtenissen die bij de zegels plaatsvinden ook al in een historisch perspectief geplaatst kunnen worden.